Houten barak van het Koning Albertfonds, type Zanen en Moenaert, met afmetingen 6x6 meter. De noodwoning bestond uit een woonkeuken van 6x3 meter en twee slaapkamertjes van 3x3 meter.
In 1920 werden langs de Brugseweg drie gelijkaardige houten barakken van het Koning Albertfonds, type Zanen & Moenaert, geplaatst. In één van de drie barakken, degene die vandaag overgebleven is, ging het gezin van Emma Catry en Achiel Sedeyn wonen. Achiel had vier jaar front achter de rug, en had er zieke longen aan overgehouden. Emma was na de gasaanval van april 1915 gevlucht naar Frankrijk en keerde pas in 1922 naar Sint-Jan terug. Haar moeder en haar zus Flavie betrokken de andere twee barakken.
In 1927 werden zij allen eigenaar van hun woning, die ze samen kochten voor de totale som van 8.000 fr. (aankoopsom voor de drie barakken). De grond bleef eigendom van de Commissie Openbare Onderstand. Pas in 1957 zou zoon Michel de grond kopen.
In 1935 werd de barak van Flavie afgebroken en bijna volledig gerecupereerd voor een nieuwbouw woning. In principe moesten alle noodwoningen en barakken in 1938 verdwijnen, maar op de één of andere manier bleven de twee barakken langs de Brugseweg staan. Rond 1947 werd de andere barak afgebroken, en opnieuw in Zonnebeke opgericht en omgeven met steen. In dat jaar vestigde zoon Michel Sedeyn zich als zelfstandig schoenmaker in de kleine aanbouw naast de barak. Tien jaar later kocht hij het lapje grond achter de barak, waar ze een stenen woning konden optrekken. Zijn moeder, Emma, bleef in de barak wonen tot aan haar dood in 1980. Sindsdien gebruikte zoon Michel de barak als schoenmakersatelier, tot aan zijn dood.
Houten noodwoning, ontworpen door Zanen en Moenaert, met afmetingen 6x6 meter. Laag enkelhuis van twee traveeën en aanleunend aanbouwsel van twee traveeën respectievelijk onder zadeldak (n ┴ straat, met mechanische pannen) en lessenaarsdak. Het houtwerk van de barak is origineel gebleven. Stijl- en regelwerk met houten gepotdekselde plankenbeschieting, gebruik makend van gestandaardiseerde kaders waarop geprefabriceerde muurplaten geplaatst konden worden. Gebruik van baksteen voor gecementeerde voet.
Rechthoekige kozijnconstructies onder meer beluikt. In noordwestelijke gevel deur en vensteropening met twee opendraaiende vleugels, in zuidwestelijke gevel een smalle vensteropening en een vensteropening met twee opendraaiende vleugels, later verwerkt in een deur, in zuidoostelijke gevel een vensteropening met twee opendraaiende vleugels, in noordoostelijke gevel geen openingen. Zolderluik aan zuidoostelijke kant.
De barak bestond uit een woonkeuken van 6x3 meter en twee slaapkamertjes van 3x3 meter. De oorspronkelijke structuur van het interieur is bewaard gebleven, op één wand na die werd verwijderd. Huidige bekleding binnenwanden dateert van later, evenals tegelvloer die een houten vloer vervangt. De schoorsteen is later toegevoegd.
De aanbouw is door de zoon geplaatst aan de zuidwestelijke kant van de barak. Vermoedelijk betreft dit een origineel stalletje, die bij de barakken toegevoegd kon worden. De deur van dit stalletje aan straatzijde zit nu achter de plankenbeschieting (binnen nog zichtbaar). Toen de volledige barak als schoenmakersatelier werd gebruikt, werd een deel van het venster in de westelijke muur omgevormd tot een deur, zodat men gemakkelijker de achterliggende woning kon bereiken. De vensterstructuur is hierbij bewaard gebleven.
Bron: Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier DW002462, Noodwoningen in West-Vlaanderen (DECOODT H., 2010)
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2010: Noodwoning Koning Albertfonds [online], https://id.erfgoed.net/teksten/369997 (geraadpleegd op ).
Gelegen langs de Brugseweg, schuin tegenover White House Cemetery.
De oorlog liet een groot litteken na in de Westhoek. Reeds op 23 september 1916 werd het "Koning Albertfonds" (KAF) opgericht om de woningnood via het bouwen van barakken te bestrijden. Het Fonds ging van start in 1917, maar tegen 1918 was het niet veel meer dan een papieren organisatie zonder geld, arbeiders, materieel of vervoer, noch met een serieuze visie op het vraagstuk van de huisvesting.
