De Oude Heirbaan tussen Grammene en Gottem wordt langs weerszijden geflankeerd door bomenrijen van rode beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’).
Deze steenweg is een aftakking van de steenweg Gent-Deinze-Tielt, richting Gottem-Oeselgem, die parallel met de vallei van de Leie loopt. Deze N440 gaat terug op een zeer oud wegtracé dat reeds op de Kabinetskaart van de Ferraris (circa 1777) staat. De naam ‘heirbaan’ wijst mogelijk op een Romeinse oorsprong. De weg loopt dwars over de kouterrug en snijdt halverwege tussen Grammene en Gottem doorheen de alluviale vallei van de Mandelbeek.
Het typische profiel van de steenweg met straatbomen is vrij gaaf bewaard gebleven. De wegbeplanting is nog bijna volledig intact zodat het dreefaspect nog goed waar te nemen is. Alle bomen zijn opgesnoeid tot een takvrije stamhoogte van 3 meter. De plantafstand in de bomenrijen zelf bedraagt 10 meter, de plantafstand tussen de twee rijen 14 meter. De dikste boom heeft een omtrek van 240 centimeter.
Langs de volledige lengte van de steenweg zijn er aan de buitenzijde van de bomenrijen langsgrachten aangelegd. De bomen zijn aangeplant aan de toprand van deze grachten. Wellicht is de weg later verbreed waardoor de bomen momenteel in een smalle wegberm staan.
De bomen die langs steenwegen werden aangeplant hadden verschillende nutsredenen. Ze markeerden het wegtracé in de winter zodat de passage veiliger werd. Ze boden beschutting tegen regen en wind. In de zomer zorgden ze voor schaduw voor de reiziger. De houtopbrengst van de kaprijpe bomen hielp de overheid in het bekostigen van de aanleg en het onderhoud van de weg. Daarnaast waren er ook esthetische redenen om bomenrijen langs wegen aan te leggen, wat nog heel mooi waar te nemen is in deze rode beukendreef.
Auteurs: Schepens, Annelies; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)