Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl, met integratie van sierelementen uit de art nouveau werd in 1909 ontworpen in opdracht van handelaar Pieter Buyle-De Waele, die volgens de bouwaanvraag op dat moment in de Scheldestraat 64 woonde. Achter de woning werden gelijktijdig werkhuizen en een paardenstal gebouwd, die bereikbaar waren via een poort ter hoogte van de Klinkkouterstraat 25. Pieter Buyle had in 1906 ook al een bouwaanvraag ingediend voor een woning in sobere neoclassicistische stijl in de Scheldestraat nummer 66.
Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door een zeer heterogene bebouwing van vroeg-20ste-eeuwse rijwoningen van overwegend drie bouwlagen. Nummer 30 sluit qua stijl, materiaalgebruik en volumetrie goed aan bij de woning aan de linkerzijde (nummer 32), maar contrasteert met de rechts aanpalende gevelpartij in baksteenparement (nummers 14-28).
De rijwoning telt twee traveeën en drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De verzorgde bepleisterde en geschilderde lijstgevel op een hoge plint, wordt bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst boven een meanderlijst. De voorgevel wordt horizontaal geaccentueerd door het gebruik van parallelle banden, geprofileerde waterlijsten en hardstenen cordons. De lijstgevel wordt voorts verrijkt met decoratieve elementen in art-nouveaustijl zoals de lekdrempelversiering onder de bovenvensters en een cirkelvormig motief met verticale inkepingen op de bel-etage. Het gevelvlak is ingedeeld in twee ongelijke traveeën, waarbij de nadruk wordt gelegd op de bredere en licht uitspringende linker venstertravee met bekronend gebogen pseudo-fronton. De gevelopeningen van de gelijkvloerse en eerste verdieping zijn rechthoekig, deze op de tweede verdieping zijn getoogd. De vensters worden respectievelijk bekroond door een doorlopende geprofileerde lijst op de gelijkvloerse en tweede verdieping, én door een gestileerde rechte kroonlijst op uitgelengde modillons en gedrukte korfbooglijst op de bel-etage. Het schrijnwerk van de vensters met art-nouveauvormgeving werd vernieuwd naar oorspronkelijk model. De houten voordeur met deurroosters en bovenlicht, in de smallere rechtertravee, is toegankelijk via een bordes van twee treden met ernaast een gietijzeren voetschraper in de plint.
Volgens de bouwplannen van 1909 heeft de deels onderkelderde woning een traditionele enkelhuisindeling. Via de voordeur betreedt men de smalle inkomhal met bordestrap die naar de bovenverdiepingen leidt. De begane grond wordt links ingenomen door een salon aan de straatzijde die in verbinding staat met de achterliggende eetplaats. Achter en in het verlengde van de traphal was oorspronkelijk naast de koer een smallere éénlaagse aanbouw voorzien waarin de keuken, het schotelhuis, een toilet en bergruimte ingericht was. Van de bovenverdiepingen zijn geen plattegronden beschikbaar. Er kan van worden uitgegaan dat zich hier de slaapkamers bevonden.
Achteraan het L-vormige perceel, in het binnenblok en haaks ten opzichte van het woonhuis, bevond zich volgens de bouwplannen een grote atelierruimte onder zadeldak. Tegen de noordwestgevel was een paardenstal met sierlijk hekwerk en zelfs een mestput voorzien. Dit gedeelte was via een thans verdwenen poortvolume aan de Klinkkouterstraat toegankelijk.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen Sint-Amandsberg, BA-SA, 1909-0274.