Aan de straat gelegen hoeve uit de wederopbouwperiode, gebouwd in de eerste helft van de jaren 1920 naar ontwerp van architect Pierre Verbruggen uit Brussel. Bakstenen hoevegebouwen in regionalistische architectuur met aan de straatzijde een beeldbepalende schuur onder steil zadeldak.
Historiek
De hoevesite is reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1778) maar met een onduidelijke weergave van de opstelling van de gebouwen. De Atlas der Buurtwegen (1841), de Vandermaelenkaart (circa 1850) en de Poppkaart (circa 1850) tonen een langgestrekte hoeve aan de straat. Deze toestand bleef bestaan tot voor de Eerste Wereldoorlog. Na de verwoesting van de hoeve tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in de jaren 1920 voor eigenaar Léon Joly uit Vorst (Brussel) een nieuwe hoeve opgetrokken door architect Pierre Verbruggen. Bewoner van de hoeve was toen landbouwer Becuwe. Architect Verbruggen bouwde een hoeve met drie vrijstaande gebouwen in U-opstelling. Het woonhuis en de stalvleugel werden respectievelijk aan de noordzijde en de westzijde van het erf gebouwd, naast de plaats van het vooroorlogse hoevegebouw. De schuur werd verderaf ingeplant, dichter bij de straat en gedeeltelijk op de plaats van de verwoeste hoeve. Het ontwerp van de nieuwe hoeve werd opgemaakt in 1920. De kadastrale intekening van de hoeve volgde in 1926.
Beschrijving
De drie hoevegebouwen (woonhuis, schuur en stal) zijn gebouwd in baksteen en worden overdekt door zadeldaken met Muldenpannen (zogenaamde ‘Duitse pannen). De hoeve wordt aan de straatzijde aangekondigd door de schuur, die wordt overdekt door een opvallend hoog en steil zadeldak. De langsgevels worden geritmeerd door vier steunberen met telkens twee afzaten. Gedichte poorten bevinden zich in de linker en rechter travee van de straatgevel, verluchtingsspleten in de centrale travee. In de westelijke dwarsgevel steken gedichte openingen onder een metalen, gevelbrede draagbalk. In de topgevels bevinden zich trekankers van de gordingenkap binnenin. Bouwsporen wijzen op verdwenen aandaken.
De voorgevel van het woonhuis wordt bepaald door de asymmetrisch geplaatste dakkapel met puntgevel. Rechts van de voordeur bevinden zich de kelder en de opkamer. De zijgevels bevatten ter hoogte van de zolder twee vensters. Het baksteenmetselwerk van de buitengevels omvat vlechtingen in de puntgevel van de dakkapel en schouderstukken met overkragende baksteenlagen in de zijgevels. De venster- en deuropeningen worden overspannen door strekkenlagen. De dorpels van de vensteropeningen zijn in baksteen. Het zadeldak van het woonhuis loopt uit op een dakrand. De plint van de buitengevels is gecementeerd.
De stalvleugel aan de westzijde van het erf omvat twee volumes. Het lage zuidelijke deel bevatte eertijds de koeienstal. Het hogere noordelijke deel bevatte de paardenstal en de voederkeuken. Aan de achterzijde van de stalvleugel bevonden zich de varkensstallen en de bergruimte voor de werktuigen.
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, dossier 3812.
- Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Heuvelland, 4de afdeling (Dranouter), 1926/115.