De eerste vluchtelingen die rond de wapenstilstand terugkeerden naar de “verwoeste gewesten” gingen bij gebrek aan iets anders wonen in militaire schuilplaatsen of bunkers of ze trokken eigenhandig een primitieve woning op met al het bruikbaars dat ze aantroffen: brokstukken uit het puin en allerhande oorlogsmaterieel (“squatterbouw”).
Begin 1919 ontving het KAF de langverwachte subsidie van de regering en kon er van start gegaan worden met het voorzien in noodwoningen. Ze zouden moeten worden ingeplant op gronden waarop geen andere wederopbouw was voorzien en verhuurd worden aan wisselende bewoners. Door de toenemende terugkeer van vluchtelingen na de winter van 1918-'19, schoot stilaan de meest diverse verzameling noodwoningen uit de puinbodem op.
Om de grootste nood te lenigen kocht het Fonds eerst barakken van het Britse leger op (“Nissen Huts”, van 8, 5 x 5 m). Ook barakken van het Belgische leger, genoemd naar Generaal Dossin, werden gebruikt. Vanwege hun grootte dienden zij als kerk, school, meergezinswoning en dergelijke meer. Reeds tijdens de oorlog hadden directeur-generaal ingenieur Zanen en secretaris architect Moenaert demonteerbare houten woningen van 6 x 6 en 4 x 4 m met aangebouwd stalletje ontworpen. De uitvoering van de aanbesteding liep echter maanden vertraging op, onder meer vanwege het nijpende houttekort. Jouret en Speltincks ontwierpen dan weer dure paviljoenen van 8 x 6 m in hout en beton.
Dit alles was slechts een druppel op de hete plaat, het KAF kon de grote vraag niet aan. Bovendien ontbraken elementaire voorzieningen in de barakken. Vanaf 1920 institutionaliseerde de overheid dan ook de zelfbouw: ze stelde bijvoorbeeld 3.000 BEF aan bouwmaterialen ter beschikking zodat mensen ofwel zelf hun semi-permanente woning van minimum 9 x 6 m ofwel aan de hand van een standaardgeraamte konden optrekken (“Drieduisters”). Het eerste kende een relatief succes, maar nog steeds had men te kampen met onder andere transportproblemen. Daarnaast bleef het KAF gedurende de eerste helft van de jaren '20 de gecentraliseerde aanmaak van noodwoningen voorstaan.
Begin 1925 werd het KAF geliquideerd omdat de wederopbouw grosso modo als voltooid werd beschouwd. In theorie moesten de barakken onder de beste voorwaarden verkocht worden, in praktijk echter bleven ze veelal bewoond vanwege de lage huurprijs. De “noodwoningen” deden zoals aanvankelijk gevreesd, veel langer dienst dan voorzien, voor een tiental tot op de dag van vandaag.
Het gaat hoogstwaarschijnlijk om een demonteerbaar houten noodwoning, het type 6x6, met aangebouwd stalletje. De ouders van de eigenaar kochten de barak aan in 1922 (de eigenaar heeft de koopakte in zijn bezit).
De barak wordt als atelier gebruikt door de eigenaar. Volgens de eigenaar is het houtwerk origineel gebleven. De vloer bestond oorspronkelijk uit houtwerk, maar is nu vervangen door een tegelvloer. De schoorsteen en watersteen binnenin zijn later toegevoegd. De aanbouw heeft de huidige eigenaar verplaatst naar de rechterkant.
Houten woning. Laag enkelhuis van 2 traveeën en aanleunend aanbouwsel van 2 traveeën respectievelijk onder zadeldak en lessenaarsdak. Stijl- en regelwerk met houten plankenbeschieting. Gebruik van baksteen voor gecementeerde voet en voor schoorsteen. Rechthoekige kozijnconstructies onder meer beluikt.
Interieur is vrij origineel gebleven.
Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2004: Noodwoning Koning Albertfonds [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195747 (geraadpleegd op ).
Houten noodwoning gebouwd door het Albertfonds, waarschijnlijk uit 1920, thans gebruikt als atelier door schoenmaker. Laag enkelhuis van twee traveeën en aanleunend aanbouwsel van twee traveeën respectievelijk onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, mechanische pannen) en lessenaarsdak. Stijl- en regelwerk met houten (gepotdekseld) plankenbeschieting. Gebruik van baksteen voor gecementeerde voet en voor schoorsteen. Rechthoekige kozijnconstructies onder meer beluikt.
Bron: DELEPIERE A.-M., HUYS M. & LION M. 1987: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Ieper, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Lion M. & Huys M. 1987: Noodwoning Koning Albertfonds [online], https://id.erfgoed.net/teksten/30746 (geraadpleegd op ).