De aan de straat gelegen wederopbouwhoeve ‘Rozenhof’ telt drie vrijstaande gebouwen, die vóór 1926 in situ werden heropgebouwd, en een kapel van na de Tweede Wereldoorlog. Ten noordoosten en westen van deze gebouwen zijn recentere loodsen ingeplant.
Geschiedenis
De hoeve gaat in oorsprong minstens terug tot omstreeks 1841, zoals blijkt uit de aanduiding van de drie vrijstaande hoevegebouwen in de Atlas der Buurtwegen. Volledig verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de hoeve in opdracht van bouwheer Gustaaf Bruneel de la Warande de Montpellier vóór 1926 in situ heropgebouwd.
De wederopbouwhoeve
De drie losstaande hoevebestanddelen staan U-vormig rond het erf opgesteld en betreffen een verankerde baksteenbouw in voor de wederopbouw kenmerkende rood baksteen. Ten noorden van het erf situeert zich het boerenhuis, ten westen de stallen en ten oosten de schuur.
Het boerenhuis telt vijf traveeën die met segmentbogige venster- en deuropeningen zijn ingevuld. Het mansardedak met bakgoot is gedekt deels met leien, deels met rode mechanische pannen. De zijgevels vertonen overkragende schouderstukken. In de westelijke zijgevel wordt gekenmerkt door een steunbeer en een segmentbogige deuropening en ter hoogte van de zolder een segmentbogig laadvenster. De in het metselwerk verankerde horizontale ijzeren as voor het inhaken van een glijplank geeft aan dat de zolder in oorsprong als stapelruimte werd benut.
De stalvleugel van dertien traveeën steekt onder een zadeldak dat door drie laadvensters onder sleepdak wordt onderbroken. Rode mechanische pannen dekken de daken af. Muurankers in de vorm van een Grieks kruis decoreren de gevels. De zijgevels zijn opgevat als tuitgevels met muurvlechtingen, aandaken en overkragende schouderstukken. In de blinde zijgevel aan de straatzijde steekt een beeldnis en in de top een uilengat. Tegen de erfgevel met zijn nog deels bewaarde segmentbogige venster- en deuropeningen staat een gierpomp met vliegwiel onder een met pannen afgedekte luifel.
De schuur betreft een dubbele dwarsschuur van negen traveeën, gevat tussen tuitzijgevels met muurvlechtingen, aandaken en overkragende schouderstukken. In de geveltop steekt een uilengat. Alle muurankers hebben de vorm van een Grieks kruis. De erfgevel wordt gedomineerd door de twee segmentbogige schuurpoorten met daartussen twee verluchtingsspleten en een kleine segmentbogige vleugelpoort. Segmentbogen overspannen de vensteropeningen.
De erftoegang wordt geaccentueerd door een ijzeren hekken tussen twee ronde bakstenen hekpijlers, door middel van een laag muurtje met hekwerk voorafgegaan door twee slankere bakstenen pijlers. Twee vermoedelijk eenmalig geknotte beuken flankeren als welkomstboom op hun beurt de toegang. Langs de straat ter hoogte van de stalvleugel staat een bakstenen veldkapel met spitsbogige beglaasde nis van na de Tweede Wereldoorlog. Het steile zadeldak is gedekt met blauw geglazuurde pannen.
- Archief van het Kadaster West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende staten Langemark-Poelkapelle, afdeling 3, 1912/4, 1926/49, 1946/13, 1976/8, 1984/10, 1985/7.