Monumentale wederopbouwhoeve uit de jaren 1920 in regionalistische baksteenarchitectuur. De hoeve is beeldbepalend gelegen door de opstelling van de gebouwen in een rij evenwijdig met de straat.
Historiek
De wederopbouwhoeve vervangt een hoeve die minstens opklimt tot de tweede helft van de 18de eeuw. De Ferrariskaart (1771-1778) toont op of naast de plaats van de huidige hoeve een kleine hoeve met twee gebouwen evenwijdig aan de straat. Op de Atlas der Buurtwegen (1841), de Vandermaelenkaart (circa 1850) en de Poppkaart (1840-1850) bestaat de hoeve uit twee gebouwen in L-opstelling met erf aan de straatzijde. Deze hoeve lag ten oosten van de huidige hoeve. Vóór de Eerste Wereldoorlog had de hoeve plaats gemaakt voor het in 1896 gestichte weeshuis van Sint-Antonius. De kadastrale intekening van de toestand voor de oorlog geeft ten westen van het weeshuis een groep van drie gebouwen weer, mogelijk een nieuwe hoeve ter vervanging van de 19de-eeuwse hoeve.
Op de plaats van de hoeve uit het begin van de 20ste eeuw werd na de verwoesting van de Eerste Wereldoorlog de huidige hoeve gebouwd. Eigenaar en bouwheer was de Commissie voor Openbare Onderstand van Ieper. De kadastrale intekening van de wederopbouwhoeve in 1928 volgde waarschijnlijk enkele jaren na de werkelijke bouw in de eerste helft van de jaren 1920.
Beschrijving
De voor wederopbouwhoeves in de Verwoeste Gewesten weinig gebruikelijke opstelling omvat aan de oostzijde de noord-zuid georiënteerde schuur, ernaast de woonvleugel met voortuin, daarachter twee stalgebouwen en helemaal in het westen een laag gebouw met kippenren en duiventil. De lange woonvleugel bevat het woongedeelte aan de oostzijde en een stalgedeelte aan de westzijde. De hoevegebouwen worden gekenmerkt door decoratief baksteenmetselwerk met trekankers en dakranden op modillons. De zijgevels van de schuur en de woonvleugel zijn versierd met hoeklisenen en een klimmend fries van overkragende baksteenkoppen langs de dakranden.
Het silhouet van de deels onderkelderde woonvleugel wordt bepaald door het lange zadeldak (platte pannen) en de vier dakkapellen met lessenaarsdaken. De venster- en deuropeningen in het woongedeelte worden overdekt door betonnen lateien, de deuropeningen en stalvensters in het stalgedeelte door strekkenlagen. De dakkapellen bevatten tweelichtvensters, behalve de tweede westelijke dakkapel die een enkele laadopening bevat. Boven de stalvensters bevinden zich ronde verluchtingsgaten.
De haaks op de straat gerichte schuur bevat poorten in zowel de zijgevels als de langsgevels. Achter en evenwijdig met de woonvleugel zijn er nog twee stalvleugels. Ten westen van de woonvleugel staat een lang en laag gebouw met centrale puntgevels. In de puntgevels zijn uitvliegopeningen van een duiventil uitgespaard. De smalle rondboogvensters behoorden vermoedelijk bij een kippenren, blijkens de uitloopopeningen met rondboogjes onderaan. In de zijvleugels bevinden zich thans gedichte openingen onder metalen draagbalken.
- Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Heuvelland, afdeling VI (Loker), 1928/33.