Langs de Demer liggen verschillende afgesneden meanders. Ze getuigen van het vroegere, zeer bochtige verloop van de historische Demer. Kenmerkend voor deze rivier is zijn lage verval (ongeveer 0,4m per kilometer), waardoor het water via een kronkelend parcours zijn weg door het landschap zoekt.
Door zijn meanderende loop had de Demer in het verleden een groot waterbergend vermogen. De meanders remden de snelheid van de waterafvoer af, waardoor zelfs bij piekdebieten -bijvoorbeeld bij zware regenval- het water langzaam naar de Demermonding vloeide. Dat vooral het traject tussen Werchter en Aarschot heel sterk meanderde, had te maken met de grote hoeveelheid meegevoerde kleisedimenten. Dichter bij de monding zette de Demer de sedimenten in toenemende mate af, wat bijdroeg tot sedimentatie in de binnenbochten en het uitschuren van de buitenbochten. Tijdens natte winters vloeide het water over in de beemden van de riviervallei. Dijken langs de rivier waren laag (0,5m). Hoewel in de 18de eeuw er occasioneel plannen waren opgevat om die (lokaal) te verhogen, zijn de dijkverhogingen toen niet doorgevoerd. Het Demerwater kon dus bij hoge waterstanden in de winter gemakkelijk buiten de oevers vloeien, wat interessant was voor de landbouw omdat de natte graslanden (beemden) veel hooi opleverden.
Maar er waren ook andere gebruikers van de waterloop, zoals schippers en molenaars. De scheepvaart had belang bij een vlotte doorvaart. Tussen Werchter en Diest was de Demer tot in de 19de eeuw bevaarbaar voor kleine binnenschepen (naar de normen van die tijd). Paarden of mensen trokken de schepen langs de traag meanderende Demer voort. Zij kregen een strook van minstens 2,4m langs de oever, die niet met bomen of struiken mocht worden beplant. Voor de molenaars kon het water niet hoog genoeg staan, want daardoor konden ze sneller malen. Het verbod om het water kunstmatig hoog te laten opstuwen (hoger dan het toegelaten peilteken of pegel) lapten ze geregeld aan hun laars. De belangen van de gebruikers strookten niet altijd met elkaar. Sommigen hadden belang bij een groot waterbergend vermogen van de rivier en een hoog waterpeil. Anderen kloegen dan weer over de vele en soms langdurige overstromingen of over de beperkte diepgang van de Demer.
Bij langdurige overstromingen (bv. door zware en aanhoudende regenval) rezen er problemen en die waren er frequent. Het water geraakte niet snel genoeg afgevoerd, ondanks de aanwezigheid van leibeken of ontwateringsgrachten die de drainage mee ondersteunden. Een te grote of te snelle watertoevoer stuwde het water op en zette soms grote oppervlaktes langs de Demer onder water, een effect dat tot ver stroomopwaarts kon doordringen. Het afsnijden van meanders was één van de oplossingen, die men tussen de 17de-20ste eeuw voor de Demer bedacht om aan problemen met de waterbeheersing het hoofd te bieden. Zo is het voorbeeld van de Oude Demer bekend, waar privé-eigenaars in 1666 een stuk van de Demer afsneden en door een nieuwe loop vervingen. Sinds de 18de eeuw was het vooral de centrale overheid die daartoe het initiatief nam.
Op dit traject van de Demer dateren de meeste bochtafsnijdingen van de eerste helft van de 19de eeuw en in mindere mate van het midden van de 18de eeuw. De oudst gekende coupures zijn in 1753 gemaakt, toen de provinciale Staten van Brabant een aannemer de opdracht gaven om 9 scherpe meanders af te snijden (6 in Werchter en 3 in Aarschot). De meeste andere zijn tussen 1830-1850 tot stand gekomen in opdracht van de Belgische overheid, die na 1830 het beheer van de Demer op zich nam. Op de kadastrale kaarten van rond 1830 is het bochtige parcours van de Demer nog goed zichtbaar, op de Vandermaelenkaart uit 1850 al niet meer. Sommige bochtafsnijdingen lieten een beetje langer op zich wachten, wanneer betwistingen over de onteigeningen van de grond die nodig was om de rivier recht te trekken, de zaak langer rekten. Zo kunnen we de meanders stroomafwaarts van kasteel Ter Rivieren precies dateren op 1858-1859. De laatste belangrijke bochtafsnijding werd uitzonderlijk pas in 1976-1980 uitgevoerd. Ze ging gepaard met een algemene verhoging van de Demerdijken. De huidige dijken langs de Demer hebben in die zin geen erfgoedwaarde. Ze kwamen recent tot stand en zijn in het geheel niet representatief voor de lage historische dijkjes langs de fel meanderende Demer.
Tussen Aarschot en Werchter meanderde de Demer heel intens, met bochten die scherp en tot 280m van de huidige, recht getrokken loop verwijderd waren. In totaal telden we 43 afgesneden meanders, soms enkel in het reliëf bewaard, soms zijn ze watervoerend. In deze afbakening op basis van het digitale hoogtemodel zijn enkel de oude meanders opgenomen die aantoonbaar aan de hand van historische kaarten tot de historische loop van de Demer behoorden én aan sporen in het landschap te herkennen zijn. De praktijk van het recht trekken van de Demer is tot diep in de 20ste eeuw doorgegaan. In 1976-80 zijn de laatste meanders afgesneden. Voorbeelden daarvan zijn de afgesneden meanders in Blaasbroek (Werchter) en nabij het kasteel Nieuwland (Gelrode). De 43 meanders hebben erfgoedwaarde omdat ze getuigen van het ingrijpen door de mens op de natuurlijke waterloop. Het traject tussen Aarschot en Werchter is het enige over de hele Demerloop waar zovele meanders in het landschap bewaard zijn.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Demer- en Laakvallei tussen Aarschot en Werchter
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Afgesneden meanders langs de Demer tussen Werchter en Aarschot [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307767 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.