De site is gelegen in Bevere, een deelgemeente van Oudenaarde. Ze bevindt zich buiten de huidige dorpskern, niet ver van de industriezone “de Bruwaan”. De archeologische zone ligt op ca. 2km verwijdert van de Schelde. Het gebied bevindt zich in de overgang van de Zandleemstreek naar de Leemstreek. De site is gelegen in de vallei van de Diepe beek (in de 18de eeuw Slooverbeek genoemd). Deze beek, die behoort tot het Scheldebekken, heeft haar bron niet ver ten westen van de motte. Ter hoogte van de Bruwaan wordt de beek opgenomen in het grachtenstelsel van deze site. Bodemkundig ligt het voormalige opperhof van de site in een gebied van een sterk vergraven bodem (OT). Het voormalige neerhof bevindt zich binnen de bebouwde zone (OB). De archeologische site situeert zich in een gebied van natte zandlandbodems (Lep) en matig natte zandleembodems (Ldp).
In 1219 verschijnt het toponiem Bedruwaen (Bruwaan) voor het eerst in de historische bronnen: Margareta, vrouwe van Bevere en van de Bruwaan, echtgenote van Willem van Zomergem, heer van Wostine, schenkt een stuk grond weg. In een tekst van 1232 wordt de site zelf vermeld: de zoon van Margareta, Filips van Zomergem, bepaalt dat de zusters van het O. L. V.-gasthuis in ruil voor een schenking een bedrag zouden betalen aan het huis van Bedruan.
Het toponiem Bruwaan zou kunnen teruggaan op de persoonsnaam Bertrude + het Romaanse suffix –ane. De oorsprong van deze naam kan ook gelinkt worden aan het Keltische Bebron(n)a of het Oudgermaanse Bibruno. Het zou gaan om een hydroniem dat is afgeleid van het Keltische bebro of het Germaanse bibru (bever). Er zou vervolgens een tweeledige evolutie optreden: een Germaanse waarbij Bebron(n)a evolueert tot de veelvuldig voorkomende plaatsnaam Bevere of Beveren, en een Romaanse tendens van Bebrona over Breuvanne (Bevrona) tot Bruwaan.
Het dorp Bevere was mogelijks een verhevenheid dat tussen twee lager gelegen gebieden lag: de Pudemere en de Donk. Dit is niet de situering van het huidige Bevere. Er zijn niet voldoende goed geargumenteerde elementen op basis waarvan we met zekerheid kunnen stellen dat de nederzetting Bevere zich eens elders bevond. Dit zou echter wel het ontbreken van de topografische relatie tussen de site en het huidige dorp kunnen verklaren. Indien er inderdaad een verschuiving heeft plaats gevonden kan deze vermoedelijk in verband gebracht worden met de stad Oudenaarde en haar evolutie. Het dorp Bevere is nooit opgenomen geworden binnen de stadsmuren van Oudenaarde en is bijgevolg altijd een ‘voorgeborchte’ gebleven. Juridisch, administratief en kerkelijk hing Bevere af van Oudenaarde, voor leenzaken van Pamele en administratief van het kasselrijbestuur. Bevere was strategisch zeer belangrijk, als aanvalspositie ten opzicht van Oudenaarde. Wanneer de stad aangevallen werd was Bevere hiervan dan ook het slachtoffer. Zo werd dit dorp herhaaldelijk verwoest, doch telkens weer heropgebouwd (o.a. in 1488, 1579 en 1674). In 1579 en 1682 kwam er zelfs een nieuwe kerk. Tijdens deze periodes van vernieling trokken de inwoners zich tijdelijk binnen de stadsmuren terug. Beverwaen was een achterleen van de heerlijkheid Bevere, die tevens het statuut had van heerlijkheid.
De eerste vermelding van de site situeert zich in 1232. Vermoedelijk was de versterking reeds vroeger aanwezig, daar in een tekst van 1219 het toponiem Bedruwaen reeds wordt vermeld. De nederzetting Bevere wordt reeds in de tweede helft van de 10de eeuw genoemd. Op basis van dit gegeven kan worden vermoed dat er eerst een dorpskern aanwezig was. Indien deze nederzetting inderdaad oorspronkelijk op de zandleemrug was gelegen kan deze als belangrijkste aantrekkingspool hebben gefungeerd voor de inplanting van een adellijke residentie op die plaats, naast factoren als de aanwezigheid van de vallei van de Diepe Beek en de nabijgelegen verkeerswegen.
Verder is er zeer weinig gekend over de site. Toch kunnen er drie fasen onderscheiden worden. Allereerst zal de oprichting van een castrale motte hebben plaatsgevonden, de datering hiervan nog onbekend. Deze motte wordt opgevolgd door een renaissancekasteel dat het volledige opperhof beslaat. Deze is te zien op een gravure van A. Sanderus uit 1640. Het onderschrift luid: "Kasteel dat prachtig versierd is". Op basis van 18de en 19de eeuwse grondplannen kan er uit een latere periode een relatief klein kasteel, met vierkant grondplan en twee hoekuitsprongen aan noordelijke zijde, gelegen op het opperhof waargenomen worden. Verschillende gebouwen op het neerhof volgens eenzelfde schikking als de huidige bebouwing. In 1859 werd het volledige domein verkocht. Het kasteel werd gesloopt tijdens WO I. In 1958 waren de funderingen zeker nog bewaard.
