Dit ensemble van vijf identieke burgerhuizen in neoclassicistische stijl werd in 1858 ontworpen. De woning op de Muinkkaai 35 was in het bezit van Amélie De Schrijver. Zij diende in 1858 een bouwaanvraag in voor drie woningen met identieke gevelontwerpen. Deze bouwaanvraag omvatte zo niet enkel het ontwerp voor de woning op nummer 35, maar ook voor de woningen op nummer 36 en 37. Nochtans waren deze twee woningen volgens het kadaster in het bezit van bouwkundige Louis Beaufays. Ook nummer 40 en 41 kregen hetzelfde gevelontwerp. Nummer 40 was in bezit van Jan Jozef Allain, die bestuurder van een spinnerij was, en nummer 41 werd in opdracht van stadsbouwmeester Lodewijk Roelandt gebouwd. Volgens het kadaster werd nummer 41 al gebouwd in 1858, terwijl de overige 4 gebouwen pas in 1859 geregistreerd werden. Er kan aangenomen worden dat ofwel Lodewijk Roelandt, ofwel Louis Beaufays instond voor het ontwerp van het ensemble. De vijf percelen lopen door tot in de Hertstraat, waar ze worden afgesloten door een vernieuwde tuinmuur of garage.
Gezien de ligging op de oostelijke oever van de Muinkschelde, is de straat slechts langs één zijde bebouwd. Deze straatwand wordt gekenmerkt door een vrij homogene bebouwing van overwegend bepleisterde neoclassicistische rijwoningen, allen met gelijkaardige kroonlijsthoogte. Nummers 35 tot 41 passen enerzijds qua materiaalgebruik, volumetrie en stijl goed in het straatbeeld, anderzijds valt het ensemble op door zijn grote omvang.
Hoewel op de bouwplannen slechts drie panden opgetekend staan, bestaat het ensemble uit vijf grotendeels identieke rijwoningen met drie bouwlagen onder een doorlopend pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. Bij nummers 37 en 40 zijn recente dakuitbouwen aangebracht. De bepleisterde en geschilderde lijstgevels staan op een lage hardstenen plint en worden bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde kroonlijst op klossen. Nummer 35 heeft een hoger opgetrokken plint en heeft als enige zijn originele kroonlijst bewaard. Elke gevel is ingedeeld in twee gelijke traveeën met rechthoekige gevelopeningen. Horizontale accenten worden gelegd door imitatiebanden op de gelijkvloerse verdieping, de puilijst en de geprofileerde waterlijst van het hoofdgestel. In de linkertravee leiden drie hardstenen treden naar een houten deur met bovenlicht, waarvan het type verschilt bij iedere woning. Rechts daarvan verlicht een venster de gelijkvloerse verdieping, boven een keldervenster met diefijzers. Bij nummer 35 heeft het venster een gedecoreerd rolluikkastpaneel en versierde borstwering. Nummer 37 heeft twee gekoppelde vensters in de gelijkvloerse rechtertravee. Op de bovenverdiepingen zijn de vensters gevat in een spaarveld dat per travee in kolossale orde over beide verdiepingen doorloopt. Daarbij hebben alle vensters een identieke geprofileerde omlijsting met oren, een casement in de borstwering en een sluitsteen op de tweede verdieping. Bij nummer 40 is aan de rechterzijde van de eerste verdieping een balkon op gedecoreerde consoles en met smeedijzeren balustrade tussen gietijzeren stijlen aangebracht, waarop een deurvenster uitgeeft. Het vensterschrijnwerk van alle woningen op nummer 35 na werd vernieuwd, dit van nummer 36 bleef vermoedelijk behouden, maar werd aangepast. Bij nummer 35 verlicht een guillotineraam de gelijkvloerse verdieping, op de eerste verdieping zijn dit kruisramen en op de bovenverdieping tweedelige ramen.
Hoewel er geen bouwplannen van de interieurindeling beschikbaar zijn, kan gezien worden dat de woningen beantwoorden aan de conventionele opbouw van een hoofdvolume langs de straat met lagere smallere aanbouw naast een koer aan de achterzijde. Vermoedelijk hebben alle woningen ook een identieke interieurindeling.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, Mutatieschetsen Gent, afdeling IV (Gent), 1859/16, 1858/21.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1858/8317.