Meergezinswoning met art-nouveau-inslag gebouwd in opdracht van de heer H. Brunein, naar een ontwerp door Jacques De Weerdt uit 1910. De architect realiseerde alleen al in de De Marbaixstraat vermoedelijk zestien individuele bouwprojecten, waarvan drie voor eigen rekening, goed voor in totaal vierentwintig panden. In hetzelfde bouwblok leverde hij ook meerdere ontwerpen voor percelen aan de Lange Lobroekstraat.
Het burgerhuis is representatief voor het oeuvre van Jacques De Weerdt uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde de architect alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, overwegend in art-nouveau- of neorococostijl, vaak van eenzelfde standaardtype. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen). De lijstgevel met enkelhuisopstand heeft een parement uit ivoorkleurige Silezische brikken in kruisverband, geaccentueerd door gele baksteen voor speklagen, hoekstenen, borstweringen en ontlastingsbogen. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de geprofileerde plint en lekdrempels, witte natuursteen voor de puilijst, het Frans balkon, speklagen, boogaanzet-, sluitstenen en steigergaten. De art-nouveau-invloed berust vooral op het zweepslagpatroon van de smeedijzeren balkonborstwering.
Geleed door de puilijst en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet in de rechter travee. Dit laatste wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een gebogen Frans balkon met een acanthusbladconsole en een markante smeedijzeren borstwering. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, waarbij de begane grond zich onderscheidt door hoefijzerboogopeningen, de deur met sluitsteen en het venster met een doorgetrokken, bewerkte lekdrempel. De getoogde bovenvensters hebben afgeronde bovenhoeken, een sluitsteen en individuele lekdrempel. Een houten kroonlijst, gekornist op gekoppelde consoles in het risaliet, vormt de gevelbeëindiging. Het originele houten schrijnwerk van de inkomdeur met siersmeedwerk en de vensters is bewaard.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc. Beide bovenverdiepingen vormen vermoedelijk huurkwartieren, die uit een voor- en achterkamer bestaan, met de keuken in de achterbouw, de wasbak en wc op het overdekt terras.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1910#1706.