is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Woning Van Schuylenbergh
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Woning Van Schuylenbergh
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Woning Van Schuylenbergh
Deze bescherming was geldig van tot
De Woning Van Schuylenbergh (1979-1986) kan beschouwd worden als een laat meesterwerk in het oeuvre van Pieter De Bruyne, één van de meest gerenommeerde meubel- en interieurontwerpers van Vlaanderen uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Voor de eerste en laatste keer in zijn carrière kreeg De Bruyne hier de mogelijkheid om zijn visie op meubilair en architectuur samen te brengen in een nieuwbouwwoning, in samenwerking met architect Achiel Hutsebaut.
De Woning Van Schuylenbergh werd in 1979 ontworpen door de internationaal gerenommeerde Aalsterse interieurarchitect en meubelontwerper Pieter De Bruyne (1931-1987) die hiervoor samenwerkte met de Aalsterse architect Achiel Hutsebaut (1936-2020). Ook die laatste had op dat moment al enige bekendheid verworven, met name als ontwerper van woningen met een uitgepuurde geometrische vormgeving. De bouwaanvraag werd op 11 december 1980 goedgekeurd maar de woning zou uiteindelijk pas in 1986 opgeleverd worden. Aannemer van de ruwbouw was Camiel Van Hoefs maar de deuren en het fijn schrijnwerk werden gerealiseerd door het atelier van Emiel De Bruyne, de vader van Pieter De Bruyne die sinds midden jaren zestig ook al zijn meubelontwerpen realiseerde. Hij was ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het vaste en losse meubilair in de woning, dat ontworpen werd door Pieter De Bruyne.
De Woning Van Schuylenbergh is gelegen aan de Vilainstraat en integreert zich qua volumetrie en silhouet in het straatbeeld. Aan de achterzijde geeft de tuin uit op de Peter Benoitstraat met centraal een opvallende pergola in metaalstructuur, witgeschilderd met blauw geschilderde bogen. Aan de Vilainstraat lijkt de Woning Van Schuylenbergh een rijwoning van twee bouwlagen onder lessenaarsdaken van zwarte asbestleien maar daarachter bevinden zich drie bouwlagen onder platte daken. De vrij gesloten voorgevel bestaat uit twee witgeschilderde bakstenen gevelvlakken van ongelijke breedte, van elkaar gescheiden door een beglaasde insnijding. Het linkse gevelvlak is aan de linkerzijde geopend met een garagepoort op de begane grond en een vierkant venster op de eerste verdieping, beide met blauw geschilderd schrijnwerk. Ook een regenpijp rechts van de insnijding is in dat opvallende blauw geschilderd. De achtergevel is – in tegenstelling tot de voorgevel – heel sterk opengewerkt en kenmerkt zich door een brede linkertravee en een smallere rechtertravee. De rechtertravee telt drie bouwlagen en de linker twee maar de linkse, blinde zijgevel is ook drie bouwlagen hoog waardoor een ommuurde buitenkamer ontstaat. Alle muren zijn uitgewerkt in witgeschilderde baksteen. Beide traveeën worden bekroond door een plat dak met dakterras die verbonden zijn door een opvallende, blauw geschilderde draaitrap. Naast deze trap is een kwartcirkel zichtbaar van een centraal cilindervormig volume met plat dak dat aansluit op het hoge dakterras.
Het grondplan van de woning bestaat uit een vierkant van 12 op 12 m (met een schuin afgesneden hoek in het noorden) opgedeeld in vier vierkanten van 6 op 6 m. Centraal bevindt zich op de begane grond en de eerste verdieping een betonnen kolom die een kruis van zichtbare betonnen liggers draagt. Verder bestaat de interieurafwerking voornamelijk uit plafonds in kistbeton en witgeschilderde muren in witgeschilderde baksteen.
