erfgoedobject

Loopgraven en bunkers in het Mastenbos

archeologisch / bouwkundig / landschappelijk element
ID
307473
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307473

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het Mastenbos ligt op grondgebied Kapellen en wordt in twee gedeeld door de Kalmthoutsesteenweg. Het noordwestelijke deel wordt aan noordwestelijke zijde begrensd door de Oude Galgenstraat en Fort Ertbrand en aan noordoostelijke zijde door de Antitankgracht. Het andere deel van het Mastenbos is gelegen tussen de Kalmthoutsesteenweg en de spoorlijn Kapellen – Essen. In dit deel is een loopgravenpad aangelegd.

In het Mastenbos zijn er verschillende soorten militaire versterkingen terug te vinden, die ten tijde van de Eerste en Tweede Wereldoorlog door verschillende instanties werden aangelegd of aangepast:

  • In augustus - oktober 1914, tijdens de eerste twee maanden van de Eerste Wereldoorlog, werden heel wat Belgische veldversterkingen aangelegd;
  • Tijdens de Eerste Wereldoorlog legde het Duitse leger loopgraven, bunkers en andere verdedigingswerken aan als onderdeel van de Nordabschnitt;
  • Enkele Duitse bunkers van de Nordabschnitt werden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog door het Belgisch leger aangepast;
  • Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe Belgische veldversterkingen achter de Antitankgracht aangelegd;
  • Veel Duitse bunkers van de Nordabschnitt werden tijdens de Tweede Wereldoorlog op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld.

Belgische veldversterkingen in het Mastenbos

Antwerpen, dat diende te fungeren als nationaal reduit, was tegen de Eerste Wereldoorlog als Versterkte Stelling uitgebouwd. Vooral de Veiligheidsomwalling met de forten van de Binnengordel en de Hoofdweerstandstelling met de forten en schansen van de Buitenlinie dienden de stad tegen de zwaarste artillerie te beschermen. Aan het begin van de 20ste eeuw werden in de Buitenlinie nog elf nieuwe pantserforten en twaalf nieuwe pantserschansen opgetrokken. Veel forten waren bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog nog niet volledig afgewerkt.

De Buitenlinie, die in een wijde boog rond Antwerpen liep, was 94 kilometer lang en georganiseerd in zes sectoren. In principe werd er om de vier à vijf kilometer een fort voorzien, met in het interval tussenin een schans. Voor de infanterieverdediging dienden in de intervallen tussen de forten en schansen draadversperringen en andere hindernissen, loopgraven, schuilplaatsen en mitrailleuropstellingen aangelegd te worden. Ook het vrijmaken van schootsvelden en de inrichting van inundatiezones werd voorzien.

In de periode tussen de mobilisatie begin augustus 1914 en de Duitse aanvallen met zware artillerie op de Vesting Antwerpen vanaf eind september 1914 werd er koortsachtig gewerkt aan de afwerking van de forten en de uitbouw van de veldversterkingen in de intervallen: er werden loopgraven gegraven, met schuilplaatsen en mitrailleurstellingen, beschermd door draadversperringen en wegversperringen. Schootsvelden vóór de permanente werken en vóór de loopgraven werden opgeruimd.

Een schietloopgraaf, tranchée de tir genoemd, bedoeld voor één of twee infanteriecompagnies, was volgens de geraadpleegde plannen 150 meter lang en had een rechtlijnig tracé met teruggebogen flanken. Deze loopgraven zouden opgetrokken zijn met een borstwering maar zonder rugdekking (parados). Via zigzaggende verbindingsgangen konden schuilplaatsen, barakken en verderaf gelegen loopgraven bereikt worden.

