Dit ensemble van twee gespiegelde burgerhuizen in modernistische stijl werd in 1935 gebouwd in opdracht van aannemer Albert D’Havé, die ook zelf de bouwaanvraag indiende voor beide woningen. D’Have is vooral bekend als “betonspecialist”. Samen met zijn broer Arthur, nam Albert in 1900 de aannemers-onderneming van hun vader Charles D’Havé over. Ze specialiseerden zich in de betonbouw. De Gebroeders D’Havé hebben baanbrekend werk verricht binnen de toepassing van gewapend beton in woonhuizen. Eén van de eerste gekende voorbeelden hiervan bevindt zich op de Muinkkaai nummer 120. Verder werd het skelet van de spinnerij Dierman (1928) en de diverse uitbreidingen van de Brasserie Excelsior (jaren 1930) in Gent door Albert D’Havé uitgevoerd.

Het ontwerp van Albert D’Havé voor beide woningen in de Paul Fredericqstraat sluit volledig aan bij de middelhoge aaneengesloten bebouwing van de straat, waarbij midden-20ste-eeuwse bakstenen lijstgevels in een zakelijke stijl het straatbeeld bepalen.

Het ensemble bestaat uit twee identieke gespiegelde rijwoningen van drie bouwlagen onder een plat dak. Volgens de bouwplannen was hier een zadeldak voorzien. De gele bakstenen lijstgevels hebben een uitkragende houten kroonlijst op klossen en een hardstenen plint met keldergat. Rechthoekige muuropeningen, per bouwlaag variërend. Accenten worden in het gevelvlak subtiel gelegd door het metselwerk op variabele manieren uit te voeren. Zo wordt de horizontaliteit in het gevelontwerp benadrukt door Dudokvoegen over het gehele gevelvlak, parallelle uitkragende banden en banden van verticaal geplaatste stenen ter hoogte van de tweede verdieping. De gevelopeningen worden geaccentueerd door het omringende parement verticaal uit te voeren en een ander type voegwerk te gebruiken. De gelijkvloerse verdieping is ingedeeld in twee ongelijke traveeën, die de binnenindeling reflecteren. In de uiterste traveeën van het ensemble zitten de vensters, met een houten guillotineraam. Centraal de deurtraveeën, met binnen verdiepte dagkanten een houten deur met deurrooster en bovenlicht en twee hardstenen treden. De hardstenen plint wordt tot halfweg de dagkanten opgetrokken. De verdiepingen zijn symmetrisch uitgewerkt, waarbij de eerste verdieping verlicht wordt door drie gekoppelde vensters met houten guillotineramen. De tussenstijlen en dagkanten zijn afgerond uitgewerkt en worden versierd met uitkragende ringen in het metselwerk. Op de bovenverdieping zitten twee gekoppelde vensters. Al het vensterschrijnwerk en de kroonlijst van de linkerwoning is recent, bij de rechterwoning is de beglazing aangepast.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen beide woningen een identieke gespiegelde conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. Daarnaast is een salon langs de straatzijde aanwezig dat in verbinding staat met de eetkamer. Achter de traphal is naast de koer een smallere lage aanbouw aanwezig waarin een office, keuken, badkamer en toilet ingericht zijn. Boven het office is een toilet toegankelijk via het trapbordes. Op de eerste verdieping geeft de traphal uit op een badkamer en slaapkamer langs de straatzijde en een slaapkamer langs de achterzijde. Op de tweede verdieping scheidt een gang parallel met de straat de twee voorkamers van de kamer aan tuinzijde, op het einde van de gang zijn ingebouwde kasten voorzien. Verder is de woning volledig onderkelderd.