Geheel van vier gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl, naar een ontwerp door de architect Gerard Jan Maas uit 1907. Opdrachtgevers waren Henri Taeymans voor nummer 54, Guillaume Missooten voor nummer 56, Pierre Joseph Asselberghs voor nummer 58 en Désiré Dequidt voor nummer 60. Van de uit Nederland afkomstige Maas zijn in Antwerpen bouwprojecten geïdentificeerd vanaf de late jaren 1880 tot omstreeks 1920. Rond de eeuwwisseling past hij voor zijn residentiële productie het conventionele neoclassicisme toe, en voor pakhuizen als het complex Meeûs-Funck in de Adriaan Brouwerstraat de neo-Vlaamserenaissance-stijl.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen). De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met enkelhuisopstand en schijnvoegen op de begane grond, rusten op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Opgezet volgens spiegelbeeldschema, ligt de klemtoon van het geheel op de twee hoger opgetrokken en axiaal geaccentueerde middenpanden. Horizontaal geleed door de puilijst, cordonvormende lekdrempels en waterlijsten, beantwoordt de compositie van beide geveltypes aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen. Beide middenpanden onderscheiden zich in de middenas door driehoekige, al of niet gebroken frontons op voluutconsoles, guirlandes op de borstweringen en friezen, en sluitstenen. Beide zijpanden leggen de klemtoon op de eerste verdieping, gemarkeerd door waterlijsten op voluutconsoles waartussen guirlandes, en borstweringen met pilasters en siersmeedwerk. Medaillons en chutes sieren de penanten van de tweede verdieping, die verder afwijkt door individuele lekdrempels en onderdorpels. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een gelede architraaf, een bewerkte fries en een houten kroonlijst op klossen. Deze van de middenpanden rusten op hoekconsoles, deze van de zijpanden op een tandlijst en metopenfries. In nummers 54 en 60 zijn de originele houten vleugeldeuren met siersmeedwerk bewaard. Op nummer 54 na is al het vensterschrijnwerk vernieuwd. Behouden gietijzeren voetschrapers in alle panden.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1907#304 (nummer 56), 1907#305 (nummer 54), 1907#306 (nummer 58) en 1907#307 (nummer 60).