Dergelijke loopgraven en verbindingsgangen zijn nog terug te vinden in het Mastenbos. In sous-secteur B van de Belgische eerste sector, tussen Fort Ertbrand en Fort Brasschaat, waren er volgens de geraadpleegde plannen namelijk elf of twaalf tranchées de tir aangelegd achter enkele rijen draadversperringen. Deze loopgraven zijn later tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers aangepast met traversen, maar de oorspronkelijke Belgische tranchées de tir zijn nog herkenbaar in het Mastenbos. Net zoals elders herbergden deze loopgraven mitrailleurstellingen of geschutstellingen en diverse soorten schuilplaatsen. In het Mastenbos zijn er ook nog restanten van Belgische zigzaggende verbindingsloopgraven uit de eerste twee oorlogsmaanden terug te vinden, die leidden naar meer achterwaarts gelegen schuilplaatsen. Dit zijn rechte stukken loopgraaf of wal, tot 45 meter lang, volgens een zigzaggend patroon aangelegd. In sommige wallen kan er een specifieke profilering onderscheiden worden. Aan weerszijden van de wallen is een greppel uitgegraven. Ten slotte zijn er in het Mastenbos ook drie bewaarde aarden wallen of heuvels bewaard, met korte, rechte flanken. Wellicht zijn dit Belgische structuren voor schuilplaatsen. Deze structuren zijn 15 à 22 meter lang en 8 meter diep. De wallen met flanken lijken telkens een platform te omvatten, hoger dan het maaiveld maar lager dan de wal of flanken.

Duitse bunkers en loopgraven van de Nordabschnitt in het Mastenbos

Vanaf 28 september 1914 werden de forten van de Hoofdweerstandstelling met zware Duitse belegeringsartillerie beschoten. Vooral de werken tussen Fort Walem en Fort Kessel kregen het erg te verduren. Op 10 oktober 1914 viel het nationaal reduit. Drie dagen later nam het Duitse opperbevel het besluit om de vesting Antwerpen opnieuw in staat van verdediging te stellen. Aan vele forten en schansen werden herstellingswerken uitgevoerd en ook de Belgische veldversterkingen werden behouden.

In 1916 startte de Duitse bezetter met de uitbouw van verdedigingsstellingen rond Antwerpen, onder meer uit vrees voor een geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland. Als onderdeel van de Stellung Antwerpen werd de Nordabschnitt aangelegd tussen de Schelde stroomafwaarts en het Fort Schoten, min of meer in de voormalige Belgische eerste sector op het tracé van de Buitenlinie. De aanwezige forten en schansen, evenals Belgische bunkers en veldversterkingen uit 1914 werden als verdedigingswerk in de Nordabschnitt geïntegreerd. In de forten en schansen werden herstellingen en aanpassingen uitgevoerd. De Duitse loopgraven en bunkers werden min of meer op het tracé van de Belgische loopgraven uit 1914 aangelegd: hierbij werden de Belgische tranchées de tir in de voorste Duitse lijn ofwel in tweede of derde positie geïntegreerd en aangepast.

De Nordabschnitt werd onderverdeeld in twee delen, Unterabschnitt I en Unterabschnitt II. De zone tussen Fort Ertbrand en de spoorlijn Kapellen-Essen, wat min of meer overeenkomt met de afbakening van het huidige Mastenbos, vormde de Unterabschnitt II, 3. Regimentsabschnitt, Bataillonsabschnitt I. Deze zone ten noordwesten, noorden en noordoosten van het Mastenhof werd ten tijde van de Eerste Wereldoorlog grotendeels gekenmerkt door bossen doorsneden door dreven.

De zone vóór de stelling was reeds aan het begin van de oorlog grotendeels vrijgemaakt als schootsveld. Hier en daar dienden nog kleine bosjes of een huis verwijderd te worden. Vooraan lag een dubbele, soms drie dubbele rij draadversperringen. Elke rij was ongeveer vijf à zes meter diep. Daarachter was een loopgravensysteem aangelegd waarin bunkers werden opgetrokken volgens de standaardontwerpen van de Kaiserliche Fortifikation Antwerpen. Deze bunkertypologie werd ook elders in de Stellung Antwerpen (Westabschnitt, Südabschnitt) en in de Turnhoutkanalstellung toegepast.

