erfgoedobject

Historische dijken in de polders van Moerzeke-Kastel

landschappelijk element
ID
307526
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307526

Beschrijving

De bedijking van de polders in Moerzeke is een voorbeeld van hoe de mens de Schelde in een steeds nauwere ruimte van de vallei terug drong. De oudste bedijkingswerken gebeurden rond het midden van de 13de eeuw en in de daaropvolgende eeuwen breidden die steeds verder uit. Nieuwe stukken van de riviervallei werden ingepolderd, een proces dat tot in de 17de eeuw doorging.

De aanleg van dijken en de voortschrijdende inpoldering van de Scheldevallei (13de-17de eeuw)

De oudste dijken van dit gebied bevinden zich tussen Moerzeke en Kastel. Beiden zijn resp. 11de-13de-eeuwse nederzettingen en beiden liggen op zandige ophopingen (donk) in de Scheldevallei. Deze hoger gelegen gronden waren relatief droog en liepen minder het risico om te overstromen, goede locaties voor de mens om zich te vestigen. Moerzeke lag op de rand tussen zandig binnen-Vlaanderen en de Scheldevallei. Van hieruit begonnen mensen sinds het midden van de 13de eeuw stukken van de riviervlakte in te palmen. Zij waren daartoe aangezet door de graven van Vlaanderen, die de kolonisatie van de riviervlakte actief aanmoedigden. Wie meedeed aan de ontginning kreeg daar een hoop voordelen voor in ruil, o.a. belastingvrijstelling. Kastel was een vooruitgeschoven post in de toen nog onontgonnen riviervlakte, gelegen op een zandige ophoging. Daar vestigde de Sint-Bernardsabdij in 1259 een “grangie”, een soort bijhuis van het klooster voor de huisvesting van lekenbroeders, die van daaruit de omliggende schorren in cultuur begonnen te brengen.

In de 15de-16de eeuw zorgden nieuwe dijken voor nog meer inpolderingen. De Sint-Bernardsabdij polderde eerst het uitgestrekte Nieuwbroek in (1470). Daarop volgde de indijking van Klein- en Groot-Berenbroek. (1524-25) en het Zwijn (rond 1536). De Grote Wal daarentegen werd in de eerste helft van de 16de eeuw door een tiental particulieren op de Schelde gewonnen. Als laatste kwam de Kleine Wal aan de beurt. Op de historische Horenbaultkaart van 1571 van Moerzeke is de Kleine Wal de benaming van een schor tussen het Zwijn en de Grote Wal. In 1639 voltooide Sint-Bernards de bedijkingswerken van de Kleine Wal nadat het schor eerder door de heren van Moerzeke aan de abdij was geschonken.

Effect van de bedijking op de Schelde

Deze uitbreiding heeft de loop van de Schelde beïnvloed. Tegen de nieuw aangelegde dijken van Grote Wal-Kleine Wal en Zwijn vormden zich in de 16de eeuw nieuwe schorren, ten koste van de schorren op het grondgebied van het tegenoverliggende Baasrode. De meanderende Schelde schuurde de Baasroodse schorren uit, waardoor de bedding van de rivier zich meer zuid- en oostwaarts verlegde. De schorvorming tegen Wal-Zwijn is zichtbaar op 16de-17de-eeuwse kaarten én wordt bovendien bevestigd door 17de-eeuwse getuigenissen. De dijk was toen nog bereikbaar per schip, wat later door de schorvorming niet meer mogelijk was. Op het digitale hoogtemodel is goed zichtbaar hoezeer de Schelde tussen Moerzeke en Baasrode tot de rand van de riviervlakte is teruggedrongen, tot op de uiterste grens met de hoger gelegen rechteroever.