De inkom is helemaal open tot in het dak en volledig beglaasd aan de straatzijde en kenmerkt zich door de combinatie van verschillende wandafwerkingen: de witgeschilderde bakstenen muur van de zijwand en van een kwartsegment van de centrale ronde ruimte, het ruw bekiste beton van de trapkoker die de ruimte sculpturaal afsluit en een hoge, zwart betegelde wand naast die trapkoker. Verlichting bestaat, net zoals in de rest van de woning, uit lichtarmaturen van Arteluce, de Italiaanse firma waarvoor De Bruyne optrad als verdeler in België en ook zelf ontwierp. De aansluitende hal met vestiaire verleent toegang tot de woonkamer, de WC en de trap. Die bordestrap is volledig uitgewerkt in ruw bekist beton en bevindt zich in de zuidelijke hoek van de woning, in een hoek van 45° geplaatst ten opzichte van de voor- en zijgevel.
De living is een grote, L-vormige ruimte met achteraan de zithoek met schouwwand (westzijde) en de eetkamer (centraal). Bepalend in deze ruimte is het kruis van betonnen liggers die samenkomen op een betonnen zuil, met aan weerszijden een vierkant daklicht dat natuurlijk licht brengt in dit centrale deel van de woning. De betonnen zuil vormt ook het middelpunt van de cirkelvormige witgeschilderde bakstenen muur die een ruime nis afbakent, bedoeld voor meubilair. Naar achter toe wordt deze muur recht doorgetrokken om de scheiding te maken met de bijkeuken (oostzijde). De scheiding met de achterliggende keuken is een donkerblauw geschilderde, stalen structuur, bovenaan ingevuld met blauw glas en voor het overige met witte formica platen waaronder een schuifdeur uiterst rechts en een schuifluik boven de eettafel. Die tafel loopt door tussen de living in de keuken en kan op wielen rollen, om de grootte aan te passen. De keuken en aansluitende bijkeuken vormen één lange rechthoekige ruimte en bewaren de oorspronkelijke formica keukenkasten met typerende ronde metalen handgreepjes die overal in de woning terugkomen.
Op de eerste verdieping geeft de trap uit op een ruime centrale hal die doorloopt tot tegen de achtergevel, juist ten oosten van de middenas met daarrond de ouderslaapkamer, twee kinderkamers en de badkamer. De hal is zeer ruim opgevat omdat die niet louter dient voor circulatie maar ook voor het plaatsen van meubelstukken van De Bruyne. Om dezelfde reden heeft deze ruimte een overvloedige lichtinval, met name door de volledig beglaasde insnijding aan de straatzijde (deels met blauwgekleurd glas), de volledig beglaasde achtergevel en een cirkelvormige zenitale lichtinval in het centrale deel van de woning, die weerkaatst wordt door een driekwart cilinder in witgeschilderde baksteen. Onder deze lichtcirkel bevinden zich op deze verdieping de daklichten van de begane grond in witgelakt hout. Beide daklichten bestaan uit een kwart piramide maar door het gebruik van spiegels wordt de illusie van een volledige piramide gecreëerd en wordt de centrale betonnen pijler verborgen waardoor de betonnen liggers en cilinder erboven lijken te zweven. De ouderslaapkamer bewaart het vaste meubilair in wit gelakt hout.
Op de tweede verdieping verleent een heldere hal toegang tot de studio (het schildersatelier) die de volledige westelijke helft van de woning en een centrale cirkelvormige ruimte omvat. Achteraan deze ruimte zorgen felblauw geschilderde bakstenen wanden en blauw glas voor een aparte, gedempte sfeer. De studio, en de hal bieden beiden toegang tot het ommuurde dakterras dat op zijn beurt via een draaitrap leidt tot het open dakterras op de derde verdieping.
De Woning Van Schuylenbergh kan beschouwd worden als een laat meesterwerk in het oeuvre van Pieter De Bruyne, één van de meest gerenommeerde meubel- en interieurontwerpers van Vlaanderen uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Voor de eerste en laatste keer in zijn carrière kreeg De Bruyne hier de mogelijkheid om zijn visie op meubilair en architectuur samen te brengen in een nieuwbouwwoning, wat het pand een grote ensemblewerking en hoge zeldzaamheid verleent.