De Duitse loopgraven

Net zoals elders in de Nordabschnitt waren de loopgraven zelf bovengronds uitgegraven in een opgeworpen wal. In de gevechtsloopgraven waren op regelmatige afstand traversen uitgewerkt. Deze traversen waren bedoeld om de manschappen in de loopgraven te beschermen tegen flankeringsvuur. De loopgraven hadden volgens Belgische rapporten uit 1919 een reliëf van 2 à 2,25 meter en bevonden zich toen doorgaans in goede toestand. De binnenzijde van de loopgraven, zowel aan de borst- als rugweringen als bij de traversen, was verstevigd met rijshout. De borstweringen zelf waren maar één meter breed. Overal waren er aarden banketten achter de borstweringen uitgewerkt, wellicht bedoeld als schutterspost, waarnemingspost of mitrailleurstelling. De bewaarde betonnen observatieposten vormden bijvoorbeeld maar één derde van het totaal aantal observatieposten. Mogelijk waren er in de loopgraven ook mortierstellingen ingericht. In de loopgraven waren talrijke betonnen bunkers gebouwd. De bunkers waren aan frontzijde en bovenaan onder aarde gebracht ter camouflage. Op de betonnen delen die niet onder aarde waren gebracht, werd een onregelmatig reliëf of werden er betonspatten aangebracht. Zodoende zijn deze bunkers nauwelijks te herkennen op luchtfoto’s uit 1918.

Achter een dubbele rij draadversperringen was een eerste, doorlopende loopgravenlijn aangelegd. De voorste loopgravenlijn liep niet kaarsrecht, maar versprong regelmatig naar voor of naar achter. Hier en daar ontdubbelde de voorste loopgraaf, om schuilplaatsen, mitrailleursposten, geschutsbunkers of kleine commandoposten efficiënt in de voorste stelling te kunnen inplanten. Achter deze voorste loopgravenlijn lagen stukken loopgraven in tweede of derde lijn, eveneens met draadhindernissen beschermd en eveneens voorzien van bunkers. Deze loopgraven in tweede of derde lijn waren via verbindingsgangen met de voorste loopgraaf verbonden. Deze verbindingsgangen hadden eerder een gekartelde of zigzaggende vorm.

Het verspringen van de voorste loopgraaf lijkt op bepaalde plaatsen het gevolg te zijn van de inpassing van de Belgische tranchées in de Duitse loopgraven. Deze Belgische tranchées met hun typische gebogen flanken zijn in deze bataljonssector ook in tweede en zelfs derde lijn te ontwaren.

In de bunkers van de voorste loopgravenlijn kon normaal gezien de helft van de bezetting ondergebracht worden, in tweede lijn een zesde van de manschappen. In de rugwering van de loopgraven waren schuilplaatsen uit hout en stalen balken uitgewerkt.

Achter deze loopgraven was een systeem van mitrailleursnesten uitgebouwd. Het ging in het totaal om dertig geïsoleerde mitrailleursnesten, die tussen de weg Brasschaat – schans Dryhoek en het inundatiegebied ten westen van Stabroek waren aangelegd.

De bunkers in Unterabschnitt II, 3. Regimentsabschnitt, Bataillonsabschnitt I

Zoals hoger reeds aangegeven werden de Duitse bunkers in het Mastenbos opgetrokken volgens de typologie van de Kaiserliche Fortifikation Antwerpen. De bunkers waren dus volgens specifieke standaardontwerpen opgetrokken. Bunkers van hetzelfde type die in de meest vooruitgeschoven loopgraven waren ingeplant, werden anders afgewerkt dan bunkers in tweede of derde positie. Bij de bunkers in de meest vooruitgeschoven loopgraven werd meer aandacht besteed aan camouflage. Een uitgekiende inplanting in de borstwering van de loopgraven, waardoor de bunkers deels zijn aangeaard, grasbegroeiing op het dak, maar ook betonspatten op de niet bedekte delen van de bunkers en roodbruine verf in de toegangen en muuropeningen verwijzen naar de inspanningen om de bunkers efficiënt te camoufleren. Hoeken en randen aan de blootgestelde zijden werden afgerond, om treffers te doen afschampen. In de meer achterwaarts gelegen posities waren deze hoeken en randen schuin afgewerkt. Op de zichtbare betonnen buitenmuren van deze verderaf gelegen bunkers waren geen betonspatten aangebracht. Het plafond van een bunker in de voorste loopgraven bestond uit gegolfde plaatijzers. In bunkers in de meer achterste lijnen waren houten planken tussen stalen liggers geplaatst.

