Dit samenstel van twee bijna identieke burgerhuizen met kleurrijke gele bakstenen lijstgevels werd in 1914 ontworpen door architect Edmond Maes. De opdrachtgever voor de woning op nummer 3 was kleermaker Alfred Libbrecht, die toen in de Stropstraat 104 woonde, en voor de woning op nummer 5 was dit bediende Gaston Syns, die toen in de Stropstraat 85 woonde.
Dit samenstel is representatief voor de bebouwing in de Tijgerstraat, waar de meeste voorgevels aanleunen bij de nieuwe stijlrichting uit het begin van de 20ste eeuw, voornamelijk door het materiaalgebruik en de afwerking van details. De gekende ontwerpen van architect Edmond Maes concentreren zich allemaal rond de toen nieuw aangelegde wijk rondom het Muinkpark. In de Tijgerstraat zijn ook de woningen op 35 en 37 van zijn hand. In zijn ontwerpen in deze straat valt de verwerking van tegeltableaus in de gevels op.
Het samenstel bestaat uit twee bijna identieke rijwoningen van twee ongelijke traveeën en drie bouwlagen onder een asymmetrisch pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. De lijstgevels zijn afgewerkt met een recente kroonlijst en staan op een hardstenen plint die ter hoogte van de linkertravee doorbroken wordt door een laag keldervenster met dievenijzers. Geel baksteenparement, met witte of groene bakstenen accenten voor sierlijsten en rollagen, en natuursteen voor cordonlijsten en sluitstenen. Alle muuropeningen zijn segmentbogig, met uitzondering van het brede bovenvenster van nummer 3.
De nadruk wordt gelegd op de brede, verdiepte venstertraveeën, gevat tussen lisenen en bovenaan met een boogfries afgesloten. De centrale houten erkers springen in het oog; op de bouwplannen waren beide erkers met afgeschuinde zijwanden, wat nu anders is uitgevoerd. Bij de linker woning betreft dit een erker met afgeschuinde zijden die volledig opengewerkt is met gekoppelde ramen met roedeverdeling in de bovenlichten. Zowel de borstwering als bovenpanelen zijn versierd met geprofileerde panelen en de erker wordt zowel bovenaan als onderaan afgelijnd met geprofileerde houten lijsten. De erker van de rechterwoning steunt op twee gedecoreerde consoles en heeft een rechthoekig grondplan. Boven de erkers geven vensterdeuren uit op een klein balkon, afgeschermd door een smeedijzeren balustrade die verschillend is vormgegeven bij beide woningen. Onder de erkers, segmentbogige vensters, links met een houten guillotineraam met roedeverdeling, rechts met recent schrijnwerk.
In de smalle deurtravee zit een deur met twee hardstenen treden; verdwenen voetschrapers in de plint. Daarboven bevindt zich per verdieping telkens een venster, waarbij de borstwering van de eerste verdieping versierd is met een keramisch tegeltableau, waarbij verschillende tegels gebruikt zijn bij beide woningen.
De ontwerper gaf beide woningen volgens de bouwplannen een identieke conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. De linkerzijde wordt ingenomen door een voorkamer die in enfilade staat met een achterkamer en veranda. Achter de traphal is een smallere lage aanbouw aanwezig met kleinere ruimtes, waaronder het toilet. Van de bovenverdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar, er kan van uitgegaan worden dat hier de slaapkamers ingericht zijn. Verder zijn de woningen volledig onderkelderd.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, Mutatieschetsen Gent, afdeling IV (Gent), 1915/13 en 1914/25.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1914/T/4 en 1914/T/3.
- BAECK M. & DEROM S. 2012: Tegels in gevels Gent, Fiets en wandelparcours, Gent, 56-57.