Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl werd in 1911 gebouwd. De bouwaanvraag werd ingediend door Theofiel De Clercq, aannemer van beroep. We kunnen ervan uitgaan dat aannemer De Clercq de eigen woning zelf ontwierp. De Clercq diende in 1914 ook een bouwaanvraag in voor de woning in de Scheldestraat nummer 27. Hij bezat een aannemersbedrijf en had in 1925 11 werknemers in dienst.

Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door een gesloten straatwand van middelhoge, vroeg-20ste-eeuwse bebouwing met relatief gelijke kroonlijsthoogte, waarbij vooral bepleisterde neoclassicistische gevelpartijen voorkomen, aangevuld met baksteenarchitectuur. Nummer 32 past zowel qua stijl, materiaalgebruik als volumetrie goed in het straatbeeld.

De rijwoning telt twee traveeën en drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel op geprofileerde hardstenen plint, is bovenaan afgeboord met een geprofileerde houten kroonlijst met tandlijst op klossen. Het gevelvlak is ingedeeld in twee gelijke traveeën waarbij de nadruk gelegd wordt op de licht uitspringende venstertravee aan de linkerzijde. Hierbij vormt het gelijkvloerse gevelvlak met imitatiebanden de sokkel voor twee pilasters van de kolossale orde die de bovenvensters flankeren. De pilasters staan op postamenten, zijn gecanneleerd en hebben geprofileerde kapitelen met schijfmotieven. Bovenop de kroonlijst is deze travee bekroond met een sober houten, driehoekig fronton, afwijkend uitgevoerd ten opzichte van het bouwplan. Behalve de imitatiebanden worden horizontale accenten gelegd door geprofileerde waterlijsten, doorgetrokken hardstenen lekdrempels en imitatievoegen op de verdiepingen. Beide gelijkvloerse gevelopeningen zijn getoogd. Aan de rechterzijde is een brede poortopening uitgewerkt en links daarvan een venster binnen een omlijsting van platte banden met oren en centrale sluitsteen. Alle vensters op de verdiepingen zijn rechthoekig en in de borstwering versierd met spiegels. Het rechtervenster op de eerste verdieping heeft een identieke omlijsting als het benedenvenster. Links daarvan wordt het venster bekroond met een uitkragend vlak en een geprofileerde kroonlijst. De twee vensters op de tweede verdieping worden bovenaan met elkaar verbonden door een doorlopende geprofileerde lijst, waarboven telkens een casement uitgewerkt is. Al het schrijnwerk is vernieuwd.

De aanwezigheid van een doorrit die de volledige rechterzijde van de gelijkvloerse verdieping inneemt, bepaalt de enkelhuisindeling. De doorrit verbindt de poort langs de straat met de achterliggende koer en geeft centraal uit op een smalle gang met trappartij. Deze trap scheidt de spreekkamer van de aannemer van de private achterliggende eetkamer. Achter het hoofdvolume van de woning is een smallere lage aanbouw aanwezig waarin de keuken, toilet en bergruimte (stal) ingericht zijn. Van de verdiepingen is geen planmateriaal beschikbaar, maar hier bevinden zich waarschijnlijk nog een leefruimte en slaapkamers.