Kort samengevat kan de inplanting van de verschillende bunkertypes in de opeenvolgende loopgraven als volgt omschreven worden: de voorste, doorlopende loopgravenlijn herbergde manschappenonderkomens van het type VI en observatieposten van het type IX en XIV. In inspringende hoeken van de voorste loopgraaf werden flankerende mitrailleursposten (type IV) en geschutsbunkers (type VIII) ingeplant. Net achter de voorste loopgraaf waren commandoposten van het type XVII ingericht. De grotere commandopost van het type X was nog verder achter de voorste linies opgetrokken. In tweede en derde lijn, waar korte stukjes loopgraaf waren aangelegd die in het geval van een effectieve dreiging (tijdens de zogenaamde Armierung) met elkaar zouden verbonden worden, werden onderkomens van het type VI en VII opgetrokken, evenals mitrailleuronderkomens van het type II. Nog verder achter de voorste loopgraven werden mitrailleurstellingen met eveneens bunkers van het type II ingericht. Helemaal achteraan waren commandoposten (type XVI) opgetrokken van waaruit de volledige regimentssector en corresponderende artilleriegroepen dienden bevolen te worden.

Hieronder worden de bunkertypes gedetailleerder beschreven.

In de voorste loopgraven waren kleine observatieposten ten behoeve van de infanterie opgetrokken. De Infanterie Beobachter was verantwoordelijk voor het telefonisch leiden en coördineren van de infanterievuren, zoals zware mitrailleurs of granaatwerpers. In deze bataljonssector zijn er negen kleine observatieposten van het type IX bewaard. Zes van de negen postjes ten noordwesten van de Kalmthoutsesteenweg zijn uitgerust met een gebogen pantserplaat met ronde opening en kleine gleuf. De twee observatieposten ten zuidoosten van de Kalmthoutsesteenweg zijn uitgerust met een observatiegleuf. Bij een één observatiepost ten noorden van de Kalmthoutsesteenweg kon de aanwezigheid van een pantserplaat dan wel observatiegleuf niet vastgesteld worden.

In de voorste loopgraaf van deze sector is één observatiepost ten behoeve van de artillerie bewaard. Dit betreft een groter type observatiepost, aangeduid met type XIV, die eveneens met een pantserplaat was uitgerust. De Artillerie Beobachter was verantwoordelijk voor het aanvragen en leiden van de artillerievuren.

In hoeken waar de voorste loopgraaf iets noordwaarts vooruit sprong of ter hoogte van wegen (Kalmthoutsesteenweg) waren flankerende mitrailleursposten van het type IV ingeplant. Deze mitrailleursposten, Maschinengewehr Stände in het Duits, met een schietopening en een opening voor een zoeklicht, waren zo gepositioneerd dat de vuren elkaar konden kruisen. In deze sector zijn er vier dergelijke mitrailleursposten bewaard.

Eveneens in een oksel van de voorste loopgraaf kunnen geschutsbunkers van het type VIII teruggevonden worden, bedoeld voor Belgische 7,5cm kanonnen op plaataffuit. Op Duitse plannen werd dit type aangeduid met ZWSTR, wat staat voor Zwischenraumstreiche. De plaataffuit voor het kanon was bevestigd aan de binnenwand van de bunker. Een dergelijk type bunker werd op forten en schansen opgetrokken, daar waar er onvoldoende geschutsposten voorhanden waren. Ze dienden er voor het grootflankement van de intervallen. Omwille van de meer zuidelijke ligging van het Fort Kapellen, waardoor dit verdedigingswerk niet efficiënt in de Nordabschnitt kon gebruikt worden, werden er tussen Fort Ertbrand en Fort Brasschaat twee keer twee dergelijke geschutsbunkers opgetrokken, zodat ook deze zone tussen beide forten in optimaal verdedigd kon worden. Het ene paar geschutsbunkers lag in deze sector, in het Mastenbos. De andere twee geschutsbunkers waren opgetrokken in de aanpalende sector, ter hoogte van Heidestraat-Zuid maar zijn afgebroken.

