Zowel de vallei van de Molse Nete als brede stroken ten noorden en zuiden ervan zijn in de perimeter opgenomen.
Het sitecomplex Lommel Molse Nete bevindt zich op de noordelijke valleiwand van de Molse Nete. De artefactconcentraties lijken grotendeels dicht bij de depressie gelegen maar de uitbreiding naar het noorden, zeker in de vorm van kleine geïsoleerde concentraties, is nog onvoldoende bestudeerd.
De vallei zelf bevat veen dat minstens tot het laat-neolithicum teruggaat.
De zuidelijke valleiwand heeft nog maar zeer weinig artefacten opgeleverd in vergelijking met de noordelijke valleiwand. In verband met jagers-verzamelaars bewoningskeuze blijven het echter belangrijke vragen of er inderdaad geen of zeer weinig bewoning was of bewaard is, en waarom dit zo is.
Op de hoger en droger gelegen duinruggen ten noorden van de vochtige depressie van de Molse Nete bevindt zich een zeer uitgestrekt en rijk sitecomplex uit de steentijd. Dit sitecomplex omvat wellicht resten van steentijdsites vanaf het finaal-paleolithicum tot en met het neolithicum.
Meestal is er een podzolbodem aanwezig met hierin (laat-)mesolithische en eventueel finaal-paleolithische artefactconcentraties, maar op verschillende locaties werden bovendien finaal-paleolithische (Federmesser) artefacten in een paleobodem (Usselobodem) aangetroffen. Er werden tevens enkele neolithische scherven in een laat-mesolithische context aangetroffen.
Een overzicht van de archeologische activiteit:
In 1934 trof T. Caris de eerste prehistorische artefacten langs de Molse Nete aan, wat meteen de aandacht van de toenmalige wetenschappers trok (J. Hamal-Nandrin). De site werd Lommel 2 en later Lommel Vosvijvers gedoopt. De exacte locatie van de vondsten op de voormalige terreinen van de springstoffenfabriek PRB is onbekend.
Tussen 1965 en 1976 werden op hetzelfde terrein opnieuw artefacten ingezameld bij het graven van grachtjes rond de opslagbunkers. Deze vindplaats wordt, naar de ontdekker, site Foblets genoemd.
In 1982 werd op een akker, net ten zuiden van de PRB-terreinen, een mesolithische site opgegraven door F. Geerts (K.U Leuven): Lommel Vosvijvers 3. In 1985 werd net ten zuiden van Lommel Vosvijvers 3, aan de overzijde van de zandweg, de mesolithische site Lommel Vosvijvers 4 opgegraven toen een weiland in akkerland zou worden omgezet.
In het kader van een prospectieproject naar goed bewaarde steentijdsites in de Kempen werden in 2001 door M. Van Gils (I.A.P.) 1100 m ten oosten hiervan artefacten opgeboord uit een goed bewaarde podzolbodem, wat deed vermoeden dat we met een zeer uitgestrekt en potentieel goed bewaard sitecomplex te maken hebben.
Naar aanleiding van de aanleg van een gasleiding doorheen de vallei werd in 2003 door M. Van Gils (I.A.P.) opnieuw 850 m naar het oosten een waarderingsonderzoek van de bedreigde zone uitgevoerd door middel van megaboringen, gevolgd door een opgraving. Hierbij werd enkele (laat-)mesolithische concentraties ingezameld, waarin 2 vroeg-neolithische scherven aangetroffen werden.
Ook op de akkers tussen deze zone en de boorvondsten van 2001 werden verschillende vondsten aan de oppervlakte gedaan. Dit bevestigde de continue aanwezigheid van de sites langs de Molse Nete.
In 2008 lokaliseerde en bemonsterde V. Gelorini (U Gent) veen in de depressie waarop ze een palynologische studie uitvoerde. Hieruit bleek dat de depressie van de Molse Nete eerder een natte depressie zonder beek moet geweest zijn.
In 2009, 2011 en 2012 werd naar aanleiding van de inrichting van het bedrijventerrein Kristalpark III archeologisch onderzoek op de voormalige PRB-terreinen langs de Molse Nete uitgevoerd door B. Vanmontfort (K.U Leuven). Grootschalig karterend booronderzoek werd hierbij gevolgd door opgravingen. De aanwezigheid van een rijk sitecomplex op de hoger en droger gelegen duinruggen ten noorden van de vochtige depressie van de Molse Nete werd hiermee bevestigd en voor de zone in het Kristalpark gedetailleerd omschreven. Naast dense vondstenzones in de podsolbodem werden tevens verschillende finaalpaleolithische artefactconcentraties in een begraven paleobodem (Usselobodem) aangetroffen.
De bewaringstoestand varieert naargelang de bodembewaring en het type bodem. Over grote delen van het sitecomplex is de natuurlijke podsolbodem echter goed bewaard, wat voor een uitstekende bewaringstoestand staat waarbij de artefacten enkel door bioturbatie verplaatst werden. Op verschillende plaatsen werden tevens artefactconcentraties in een begraven paleobodem aangetroffen, wat een voor de zandstreek werkelijk uitzonderlijke bewaring met minimale verplaatsing met zich meebrengt.
In de droge zones zijn enkel lithische artefacten en verbrand materiaal bewaard, zoals gebruikelijk in de zandstreek voor deze periodes. De bewaring hiervan is in de goed bewaarde podzolen echter zeer goed, en in de begraven paleobodem uitzonderlijk goed te noemen.
De vallei van de Molse Nete en de droge gronden net ten noorden en zuiden ervan worden in de archeologische zone opgenomen. In het westen wordt de zone afgebakend ter hoogte van de dalende topografie van de droge gronden, waar momenteel ook geen vondsten meer gekend zijn. In het oosten eindigt de zone met het einde van de vallei aan Lommel Kattenbos.
Het wetenschappelijk potentieel van dit sitecomplex kan niet onderschat worden. Het bevat stratigrafisch gescheiden contexten, voor de zandstreek uitzonderlijk goede bewaringsomstandigheden, een goed bewaard omringend landschap, en het is bovendien zeer uitgestrekt. Het kan hierdoor een enorme bijdrage leveren aan onze kennis van de laat-glaciale en vroeg-holocene jagers-verzamelaars, hun economie, hun bewoningsstrategie, evoluties hierin doorheen de tijd, de vorming van en de band met het omringende landschap, enz. De aanwezigheid van neolithische elementen kan tevens informatie verschaffen over de neolithisatie van de regio: neolithische aanwezigheid in de Kempen en/of contacten met jagers-verzamelaars.
Het sitecomplex is zeer typisch voor finaal-paleolithische en mesolithische bewoning in de Kempen en ver daarbuiten.
Door hun stratigrafische scheiding kunnen veel individuele artefactconcentraties tevens veel beter de materiële cultuur van het finaal-paleolithicum en het mesolithicum apart typeren. Bij de meeste andere sites zijn de vondsten van beide periodes immers vermengd in de bodem. Gestratifieerde finaal-paleolithische/mesolithische sites zijn in Vlaanderen uiterst zeldzaam.
Het is eerder typisch dat de bewoning van dit type site zich over een dergelijk grote oppervlakte uitstrekte, maar het is wel uitzonderlijk dat een site over een dergelijk grote oppervlakte bewaard is. De aanwezigheid van neolithische artefacten in een laat-mesolithische context is tevens zeldzaam in de Kempen.
Bron: AZ dossiers
Auteurs: Van Gils, Marijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lommel
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Molse Nete [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307803 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.