Dit burgerhuis in modernistische stijl werd in 1933 ontworpen door architect Adolphe Segers, die zelf al in de Paul Fredericqstraat woonde. De opdrachtgever was de handelaar Camiel Cyriel Goderis-Van de Casteele, die toen in de Brederodestraat 20 in Gent woonde. Het aannemersbedrijf van de Gebroeders Lievens stond in voor het bouwen van de woning.
Het ontwerp van Adolphe Segers sluit qua stijl helemaal aan bij de aaneengesloten bebouwing, waarbij 20ste-eeuwse baksteenarchitectuur overweegt. De woning valt echter op door zijn hogere bouwhoogte.
De rijwoning van twee traveeën breed en drie bouwlagen hoog onder een plat dak heeft een uitkragende houten kroonlijst, die aan de linkerzijde afgerond is. Het gevelvlak is ingedeeld in twee traveeën waarbij de rechthoekige gevelopeningen recent vensterschrijnwerk bevatten. Het gevelontwerp voor de lijstgevel is opgevat als een gelijkvloerse verdieping die met zijn hardstenen bekleding de sokkel vormt voor de bovenliggende identieke verdiepingen die in bruin baksteenparement opgebouwd zijn. Aan de rechterzijde verlicht een venster boven hardstenen cordon de gelijkvloerse verdieping. Links daarvan is een metalen beglaasde vleugeldeur met bovenlicht tussen dagkanten met gebogen hoeken toegankelijk via een hardstenen trede. Het uitzicht van de bovenverdiepingen wordt gedomineerd door een gevelbreed bepleisterde balkonborstwering per verdieping. De horizontaliteit wordt extra benadrukt door de aanwezigheid van parallelle lijnen in de bepleistering en de linkerzijde volgt telkens de afronding van de bovenliggende kroonlijst. De linkertravee is uitgewerkt met reliëfmetselwerk en bevat een vensterdeur dat uitgeeft op het balkon. De rechtse travee kraagt ter hoogte van beide bovenverdieping uit als een erker, waarbij telkens een breed venster uitgewerkt is. Bovenaan wordt de gevel afgesloten door een bepleisterde band die boven de linkertravee uitkraagt en langs de linkerzijde afgerond is.
De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de ruime woning een conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de brede inkomhal met trap. De rechterzijde van de woning wordt ingenomen door een salon langs de straatzijde dat in verbinding staat met de eetkamer. Achter de traphal is naast de koer een smallere lage aanbouw aanwezig waarin de keuken, bijkeuken en toilet ingericht zijn. Boven de keuken is de badkamer toegankelijk via het trapbordes. Op de eerste verdieping geeft de traphal uit op een gevelbrede voorkamer en een smallere achterkamer. De tweede verdieping is identiek ingedeeld, waarbij de voorkamer in twee smalle kamers ingedeeld is. Verder is de woning volledig onderkelderd.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen van particuliere woningen, G12, 1933/P/14.