Zowel in de voorste loopgraaf als in de meer achterwaarts gelegen (stukjes) loopgraven zijn bunkers van het type VI terug te vinden, op Duitse kaart aangeduid met U. Volgens een legende bij een kaart van de Nordabschnitt diende dit type als Unterschlupf für 18 Mann, een onderkomen voor 18 man. Binnen het Mastenbos komen er 35 bunkers van dit type voor.

In tweede positie kan een groter type onderkomen teruggevonden worden, dat werd aangeduid met type VII of Untertreteraum, een groot manschappenverblijf. Binnen de bataljonssector zijn er vijf dergelijke Untertreteräume terug te vinden.

In de stukken loopgraaf in tweede of derde lijn zijn er mitrailleursposten van het type II terug te vinden. Dit type Maschinengewehr Unterstand, dat diende als een onderkomen voor een mitrailleursploeg met twee mitrailleurs, had geen schietopeningen in de voormuur. De bunker was ingewerkt in een loopgraaf, die aan weerszijden van een gang aan de achterzijde van de bunker bereikt kon worden. In de loopgraaf waren meerdere mitrailleurstellingen voorzien.

Dit type mitrailleurspost werd ook nog verder achter de voorste loopgraven opgetrokken en diende er te fungeren als een geïsoleerd mitrailleursnest. In de bataljonssector zijn er nog drie dergelijke mitrailleursnesten bewaard, waarvan er één buiten het Mastenbos ligt. Deze geïsoleerde mitrailleursnesten werden opgetrokken op een onderlinge afstand van ongeveer 800 à 850 meter, en daar waar mogelijk op een strategisch interessante plek. Zo was het meest zuidoostelijke mitrailleursnest aangelegd ter hoogte van de kruising van de Baron Paul Kronackerdreef met de spoorlijn Kapellen-Essen. De middelste mitrailleurspost was opgetrokken ter hoogte van de kruising van de Baron Paul Kronackerdreef met de Kalmthoutsesteenweg. Een vierde mitrailleurspost binnen deze bataljonssector was aangelegd langs de strategische spoorlijn, ten noordoosten van het landhuis Dennenburg. Deze mitrailleurspost is begin jaren 1990 verwijderd.

In en achter de loopgraven waren er ook verschillende categorieën commandoposten opgetrokken. Het kleinste type commandopost, aangeduid met type XVII, diende voor een bevelhebber van een peloton, een Zugführer. Dit type werd opgetrokken net achter de voorste loopgraven. In deze bataljonssector zijn er drie Zugführerunterstände bewaard.

Op minimum enkele honderden meters achter de voorste loopgraaf werden Gruppenbefehlstelle opgetrokken, ook aangeduid met type X. Het betreft een type commandopost met centraal vooraan een pantserplaat met observatie-opening en gleuf. Hiervan is er één exemplaar in de bataljonssector bewaard.

Op meer dan twee kilometer van de voorste loopgraven is een type commandopost terug te vinden voor een bevelhebber van een infanterieregiment of voor artilleriegroepen. Dit type XVI kwam in de Nordabschnitt steeds per twee voor. In deze sector waren deze commandoposten opgetrokken op het domein van het landhuis Heidehof, langs de Kapelsestraat. Vandaag is er nog één exemplaar bewaard.

De versterkingen na de wapenstilstand

Na de wapenstilstand werden vele loopgraven van de Stellung Antwerpen gedempt. Het stuthout werd gerecupereerd en ook draadversperringen werden verwijderd. In sommige bossen, zoals het Mastenbos, bleven de loopgraven behouden. In de stellingen langs de Belgisch-Nederlandse grens (Hollandstellung, Nordabschnitt en Turnhoutkanalstellung) dienden de bunkers behouden te blijven. Ze werden door het Belgisch leger geïnventariseerd, opgemeten en in kaart gebracht. Een aantal gronden met bunkers werd opgekocht. Bunkers die niet meer in het verdedigingsplan rond Antwerpen pasten, mochten in de jaren 1930 verwijderd worden.

