Neogotische kruiskerk. Gesticht als kapel bij het leprozenhuis in de 13de eeuw, in 1839 verheven tot parochiekerk. Na de totale verwoesting in 1915 werd de kerk grosso modo naar vooroorlogs uitzicht en op de bewaarde grondvesten heropgebouwd naar ontwerp van architect L. Damide (Dottenijs) in 1923; traptoren evenwel niet volgens plan in de noordwestelijke torenoksel, maar wel tegen de zuidelijke torengevel geplaatst.
De plattegrond ontvouwt: een voorgeplaatste vierkante westtoren met halfronde traptoren tegen zuidgevel, een éénbeukig schip van vier traveeën, een transept van drie traveeën, een hoofdkoor van één rechte travee en een driezijdige sluiting, een doopkapel in noordwestelijke torenoksel en een noordelijke- en zuidelijke sacristie. Verankerde gele baksteenbouw; leien bedaking. Westtoren van drie geledingen gestut door op elkaar gestelde hoeksteunberen. Spitsbogig westportaal in geprofileerde omlijsting, waarboven oculus. Rechthoekige lichtgleuven licht verdiept in rondbogige casementen ter hoogte van de tweede geleding. Spitsbogige galmgaten.
Noord-, oost- en zuidgevel geritmeerd door middel van steunberen met versnijdingen en geajoureerd door middel van spitsbogige drielichten met oculi in de top. Transepttuitgevels, geajoureerd door dito gekoppelde drielichten; verdiept in spitsboogcasementen. Toren, transept en doopkapel afgedekt door middel van kruisribgewelven, schip en koor door middel van stervormige ribgewelven; natuurstenen ribben, waartussen gele bakstenen, in toren gecementeerde, gewelfvlakken met geschilderde, onder meer rood, voegen; overwelving rustend op bakstenen halfzuil en met natuurstenen knoppenkapiteel.
Mobilair. Marmeren communiebank, preekstoel, hoofd- en zijaltaren in art deco. Voorts, neogotisch mobilair.
- Algemeen Rijksarchief, Dienst der Verwoeste Gewesten, 1867.