Meergezinswoning in beaux-artsstijl naar een ontwerp van de architect Léon Stynen uit 1926. De bouw werd op 17 mei 1926 aangevat, en in de loop van 1927 voltooid. Opdrachtgever was Florent Giliams-Leemans, die een spiegel- en glazenmakerij uitbaatte in de Olijftakstraat 15. Daar had hij in 1899-1900 een burgerhuis met achterliggend atelier laten bouwen door de architect Jean Baptiste Vereecken. Aan de Grotesteenweg 239, naast het toenmalige “Café Royal” op de hoek met de Koninklijkelaan, investeerde Giliams in 1932 nog in de bouw van een appartementsgebouw met een winkel en drie flats, ontworpen door de architect Frits de Mont. Volgens de bouwplannen omvatte het pand oorspronkelijk twee woongelegenheden, waarvan de ene zoals gebruikelijk de begane grond en tweede verdieping besloeg, en de andere de eerste verdieping. Het adresboek Ratinckx van 1928 vermeld als eerste bewoners Florent Giliams-Leemans zelf, en Thomas Henri Gardner-Giliams (°New Windsor, 1877), ‘directeur de société’ van Britse nationaliteit en echtgenoot van Julia Barbara Isabella Giliams (°Antwerpen, 1888), vermoedelijk de schoonzoon en dochter van de bouwheer.
De woning behoort tot het vroege oeuvre van Léon Stynen, en is voor zover bekend zijn enige realisatie in zuivere beaux-artsstijl, allicht op vraag van de bouwheer. Al in 1924 paste hij immers een uitgesproken art-decostijl toe voor het ontwerp van de woning Derboven aan de Jan Van Rijswijcklaan, daar waar het ontwerp van de woning Van Lommel in Borgerhout uit 1925 duidelijk het stempel draagt van de Amsterdamse School. Tijdens zijn bezoek aan de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes in Parijs in 1925 raakte de jonge architect sterk onder de indruk van de internationale avant-garde, belichaamd door Le Corbusiers Pavillon de l’Esprit Nouveau. Het ontwerp van de woning Verstrepen in Boom uit 1927 en van het Casino van Knokke uit 1928 vormden vervolgens de voorbode van het gestroomlijnde modernisme waarin Stynen zich ten volle zou ontplooien. Getuige daarvan de woningen, villa’s, appartementsgebouwen, tentoonstellingspaviljoenen, bioscopen en tehuizen die zijn rijke en veelzijdig oeuvre uit het latere interbellum uitmaken.
Van de straat gescheiden door een voortuin, omvat de rijwoning drie gelijke traveeën en drie bouwlagen onder een leien pseudo-mansarde met drie dakkapellen. De lijstgevel heeft een parement volledig uit witte natuursteen ook voor de plint, die zich onderscheidt door een wildverband. De beaux-artsstijl komt tot uiting in het klassieke, tweeledige opzet van het compositieschema, dat ontleend is aan het laat-classicisme uit het einde van de 18de eeuw, aangevuld met een decor in Lodewijk XVI-stijl en smeedwerk in régencestijl. Opgevat als rondboogarcade, wordt de sokkelvormende pui gescheiden van de bovenbouw in kolossale orde door het gevelbrede balkon van de bel-etage. Dit laatste rust op bewerkte voluutconsoles en heeft een markante, sierlijke gesmede ijzeren borstwering, samengesteld uit gegolfde panelen met een symmetrisch palmet- en voluutpatroon gevat tussen pseudo-postamenten. In de pui zijn de rondboogopeningen vlak omlijst, met een acanthusblad op de voluutsleutel en een guirlande op de archivolt. De bovenverdiepingen worden geritmeerd door vier kolossale Ionische pilasters waarvan het kapiteel is verrijkt met chutes, en beantwoorden verder aan een regelmatige opbouw. Registers van rechthoekige vensters, op de tweede verdieping met geprofileerde lekdrempel en verdiepte borstwering. De gevelbeëindiging vormt een klassiek hoofdgestel, samengesteld uit een gelede architraaf, een fries en een houten kroonlijst, waarboven drie houten dakkappelen in oeil-de-boeuf-vorm met klauwstukken en een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. Het schrijnwerk van de vensters en inkomdeur is vernieuwd, mogelijk geïnspireerd op het oorspronkelijke model T-ramen met kleine roedeverdeling in het bovenlicht.
Het integraal bewaarde smeedijzeren tuinhek met poortje herhaalt het ritme van de balkonborstwering, maar met een variatie op het patroon van de panelen.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, samengesteld uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. De gelijkvloerse verdieping omvat een enfilade van salon, eetkamer en veranda onder een bovenlicht, geflankeerd door de entree, traphal, vestiaire, keuken en pomphuis annex loggia met wc. De achterliggende koer is gedeeltelijk overdekt door een glazen afdak. De zelfstandige woongelegenheid op de eerste verdieping omvat een woonkamer en badkamer aan de straatzijde, een slaapkamer aan de tuinzijde, en in de achterbouw achter de traphal een wc, keuken en ‘bureel’. De tweede verdieping heeft eveneens een slaapkamer en badkamer aan de straatzijde en een achterliggende slaapkamer naast de traphal. De slaapkamers zijn onderling verbonden, en deze verdieping beschikt over een wc aan de tuinzijde. Onder het dak bevinden zich drie mansardekamers. De kelder omvat een provisiekelder en twee koolkelders, alsook een grote was- en wijnkelder.
Auteurs: Caboz Cabeleira, Shanna; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Koninklijkelaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Meergezinswoning in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307604 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.