Burgerhuis in beaux-artsstijl in 1928 ontworpen door architect Charles De Ridder, en uitgevoerd door zijn vader de aannemer Frans De Ridder. Opdrachtgever was Walter (Walterus Hendrikus Joannes) Padberg (°Herenveen, 1872), van Nederlandse nationaliteit, zoon van de van oorsprong Duitse koopman Frederik Padberg (1840-1916) en de Nederlandse Anna Maria Jorissen (1847-1905). Handelsklerk van beroep, emigreerde hij in 1892 vanuit zijn geboorteplaats naar Brussel, verhuisde in 1896 naar Antwerpen en huwde daar in op 22 november 1898 met de van oorsprong West-Vlaamse Julia Maria Ludovica Trioen (°Nieuwkerke, 1876). Het echtpaar woonde vanaf eind 1898 in Keulen, verhuisde in 1927 naar Mortsel, en nam in februari 1929 zijn intrek in de nieuwe woning aan de Koninklijkelaan. In 1934 liet Padberg door De Ridder een kleine verbouwing uitvoeren op de eerste verdieping, ingegeven door de functionele herindeling van het interieur.
Van de Borgerhoutse architect Charles De Ridder, actief vanaf 1921, zijn tot op heden slechts een beperkt aantal nieuwbouwprojecten uit het interbellum geïdentificeerd. Het betreft hoofdzakelijk bescheiden meergezinswoningen in doorsnee baksteenarchitectuur met ingehouden art-decokenmerken, zoals het ensemble Thaliastraat 56 tot 66 in Berchem uit 1935-1938. De woning Padberg is een vereenvoudigde versie van de woning Letzer verderop aan de Koninklijkelaan, die een jaar eerder werd ontworpen door de architecten H. Franck en Zoon, en mogelijk tot voorbeeld heeft gediend.
De woning Padberg beantwoordt aan de typologie die de architectuur van de Koninklijkelaan kenmerkt. Het gaat om een bebouwing van overwegend burgerhuizen uit de jaren 1920 en 1930. Zoals de bouwvoorschriften opleggen, zijn de voortuintjes telkens afgesloten door een smeedijzeren hekwerk. Het huidige hekken is mogelijk nog grotendeels het oorspronkelijke. De woning sluit qua bouwhoogte aan bij de aanpalende woningen in de gevelwand, en toont qua stijl en ornament gelijkenissen met een aantal andere woningen in het straatbeeld, wat getuigt van de populariteit van de beaux-artsstijl omstreeks de jaren 1930. Desalniettemin zijn er diverse verschillen terug te vinden in gevelopbouw en materiaalgebruik van deze woningen, wat terzelfder tijd de verscheidenheid binnen de stijl aantoont.
De grotendeels onderkelderde rijwoning met een gevelbreedte van drie traveeën bestaat uit drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit witte natuursteen op een plint uit blauwe hardsteen, met een ingehouden decor ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl. Horizontaal geleed door de puilijst, is het onderste register geaccentueerd als sokkel door een uitvoering in vlakke bossage of schijnvoegen. Axiaal-symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de bel-etage van de woning, benadrukt door een bow-window op uitgelengde stafwerkconsoles met medaillon en acanthusblad. Deze is gevat tussen ingediepte pilasters met chute, en wordt bekroond door de balustrade met postamenten van het balkon. Op de begane grond twee rechthoekige vensters en een bredere inkomdeur uiterst rechts. Op de bovenverdiepingen zijn de vensters tot drielicht gegroepeerd. In de bow-window vormen zij een arcade van een brede korfboog- tussen rondboogopeningen met rolwerksleutels. In het derde register getoogde deurvensters met rolwerksleutels. De gevelafsluiting vormt een klassiek hoofdgestel, bestaande uit een gelede architraaf, een fries met doorlopend casement, en een natuurstenen kroonlijst op modillons. Het oorspronkelijke houten schrijnwerk van de vleugeldeur met decoratief smeedijzeren traliewerk is bewaard, evenals van de guillotineramen op de eerste twee bouwlagen en de T-ramen op de derde bouwlaag.
De plattegrond beantwoordde oorspronkelijk aan de typologie van de bel-etagewoning, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal met bovenlicht. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan een eetkamer en ruime biljartzaal, geflankeerd door de inkom- en traphal, waarachter de keuken met 'monte-plats' en een wc. Op de bel-etage is aan straatzijde zoals gebruikelijk een salon ingeplant over de volledige breedte van de woning. In enfilade sluit hierbij een tweede eetkamer aan, uitgevend op een met glas overdekt terras. Ook hier bevindt zich achter de traphal een keuken (vermoedelijk gebruikt als office) annex wc. De tweede verdieping bestaat uit één grote slaapkamer en twee kleine slaapkamers, waartussen een badkamer met bovenlicht. In 1934 lijkt het gelijkvloers in gebruik te zijn genomen als woon- en ontvangstruimte. Op de bel-etage kreeg de eetkamer een nieuwe functie als slaapkamer, het vroegere terras werd gedicht tot veranda, en de flankerende keuken omgevormd tot kleed- en badkamer.
Auteurs: Ventriglia, Melisa; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Koninklijkelaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307597 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.