De Versterkte Stelling Antwerpen

Tussen 1934 en 1940 werden heel wat werken uitgevoerd in functie van de uitbouw van de Versterkte Stelling Antwerpen. Dit kaderde in een groter strategisch plan voor de verdediging van het land. De bestaande forten en schansen van de voormalige Buitenlinie op de rechteroever werden uitgebouwd tot infanteriesteunpunten. Er werd onderzocht welke bunkers van de Nordabschnitt opnieuw in gebruik konden genomen worden. Aan sommige bunkers uit de Eerste Wereldoorlog werden er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog bijkomende werken uitgevoerd : zo werden bepaalde bunkers uitgerust met Chardome-affuiten. Een dergelijk affuit bestond uit een glijboog, die op twee in de vloer gemetste stijlen was vastgemaakt, een specifieke plaat waarop een mitrailleur kon geplaatst worden en een spilschroef onderaan het schietgat. Zodoende kon de plaat rond de spil draaien. Zo’n affuit kon gebruikt worden voor Maximmitrailleurs of elk ander type mitrailleur of mitrailleurgeweer dat in gebruik was bij het Belgisch leger. Bestaande openingen in bunkers uit de Eerste Wereldoorlog werden zodoende aangepast in functie van het gebruik als mitrailleurpost. Of er werden nieuwe openingen in oude bunkers gecreëerd. Bij sommige observatieposten werden betonlagen toegevoegd, als bijkomende bescherming van de openingen in de pantserplaat.

Er werden ook heel wat nieuwe bunkerlinies en andere verdedigingswerken opgetrokken. Vanaf 1935 werden er intervalbunkers opgetrokken tussen het kanaal Dessel-Schoten en het Albertkanaal. In december 1936 werd beslist om tussen de Schelde en het Albertkanaal een antitankgracht aan te leggen. De bouw van de Antitankgracht werd pas in mei 1940 voltooid. Vanaf 1939 werden er achter de Antitankgracht bijkomende bunkers opgetrokken.

Tijdens de mobilisatie van 1939-1940 werden er in de Versterkte Stelling Antwerpen uitgebreide veldversterkingen in opeenvolgende linies uitgebouwd. Ze werden voorzien van draadhindernissen en talrijke scherfvrije stellingen voor automatische wapens. Ook de loopgraven en bunkers van de Nordabschnitt werden in dit verdedigingssysteem geïntegreerd. Een aantal resterende veldwerken dateren van de eerste bezetting achter de Antitankgracht, midden september 1939. Andere veldwerken werden pas tijdens de volgende maanden aangelegd. Aanvankelijk gaf de legerleiding het bevel om de veldwerken boven het grondniveau aan te leggen. Tijdens de uitbouw van de veldversterkingen ontstond er echter schaarste aan allerlei materialen. Hout, draad en piketten waren moeilijk te verkrijgen. Uiteindelijk mochten de verdedigingsstelsels in de bodem uitgegraven te worden, waardoor de werken veel sneller vorderden. Door de strenge weersomstandigheden in de winter van 1939-1940 dienden de werken echter opgeschort te worden tot in de lente.

Een Belgische stelling in mei 1940 bestond in principe uit drie (of twee) achter elkaar liggende bataljon-echelons. Elk bataljon-echelon was 500 à 800 meter diep en diende te bestaan uit één of twee lijnen versterkte posten. Tussen de bataljons-echelons was er een zone vrij van troepen, minimum 500 meter diep.

De voornaamste veldwerken waren de infanteriekuil voor één, twee of drie fuseliers en de kuilen voor steunwapens, zoals mitrailleurs. Die kuilen werden met elkaar verbonden via verbindingsloopgraven met een gebroken tracé, waarvan sommige delen van een schietbanket waren voorzien. De vijand moest zo mogelijk vóór de meest vooruitgeschoven rand van het eerste bataljon-echelon gestopt worden met een vuurbarrage vanop natuurlijke of kunstmatige hindernissen. De ruggengraat van de infanterieverdediging waren de mitrailleurs, aangevuld met machinegeweren.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog

De bunkers uit de Eerste Wereldoorlog en de nieuwe Belgische bunkers en veldversterkingen rond Antwerpen hadden nauwelijks een militaire rol gespeeld tijdens de Achttiendaagse Veldtocht (mei 1940).

