Dit burgerhuis met voorzichtig gebruik van geometrische vormen uit de art deco en bovenaan de gevel een bepleisterde band met vegetale motieven werd in 1923 ontworpen in opdracht van houthandelaar Ernest Van de Putte, die toen in de Brusselsesteenweg 437 in Gentbrugge woonde.
De basisbebouwing van de Tijgerstraat bestaat uit bescheiden rijwoningen van voor de Eerste Wereldoorlog, met eenvoudige bakstenen of bepleisterde lijstgevels. Deze woning werd gebouwd in het interbellum, maar sluit qua stijl, materiaalgebruik en volumetrie volledig aan bij de oudere woningen. De art-decovormgeving wordt zeer sober geïnterpreteerd.
De rijwoning telt twee ongelijke traveeën en drie bouwlagen boven een souterrain en onder een plat dak met uitkragende houten kroonlijst op klossen met bolornamenten. Onder de kroonlijst, een fries in stucwerk, met verfijnde vegetale motieven, die eerder aansluit bij de vormgeving van voor de Eerste Wereldoorlog, en die tevens niet wordt aangeduid op de geveltekening in het bouwdossier. De lijstgevel op lage hardstenen plint is opgebouwd uit bruin baksteenparement, verlevendigd met siermetselwerk en horizontale bepleisterde banden. Het gevelvlak is ingedeeld in een smalle deurtravee aan de rechterzijde en een brede venstertravee links daarvan. Alle vensters zijn rechthoekig en bevatten recent schrijnwerk.
De nadruk in het gevelontwerp wordt gelegd op de venstertravee, waarbij het souterrain en de twee daarboven liggende bouwlagen het meeste aandacht krijgen. Dit gevelvlak wordt geflankeerd door lisenen, die bovenaan bekroond worden door gesculpteerde topstukken. De onderste twee verdiepingen tussen de lisenen vallen op omdat ze volledig bepleisterd en geschilderd zijn. Onderaan is een souterrainvenster uitgewerkt met kwartholle dagkanthoeken. De verhoogde gelijkvloerse verdieping wordt daarboven verlicht door een convexe erker met drielicht, bekroond met een smeedijzeren balustrade. Deze schermt het balkon af waarop een vensterdeur onder rollaag uitgeeft. De tweede verdieping ten slotte heeft een drielicht, bovenop doorlopende hardstenen lekdrempel en onder rollagen.
In de rechtertravee geeft een brede segmentboogdeur toegang tot de woning; bewaarde houten vleugeldeur met deurroosters; hardstenen trede. Klein bovenlicht met houten raam met ruitvormige roedeverdeling, onder een rollaag en zowel in de borstwering als langs de dagkanten verlevendigd met siermetselwerk. Op de bovenverdiepingen, telkens een venster onder rollaag, met siermetselwerk in de borstwering uitgewerkt.
De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. Links van de inkomhal is het drie treden lager gelegen souterrain bereikbaar waar een voorplaats langs de straatzijde in verbinding staat met de gevelbrede keuken. Achter de keuken is een aanbouw aanwezig waarin een veranda, schotelhuis en toilet ingericht zijn. Van de bovenliggende verdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, Mutatieschetsen Gent, afdeling IV (Gent), 1924/44.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1923/T/12.