Burgerhuis in beaux-artsstijl, het middenpand van een ensemble van drie woningen (nummers 51 en 55), in 1913 ontworpen door de architect Paul Stordiau. Opdrachtgever en uitvoerder was de aannemer François Vermeulen, die zelf het middenpand betrok. Beide flankerende panden waren bestemd voor verkoop en kregen pas begin jaren 1920 een nieuwe eigenaar.
Het betrof het allereerste bouwproject waarvoor aan de Koninklijkelaan een vergunning werd aangevraagd, en één van de drie bouwprojecten die hier vóór de Eerste Wereldoorlog tot stand kwamen. De andere twee waren het geheel van drie burgerhuizen op nummers 58-62 eveneens in 1913 ontworpen door architect Jan Jacobs in opdracht van verzekeringsmakelaar Constant E. Le Doux, en het geheel van drie burgerhuizen op nummer 24 (gesloopt) en Hugo Verriestlaan 4-6 begin 1914 ontworpen door architect Alphonse Pauwels in opdracht van aannemer Gebroeders Grangé. Deze drie prestigieuze vastgoedprojecten vormden de aanzet tot de verkaveling van de Koninklijkelaan, en lijken bedoeld om de verkoop van de percelen te stimuleren. Vanwege de oorlogsomstandigheden kwam de verdere bebouwing van de laan echter pas op gang vanaf 1920.
François Vermeulen (Berlaar, 1857-Berchem, 1932), aanvankelijk meester-stukadoor en later aannemer van openbare werken, vestigde zich in 1893 in de Zurenborgstraat (huidig nummer 48). Het aannemersbedrijf, concessiehouder van de Franse betonproducent Hennebique en het wandopbouwsysteem Lugino, werd in 1926 voortgezet onder de naam Gebroeders Vermeulen. François Vermeulen behoorde tot de initiatiefnemers van de verkaveling van de Koninklijkelaan door de Naamlooze Vennootschap voor Stadsuitbreiding, een afdeling van de in 1909 opgerichte Banque Anversoise de Fonds Publics & d’Escompte. Namens Stadsuitbreiding keurde hij de bouwplannen goed die door de kopers van de bouwgronden bij de maatschappij werden ingediend. Vermoed kan worden dat ook Constant E. Le Doux en de Gebroeders Grangé betrokken waren bij de verkaveling van de Koninklijkelaan.
Paul Stordiau is de zoon van de architect Ernest Stordiau, met wie hij in de eerste helft van de jaren 1920 occasioneel samenwerkte. Het vastgoedproject voor François Vermeulen is zijn vroegst gekende realisatie. De beaux-artsstijl met neorégence-inslag die Stordiau hier toepast, toont een opvallende verwantschap met de hotels waarvan vader Ernest Stordiau in dezelfde periode zijn handelsmerk maakte, zoals het hotel Morren uit 1913 aan de Prins Albertlei.
In 1929 liet toenmalig eigenaar Louis Vermeulen de eetkamer op de bel-etage uitbreiden met een veranda. De werken werden uitgevoerd door het aannemersbedrijf Gebroeders Vermeulen waarvan hij vennoot was, opvolger van het aannemersbedrijf van François Vermeulen.
Het woningensemble Vermeulen beantwoordt aan de typologie die de architectuur van de Koninklijkelaan kenmerkt. Op de drie vermelde bouwprojecten van 1913-1914 na, gaat het om een bebouwing van overwegend burgerhuizen uit de jaren 1920 en 1930. Zoals de bouwvoorschriften opleggen, zijn de voortuintjes telkens afgesloten door een ijzeren hekwerk. Het originele hekwerk in Lodewijk XVI-stijl is hier bewaard gebleven. De woning maakt deel uit van een ensemble van drie individuele woningen (Koninklijkelaan 51, 53 en 55), die werden ontworpen als een architectonisch geheel in beaux-artsstijl, maar zich duidelijk van elkaar onderscheiden wat type, opstand en plattegrond betreft. Het ensemble toont qua stijl, ornament en materiaalgebruik overeenkomsten met de aanpalende woningen in de gevelwand, die voornamelijk uit gevels in witte natuursteen bestaat. De dominantie van de beaux-artsstijl in het straatbeeld van de Koninklijkelaan getuigt van de populariteit van de stijl in deze periode. Desalniettemin zijn er diverse verschillen terug te vinden in gevelopbouw en materiaalgebruik van deze woningen, wat tezelfdertijd de verscheidenheid van de beaux-artsstijl aantoont.
De onderkelderde rijwoning met een gevelbreedte van drie traveeën bestaat uit vier bouwlagen onder een mansardedak. De lijstgevel heeft een parement volledig uit witte natuursteen, met een decor ontleend aan de régencestijl. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten, rust de bovenbouw op een gedrukte, sokkelvormende pui in vlakke bossage of schijnvoegen. Axiaal van opzet, legt de compositie de nadruk op de middelste travee, door de toepassing van een rechthoekige erker ter hoogte van de bel-etage. Deze rust op zware, fraai uitgewerkte voluutconsoles met acanthusblad, is op de afgeronde hoeken versierd met chutes en acanthusblad, en wordt bekroond door de balkonbalustrade uit decoratief smeedwerk van de tweede verdieping. Een getoogd spaarveld markeert de bovenste twee verdiepingen, waarvan de topgeleding wordt geaccentueerd door een tweede balkon op voluutconsoles, voorzien van een gelijkaardige borstwering. Een gebogen pseudo-fronton vormt de bekroning als onderdeel van de houten kroonlijst op klossen, waarboven een blinde attiek als gevelbeëindiging. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, op de bovenverdiepingen en in de middenas opgebouwd uit registers van steekboogvensters, gevat in vlakke omlijstingen met een cartouche- of rolwerksleutel, op individuele lekdrempels met onderdorpel. Rechthoekige muuropeningen doorbreken de sokkelvormende pui en de laterale traveeën van het lage bovenste register, de laatste eveneens in vlakke omlijsting. De smeedijzeren vleugeldeur en het traliewerk van de pui zijn bewaard. Het schrijnwerk van de vensters, oorspronkelijk guillotine- en T-ramen met gedeeld bovenlicht, is vernieuwd.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, en over twee derden van de breedte wordt opgedeeld door de centraal ingeplante traphal met bovenlicht. Volgens de bouwplannen biedt de lage gelijkvloerse verdieping in de rechter travee ruimte aan de vestibule, leidend naar de halfronde traphal. In het verlengde van de vestibule bevinden zich de diensttrap en de office. De linker traveeën worden ingenomen door een voorkamer, vermoedelijk gebruikt als spreekkamer, een tussenkamer achter de traphal, en de keuken aan tuinzijde. Volgens het verbouwingsplan van 1929 bestond de bel-etage van bij oorsprong uit een enfilade gevormd door het salon over de volledige breedte aan straatzijde, een tussenkamer achter de traphal, en de eetkamer aan tuinzijde, waarvan het terras werd uitgebreid tot veranda. De achterbouw herbergt de vestiaire met wc. De plattegronden van de hogere verdiepingen ontbreken in de bouwdossiers.
Auteurs: Ventriglia, Melisa; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Burgerhuis in beaux-artsstijl
Is gerelateerd aan
Burgerhuis in beaux-artsstijl
Is deel van
Koninklijkelaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307585 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.