In 1944 gaf het Duitse opperbevel de opdracht om de bunkers dicht te maken, zodat ze niet gebruikt konden worden door het verzet of door parachutisten. Schietgaten, koepelgaten en toegangsdeuren werden dichtgemetseld. Niettemin werden vele bunkers door omwonenden terug opengebroken en als schuilplaats gebruikt, zoals tijdens V1- en V2-bombardementen in 1944 en 1945.

  • Diverse archiefdocumenten, afkomstig uit Koninklijk Legermuseum, Fonds 185, doos 573, 952, 2419; Fonds ex-CDH, doos 7065, 8928, 8930.
  • Topografische kaart van België, blad 7/7, tweede (1892) en derde (1933) editie; blad 7/8, tweede (1892) en derde (1929) editie, Militair Cartografisch Instituut, schaal 1:20.000.
  • GHEYLE W. & BOURGEOIS I. 2013: Vergeten linies. Antwerpse bunkers en loopgraven door de lens van Leutnant Zimmermann (1918), deel 1 en deel 2, Streekgericht 3, Antwerpen.
  • GHEYLE W. & BOURGEOIS I. 2018: Militair erfgoed binnen de Antwerpse fortengordels op luchtfoto en Lidar, Streekgericht 4, Antwerpen.
  • GILS R. 2001: Vesting Antwerpen. Deel IV. Bunkers en bunkerstellingen (1914-1945), België onder de wapens 19, Erpe.
  • GILS R. 2006:Een gordel van beton. De Antwerpse pantserforten, Erfgoedgids, Antwerpen.
  • GILS R. 2006:Enkele beschouwingen omtrent de verdediging van de intervallen van de Antwerpse buitenlinie, Vesting, 4, 11-16.
  • GILS R. & MELIS G. 2012: De Antitankgracht van de Vesting Antwerpen (met zes wandelingen), België onder de wapens 30, Erpe-Mere.
  • LEGROUX B. 2005: Fort Breendonk. Bouw en militair concept 1906-1914, Puurs.
  • VAN MEIRVENNE R. & DEVOS P. 2002: De Duitse bunkerlinie van Steendorp-Vrasene 1917, Kleine Cultuurgids Provincie Oost-Vlaanderen, Gent.
  • VAN RIET M. 2004: Klein-Brabant in oorlog. De forten Breendonk, Liezele en Bornem in 1914, Puurs.
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/13040/103.1, Bruggenhoofd met Duitse bunkers Turnhoutkanalstellung (DECOODT H. 2019).
  • VAN HOLLEBEEKE Y., BOURGEOIS J. & STICHELBAUT B. 2013: Inventarisatie van bovengronds bewaarde WO I-relicten van de Antwerpse Südabschnitt (Klein-Brabant tot kanaal Schoten-Turnhout), onuitgegeven studie Universiteit Gent, Vakgroep archeologie in opdracht van Provincie Antwerpen, Dienst Erfgoed.
  • Informatie meegedeeld door Tom Oliviers (8 en 11 februari 2019).
  • Informatie meegedeeld door Wouter Gheyle (17 januari 2019).
  • Foto’s van de bunkers en bunkerinterieurs van het Mastenbos, tussen 2011 en 2019 genomen door Tom Oliviers, met medewerking van John Otten.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/11023/101.1, Bunkers en loopgraven van de Nordabschnitt bij het Mastenbos (DECOODT H. 2019).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Duitse bunkerlinie Nordabschnitt

  • Is deel van
    Loopgravensysteem tussen fort Ertbrand en fort van Brasschaat (Antwerpen-Turnhoutstellung)

  • Is deel van
    Militair erfgoed op de overgang van Scheldepolders naar Kempen

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Omvat
    Duitse bunker

  • Is gerelateerd aan
    Duitse bunker

  • Is gerelateerd aan
    Duitse bunker


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Loopgraven en bunkers in het Mastenbos [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307473 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.