Een samenhangend systeem van dijken

De historische dijkstructuur bestaat uit de (van noord naar zuid):

  • Stekersdijk, tussen Jan Van Stegen broekske en de Schelde
  • Bootdijk, op de westelijke rand van de Vrouwenpolder, ligt niet hoog, maar heeft duidelijk de brede zate van een dijk
  • Dijk op de oostelijke rand van het Groot Broek
  • Kleinbroekdijk (nu Koning Albertdijk), op de oostelijke rand van het Klein Broek
  • Dijk van Blankaart, tussen het Groot Broek en de Blankaart
  • Gauwdijk, tussen het Oud Broek, Kleinbroek en het Abtsbroek (nu Hambroekske)
  • Bellemansdijk, tussen het Kleinbroek en het Abtsbroek
  • Lange Wilgendijk (toponiem van 1571), tussen het Abtsbroek en het Nieuwbroek
  • Nieuwbroekse dijk tussen het Nieuwbroek en het Zwijn
  • Swijnse dijk, tussen het Zwijn en Sint-Amands schor
  • Kleine Walse dijk, tussen de Kleine Wal en de Schelde
  • Oude Walse dijk, tussen de Kleine Wal en de Grote Wal
  • Michiels Eeckelersdijk (toponiem uit 1669) tussen de Grote Wal en het Gravenbroek
  • Binnendijk, tussen het Gravenbroek en het Groot Beerbroek

Door de voortschrijdende inpoldering verloren de meeste dijken hun waterkerende functie, omdat ze niet meer langs de rivier lagen. Zij evolueerden tot binnendijken, die de polder intern compartimenteerden. Door hun hogere ligging waren ze ideaal als weg in dit natte gebied, ook al was die hoogte beperkt. In 1669 al werd vastgesteld dat deze binnendijken nog maar een geringe hoogte hadden, vergelijkbaar met een zomerdijk of een hoger gelegen straat. Precies omdat ze geen waterwerende rol meer vervulden, vond men het ook minder nodig om de dijk op hoogte te houden. Hun profiel vervaagde gaandeweg. Toch vielen ze op in het landschapsbeeld: de hoge bomenrijen aan de voet van de dijken markeerden duidelijk hun ligging. Op de dijkhellingen graasde vee.

Aan de Walse dijk, op de kruising tussen het Gravenbroek en de Grote Wal stond de galg van Moerzeke (1571). Niet toevallig heet het schor dat daar in de 17de eeuw ontstond, het Galgenschor. Buitendijks lagen de schorren waar de Schelde bij hoge waterstanden nog altijd sedimenten afzet. Daardoor kun je van op de dijk een opvallend niveauverschil waarnemen tussen de hoog gelegen schorregronden langs de rivier en de laag gelegen polder.

Erfgoedwaarde

De historische dijken in dit gebied getuigen van de inpoldering van de Scheldevallei door de mens tussen de 13de-17de eeuw. De verschillen in datering tonen duidelijk aan dat dit niet in één beweging, maar in opeenvolgende fasen gebeurde. De ligging van deze dijken is relevant, omdat ze de opeenvolgende inpolderingsfasen markeren. Daarin schuilt de erfgoedwaarde van deze dijken en niet zozeer in hun uitzicht. Enkel de dijken die een historisch traject volgen, zijn hier opgenomen. In de loop van de jaren zijn de wegen op de dijken verhard. Het opschalen van de dijken (verhogen, verharden) was het sterkst langs de Scheldedijk, uit noodzaak, om het rijzende rivierwater de baas te kunnen. De Kleine Broekdijk (nu Koning Albertdijk) is waarschijnlijk rechtgetrokken, mogelijk naar aanleiding van de aanleg van de weg. Over de Gauwdijk tussen Oudbroek en Abtsbroek (nu Hambroekske) ligt een onverhard pad van Moerzeke naar Kastel. Deze dijk volgt een grilliger verloop en is veel minder opgeschaald. Hij is representatiever voor de dijken die oorspronkelijk in dit gebied lagen.


Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Hamme

  • Is deel van
    Vlassenbroekse polder en polder van Kastel, Mariekerke en Sint-Amands


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische dijken in de polders van Moerzeke-Kastel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307526 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.