Oeverbunker 5bis is één van de overblijvende bunkers van de dekkingstelling langs het Albertkanaal, een bunkerlinie uit de jaren 1930. In de sector Eigenbilzen-Briegden is uitzonderlijk een reeks van drie oeverbunkers bewaard gebleven, waaronder oeverbunker 5bis.
De drie oeverbunkers in Eigenbilzen-Briegden zijn de laatste restanten van dit type in de dekkingstelling, een bunkerlinie uit de jaren 1930 langs het Albertkanaal. In de loop der jaren is het Albertkanaal meermaals verbreed, waardoor vooral de oeverbunkers die in de dijklichamen zijn ingewerkt bij het verleggen van de oevers verdwenen zijn. Alleen in Eigenbilzen zijn drie exemplaren bewaard gebleven.
De oeverbunkers waren bedoeld om bij een inval troepen van op de tegenoverliggende oever onder vuur te neen. Op het moment dat ze met pontonbruggen of boten het kanaal wilden oversteken, wanneer ze dus in de meest kwetsbare positie zaten, kwamen de troepen in de vuurlinies van de bunkers. Omdat de dekkingstelling was bedoeld om een aanval vanuit Duitsland te stoppen, lag de hele bunkerlinie op de landinwaartse (oostelijk of zuidelijk) zijde van het kanaal. Aanvankelijk was om de 1,5km een oeverbunker voorzien over de lengte van de dekkingstelling. Maar die intervallen vond de legerleiding te groot, zodat gaandeweg de plannen werden bijgestuurd en de linie om de 700 à 800m met een oeverbunker werd uitgerust. De bunkers die als gevolg van deze beslissing bijkomend werden gebouwd, kregen een ‘bis’ nummer. De drie oeverbunkers hier liggen op een afstand van telkens 700m van elkaar.
De oeverbunkers van Eigenbilzen-Briegden waren met twee mitrailleurs uitgerust. Om de frontmuren (aanvalszijde) minder kwetsbaar te maken, kwamen de schietgaten voor de mitrailleurs in de zijwanden. Dat maakte de bunkers vooral voor zijdelings vuren geschikt. Zijdelings uitstekende wanden (oreillons) beschermden de mitrailleurs voor inslagen vanuit de tegenoverliggende oever. De observatiespleet in de frontmuur kon met een pantserplaat worden afgedekt. Op het dak van de bunker hield een lage reling de camouflage met Spaanse ruiters of netten op zijn plaats. De eitjescamouflage op de wanden in omgevingskleuren maakte de bunkers minder opvallend. De toegang tot de bunker zat aan de kant van het jaagpad. Een put met klimijzers leidde naar de deur. Bovenaan was de put met een deksel afgedicht. Een bakstenen muurtje in het dijklichaam zorgde voor een toegang naar eventuele loopgraven in de oever. De afmetingen zijn bij elke oeverbunker quasi dezelfde: ongeveer 10 x 4m. De frontmuur is tot enkele meters diep met een zware fundering in het dijklichaam verankerd.
Het is twijfelachtig of de bunkers geheim werden gehouden voor de potentiële tegenstander. Tijdens de bouw namen Duitse arbeiders deel aan de werkzaamheden bij de aannemers, in dit geval de firma Fumière uit Vise, tot grote ongerustheid bij de militaire opdrachtgever. De bouw begon in maart 1939 en nam per bunker ongeveer 75 dagen in beslag. De aannemer moest een jaar voor de onderhoudswerken instaan, twee jaar voor schilderwerken. Maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 besliste daar anders over.
Bijzonder aan deze oeverbunkers is dat ze als enige sector op het Albertkanaal door een tweede linie in de diepte werden ondersteund.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Oeverbunker 2 langs het Albertkanaal
Is gerelateerd aan
Oeverbunker 4 langs het Albertkanaal
Is deel van
Eigenbilzen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oeverbunker 5bis langs het Albertkanaal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307638 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.