Op de kaarten die voorhanden waren verschijnt het kasteel eerst op casselrye van Audenaerde (1640). Op de Villaret-kaart (1745-1748) is de ovale site duidelijk zichtbaar. Het opperhof en het neerhof worden beide opgenomen in de gracht. Het kasteel krijgt de benaming "Chateau de Broane". In 1762 wordt er een grondplan van de site gemaakt door een ongekende landmeter en in 1784 door D. Van Huffel. De tekening van beide kaarten is nagenoeg identiek. Op de Ferrariskaart (1777) is het neerhof niet langer omgeven door een gracht. Het kasteel, dat op de vorige kaarten nog vierkant was, is nu rechthoekig. Binnen de omwalling van het opperhof zijn tuinen vast te stellen. Op de Atlas der Buurtwegen (1840), de Topografische kaart Vandermaelen (1846-1854) en de Popp-kaart (1842-1879) wordt de site rond afgebeeld. Deze kaarten zijn nagenoeg identiek aan elkaar. Het kasteel wordt benoemd als "Chateau de Brewaene". De voorstelling die te zien is op de Ferrariskaart (1777) wordt eerder in twijfel getrokken.
Op alle kaarten is duidelijk te zien dat de motte in de percelen is ingesneden. Dit doet vermoeden dat de inplanting van de motte posterieur is aan de percelering en er zich hier reeds bewoning bevond vóór de oprichting van de versterking.
Aan de hand van luchtfotografie is het duidelijk dat de site sinds het begin van de 20ste eeuw amper veranderd is en dat hij vandaag ook nog goed zichtbaar is in het landschap.
Op 6 januari 1999 werden er boringen uitgevoerd door K. De Groote (Instituut voor het Archeologisch Patrimonium). Deze situeerden zich ten zuiden van het opperhof, aansluitend bij het neerhof. Er werden drie boringen verricht op het tracé van het gedempt stuk ringgracht ten zuiden van het opperhof. Twee andere boringen concentreerden zich op een ophoging binnen de gracht, die eertijds via het neerhof toegang verschafte tot de motteheuvel zelf.
Op de plaats waar zich eertijds een castrale motte bevond treffen we nu een landbouwexploitatie aan, met haar gebouwen op het voormalige neerhof en de motte zelf gebruikt als graasplaats voor het vee. Het opperhof is in haar huidige vorm niet zuiver circulair meer. Dit is waarschijnlijk het gevolg van het dempen van de walgracht ten zuiden van de motte, want op de kadastrale plannen zien we dat de motte oorspronkelijk een rond grondplan had. De basisdiameter van de motte bedraagt ongeveer 60 m, ze is slechts 2 à 3 m hoog en in haar zuidelijk deel slechts 1,5 m. Op basis van de duidelijk zichtbare sporen van nivellatie ten gunste van het dempen van de grachten en rekening houdend met de lange occupatieduur van de site, kunnen we stellen dat de motte in oorsprong vermoedelijk hoger zal geweest zijn. De hellingsgraad is vrij zwak en gaat van 25° tot 45° op het steilste punt. Aan de noordelijke heuvelflank van het opperhof zijn er nog steeds sporen van bakstenen gewelven zichtbaar. Ten zuiden van het opperhof bevindt zich een tweede ophoging van ongeveer 2 m hoog, waarop er een duiventoren staat in classicistische stijl. Het is mogelijk dat dit een relict is van een eens opgehoogd neerhof dat later werd genivelleerd.
Op het neerhof vinden we vandaag een landbouwbedrijf. We kunnen vaststellen dat de schikking van de gebouwen bewaard is gebleven wanneer we het vergelijk maken met de 19de eeuwse kadasterplannen.
Op de site kunnen we verschillende walgrachten onderscheiden. Omheen het opperhof lag er een ringgracht die nog slechts ten westen zijn karakter als gracht behouden heeft, de rest van het grachttracé is echter nog zichtbaar onder de vorm van een glooiing in het terrein. Het bewaarde grachtdeel is slechts een 10-tal meter breed, terwijl we op de kadasterplannen kunnen vaststellen dat ze in oorsprong 15 m breed waren en zelfs 25 m ter hoogte van de aansluiting met het neerhof. Een tweede walgracht, met een breedte van 2 tot 5 m omsluit zowel opper- als neerhof. De aanwezigheid aan de noordzijde van een strook van ongeveer 20 m breed, die beide grachten van elkaar scheidt, doet vermoeden dat er hier oorspronkelijk een aarden wal lag. De Diepe beek, die zich aan de noordkant omheen de site kronkelt en parallel loopt met het tracé van de tweede walgracht, vormt als het ware een derde afbakening.
Het opperhof is slechts toegankelijk via het neerhof. Doch op verschillende kaarten, zoals deze van D. Van Huffel uit 1784, zien we dat er in het oosten ook een toegang was die rechtstreeks aansloot op het opperhof. Deze ingang was verbonden met een lange dreef die noordwaarts liep richting Eine. Het neerhof is bereikbaar via een dreef uit het zuiden. Deze weg wordt de dag van vandaag nog gebruikt als toegang tot de hoeve.
Op basis van de morfologie, en van de historische en iconografische bronnen kan deze site met zekerheid als een castrale motte worden geïdentificeerd. Het opperhof is volledig gespaard gebleven van vernielende ingrepen in de bodem. Het vaststellen van archeologisch waardevol materiaal is dan ook eerder waarschijnlijk. Wel moet er rekening gehouden worden met het feit dat er mogelijks schade is aangericht door het trampling-effect van het grazende vee en erosie. Het neerhof werd recent bebouwd op de plaats waar de voormalige bebouwing gesitueerd was.
Bron: AZ-dossier
Auteurs: Lommelen, Lies; Langen, Iris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Hof de Bruwaan
Is deel van
Bevere
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof de Bruwaan [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307857 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.