Dit burgerhuis in modernistische stijl werd in 1937 ontworpen door architect Jules Lippens. De opdrachtgever was Maurice Joncheere, die toen in Hooiaard 9 woonde.
Architect Jules Lippens was vooral werkzaam in Gent tijdens het interbellum, en wordt als een verdienstelijke vertegenwoordiger van de Dudok-stijl gezien. Zijn eerste ontwerpen waren in neoclassicistische stijl, totdat vanaf 1925 de art-deco-elementen overheersten en vanaf 1928 de invloeden van Willem Marinus Dudok optraden. In dit ontwerp zien we de architect ook teruggrijpen naar de bootstijl met de patrijspoort op de gelijkvloerse verdieping. In het oeuvre van Lippens zien we vaker elementen uit de bootstijl optreden.
Het ontwerp van Jules Lippens sluit qua stijl helemaal aan bij de middelhoge aaneengesloten bebouwing in de Paul Fredericqstraat, waarbij midden-20ste-eeuwse, zakelijke baksteenarchitectuur overweegt. Het ronde patrijspoortje is een opvallend element in de straatwand.
De rijwoning telt drie bouwlagen onder een plat dak met uitkragende houten kroonlijst. De sobere lijstgevel staat op een lage hardstenen plint en is tweeledig opgebouwd. De in drie traveeën ingedeelde benedenverdieping is volledig gecementeerd en voorzien van imitatievoegwerk, en vormt zo visueel de sokkel voor de bovengevel, die in egaal geel metselwerk met brede lintvoegen is uitgevoerd. Beneden, aan de linkerzijde is een garagepoort uitgewerkt, waarnaast bovenaan aan de rechterzijde de inscriptie “L’ARCHITECTE LIPPENS JULES” in de bepleistering is uitgewerkt. Aan de rechterzijde leidt een hardstenen trede naar een deur met een afgeronde linkerdagkant. Centraal in het gevelvlak zit een patrijspoortvenster met houten raam achter een horizontaal diefijzer, in vlakke omlijsting uitgewerkt. De eerste verdieping wordt gedomineerd door een bijna gevelbrede rechthoekige erker met bepleisterde aanzet. Deze is over de hele breedte opengewerkt met een bandraam onder een bepleisterde latei. De bovenzijde van de erker is doorgetrokken tot gesloten borstwering van het bovenliggende balkon en bekroond met een balustrade. Volgens de bouwplannen was voorzien dat deze balustrade de onderzijde van de erkerramen zou afschermen, terwijl op de balkonborstwering een ander type balustrade opgetekend was. Het balkon is toegankelijk via een deurvenster met twee identieke gekoppelde vensters, waarbij de tussenstijlen bepleisterd zijn.
Volgens de bouwplannen heeft de ruime en opmerkelijk diepe woning een enkelhuisindeling meegekregen. De linkertravee wordt ingenomen door een diepe garage. Rechts daarvan geeft de voordeur uit op een vestibule die toegang geeft op een ruime traphal met vestiaire. Achter de trap leidt een smalle gang naar een eetplaats links daarvan, en geeft achteraan uit op een smallere lage aanbouw met keuken en bijkeuken naast de tuin met terras. Op de eerste verdieping geeft de traphal uit op een gevelbrede leefruimte langs de straatzijde, een badkamer en twee achterkamers. Ter hoogte van de tweede verdieping wordt het hoofvolume minder diep en zijn er naast de traphal enkel nog twee voorkamers aanwezig. Verder is de woning onderkelderd.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen van particuliere woningen, G12, 1937/P/41.
- MEGANCK L. 2002: Bouwen te Gent in het interbellum (1919-1939), onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Universiteit Gent, Vakgroep Kunstwetenschappen, 216-217.
- VAN LOO A., DUBOIS M. e.a. 2003: Repertorium van de architectuur in België: van 1830 tot heden, Antwerpen, 408.