is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Wederopbouwhoeve
Deze vaststelling is geldig sinds
De aan de straat gelegen kleine hoeve met drie vrijstaande gebouwen gaat in kern minstens terug tot de tweede helft van de 18de eeuw. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep de hoeve beperkte schade die omstreeks 1922 werd hersteld.
De hoeve gaat, zoals de Kabinetskaart van graaf de Ferraris (1771-1778) weergeeft, ten minste terug tot het derde kwart van de 18de eeuw. De hoeve bestond toen uit twee vrijstaande gebouwen. Haaks op de straat stond een langgerekt volume, dat de boerenwoning en vermoedelijk ook een stal herbergde. Een tweede, eveneens oost-west georiënteerd volume bevond zich ten oosten van de drinkvijver die zuidwaarts tegenover de woning lag. Deze situatie bleef quasi ongewijzigd tot circa 1881 toen ten oosten van de woonvleugel een vrijstaand bakhuis werd gebouwd. In de tweede helft van de 19de eeuw was de hoeve in het bezit van de Ieperse grootgrondbezitster Georgine Josephine de Ghelcke. Kort vóór 1923 werd de woon- en stalvleugel in oostelijke richting uitgebreid. Ook het bakhuis werd met aanbouwen vergroot. Mogelijk vormde oorlogsschade aan beide gebouwen daarvoor de aanleiding. De schuur met zijn twee annexen aan de erfzijde bleef ongewijzigd. De vijver was gaandeweg gedempt. Intussen was de hoeve eigendom geworden van de weduwe Leonie Bamelis-Snick, die als landbouwster voor deze bouwwerken verantwoordelijk was.
De hoeve bestaat uit twee vrijstaande vleugels, opgetrokken in verankerde rode baksteen. Het bakhuis met aanbouwen, waaronder een kippenhok, uit de prille jaren 1920 verkeert in een vervallen staat. Een ijzeren voetgangershek en een restant van een ijzeren dubbel hek, opgehangen aan een betonnen hekpijler, sluit het erf aan de straatkant af.
De woon- en stalvleugel, haaks op de straat, steekt onder een mansardedak die zowel aan de voor- als achterzijde door kleine dakramen is onderbroken. Het meest oostelijke deel, waaronder de staluitbreiding van omstreeks 1923 ressorteert, is aan de erfzijde nog afgedekt met zogenaamde Duitse pannen. Rode mechanische pannen dekken het resterende gedeelte af. Het woongedeelte telt zowel aan de erfzijde als de achterzijde vier traveeën met venster- en deuropeningen onder bakstenen segmentbogen. Kenmerkend voor de achterzijde is de opkamertravee. In de beluikte vensteropeningen steken witgeschilderde houten tweelichtvensters en een dito drielichtvenster met kruisindeling en grote roedeverdeling. Een witgeschilderd gedeeld bovenlicht bekroont de groen geschilderde voor- en achterdeur. Onder het opkamervenster steekt een keldervenster met diefijzers. Het op de woning aansluitende stalgedeelte telt vijf traveeën, waarvan de laatste drie de staluitbreiding van circa 1922 uitmaken. X-vormige muurankers markeren deze uitbreiding. Nog origineel zijn een witgeschilderd tweelicht onder bakstenen segmentboog en de drie metalen rails waaraan nog twee groen geschilderde schuifdeuren onder bakstenen rollaag ophangen. De achtste travee werd achteraf aangepast met een verluchtingsvenster onder betonnen latei. Boven dit venster geeft een groen geschilderd laadvenster nog altijd toegang tot de zolder.
Kenmerkend voor de dwarsschuur zijn de twee noordelijke aanbouwen onder sleepdak, die minstens sinds het derde kwart van de 19de eeuw de verzonken groen geschilderde houten schuurpoort flankeren. Beide uitbouwen zijn afgedekt met zogenaamde Duitse pannen in tegenstelling tot het hoofdvolume, waarvan het zadeldak voorzien is van rode mechanische pannen met enkele ventilatiepannen boven de aardappelkelder. De oostelijke annex bestaat uit een kleine stal en een wagenhuis, het westelijke annex uit een stal. Het wagenhuis dat reikt tot aan de achtergevel van het hoofdvolume, is zowel aan de erf- als de achterzijde toegankelijk via een houten poort. Beide stallen zijn voorzien van een groen geschilderde tweeledige staldeur. Voor bijkomende verlichting en verluchting in de grote stal zorgen twee kleine witgeschilderde vensters en verluchtingspartijen door in het baksteenmetselwerk alternerend een baksteen uit te sparen. Centraal in de achtergevel van de dwarsschuur steekt een groen geschilderde houten schuurpoort met klinket. Links daarvan bevinden zich twee met groene luiken afgedichte vensteropeningen onder bakstenen segmentboog, die in relatie staan met de aardappelkelder.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Elverdinge
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouwhoeve [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307554 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.