Dit burgerhuis in neoclassicistische stijl werd in 1907 ontworpen door Roobaert in opdracht van Joseph Van Beerleire, die toen in de Nieuwbrugkaai 36 in Gent woonde. Vermoedelijk gaat het hier om de Gentse bouwkundige Fr. Roobaert die ook instond voor de eclectische meergezinswoning Van de Calseyde op het Falconplein nummer 41 in Antwerpen.
De woning behoort tot de oorspronkelijke indrukwekkende vroeg-20ste-eeuwse bebouwing, die langs het Muinkpark in de periode 1907-1915 tot stand kwam. Terwijl verschillende rijwoningen in de straat in baksteenbouw werden opgebouwd en opvallen door hun materiaalgebruik en decoratieve afwerking, vertoont dit burgerhuis met haar bepleisterde gevel nog kenmerken uit het neoclassicisme.
De rijwoning telt drie traveeën en drie bouwlagen boven een souterrain, onder een pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel staat op een hardstenen plint en wordt bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op zware modillons. Het gevelvlak met rechthoekige gevelopeningen is ingedeeld in een smalle deurtravee aan de linkerzijde en een als risaliet geaccentueerde brede venstertravee aan de rechterzijde, waarbij horizontale accenten gelegd worden door parallelle inkepingen in de bepleistering. Onderaan de rechtertravee zijn in de plint twee identieke souterrainvensters uitgewerkt, waarvan de diefijzers verdwenen zijn. Daarboven wordt de bel-etage verlicht door twee identieke gekoppelde vensters boven een hardstenen cordon. De eerste verdieping wordt gedomineerd door een houten driezijdige erker op een hardstenen voluutconsole. De erker is in alle zijden opengewerkt, en is zowel in de borstwering als in de bekroning versierd met geprofileerde panelen. Het geheel wordt bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op sierklossen, waarboven een smeedijzeren balustrade aangebracht is. Een brede deur- en vensterpartij geeft ter hoogte van de tweede verdieping uit op het balkon en is bekroond met een geprofileerd hoofdgestel op zware voluutconsoles en sierklossen. In de linkertravee leiden onderaan drie hardstenen treden naar een houten vleugeldeur met tandlijst, deurroosters en een bovenlicht. Daarboven is per verdieping een identiek venster uitgewerkt, waarbij de verdiepte borstwering onder de hardstenen lekdrempel versierd is met vegetale ornamenten. Alle gevelopeningen in de linkertravee hebben een identiek hoofdgestel, zoals de tweede verdieping van de rechtertravee. Al het vensterschrijnwerk is vernieuwd.
De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal vanwaar korte steektrappen zowel naar het souterrain als de bel-etage leiden. Op de bel-etage staan aan de rechterzijde twee salons met elkaar in verbinding, waarvan de salon langs de tuinzijde met veranda vermoedelijk als eetkamer ingericht is. De linkerzijde wordt ingenomen door de traphal, waarachter een smallere aanbouw met toilet en bergruimte aanwezig is. Van de overige verdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar. Er kan van uitgegaan worden dat het souterrain de dienstruimtes bevat en dat zich op de bovenverdiepingen de slaapkamers bevinden.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, Mutatieschetsen Gent, afdeling IV (Gent), 1908/18.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1907/J/4.