Hoewel De Bruyne vandaag vooral gekend is omwille van zijn meubelontwerpen, was (interieur)architectuur en de wisselwerking tussen meubilair en architectuur doorheen zijn carrière van cruciaal belang. Dit is bij uitstek het geval bij de Woning Van Schuylenbergh die geconcipieerd werd rond een verzameling van door hem ontworpen meubels. Om die reden vertoont de woning een heel genereuze ruimtelijkheid die de meubels volledig tot hun recht laat komen. Andere typerende kenmerken van De Bruynes ontwerpen die samenkomen in deze woning zijn:
De medewerking van stadsgenoot en architect Achiel Hutsebaut (1936-2020) bij deze realisatie draagt bij tot de erfgoedwaarde omdat de Woning Van Schuylenbergh ook representatief is voor zijn gewaardeerde oeuvre van voornamelijk woningen in een uitgepuurde geometrische vormgeving. Hoewel beide ontwerpers sterk lokaal verankerd waren, zijn er bovendien verschillende associaties te maken met toenmalige internationale tendensen in de architectuur zoals het postmodernisme, in de nadruk op esthetiek en symboliek, en het neorationalisme van architecten zoals de Duitser Oswald Mathias Ungers (1926-2007), in de aandacht voor elementaire geometrische vormen en ruimtelijke concepten zoals het huis in het huis.
Typologisch past de Woning Van Schuylenbergh in een lange regionale traditie van rijwoningen. Ze behoort tot die zeldzame voorbeelden van rijwoningen uit de tweede helft van de twintigste eeuw waarbij innovatieve oplossingen werden bedacht voor de eeuwenoude uitdagingen van dit woningtype, zoals:
Ook het door De Bruyne ontworpen losse meubilair uit de zogenaamde non-conformistische periode (1969-1987) draagt bij tot de erfgoedwaarde. Dat non-conformistische meubilair wordt internationaal beschouwd als baanbrekend, onder andere door de invloedrijke Noorse architectuurtheoreticus Christian Norberg-Schulz. Met deze meubels stelde De Bruyne immers het strikte functionalisme in vraag door schoonheid en symboliek naar voor te schuiven als cruciale en soms zelfs de enige functies van een meubel. De Bruyne betrachtte met zijn meubilair gevoelens of associaties op te roepen bij de gebruiker door een spel van krachtige, vaak symbolisch geladen kleuren, texturen en volumes die elkaar onderlijnen of juist tegenspreken, en soms ook door cultuurhistorische referenties, bijvoorbeeld in de naamgeving. Ook de aanwezigheid van secreten of verborgen opbergvakken geven heel wat meubels uit deze periode een esoterisch en mysterieus kantje. De meubels getuigen ook van het ambachtelijk meesterschap en perfectionisme van Pieter De Bruynes vader Emiel wiens atelier vanaf midden jaren zestig als enige instond voor de productie van De Bruynes ontwerpen.
De relatie tussen deze meubels en de architectuur is cruciaal. Een belangrijke functie van meubilair was volgens De Bruyne immers het bemiddelen tussen de mens en zijn omgeving, bijvoorbeeld door de functie van een bepaalde ruimte te symboliseren. Heel wat van zijn meubels gaan ook expliciet een relatie aan met de ruimte waarin ze staan door het gebruik van weerspiegelingen en doorkijken, en van ruimtelijke concepten zoals de mantel die het meubel omhult en als het ware bemiddelt tussen meubel en omgevende ruimte, door het alzijdig karakter van zijn ontwerpen en door de plaatsing van het meubel los van de wanden, vaak op een sokkel om de autonomie ervan te benadrukken. In het geval van de Woning Van Schuylenbergh werd de architectuur bovendien in sterke mate bepaald door de meubels van Pieter De Bruyne die de opdrachtgevers voordien al verzameld hadden. Ook tijdens het ontwerp en de bouw van de woning en kort erna werden nog enkele meubels van De Bruyne aangekocht, waarvan sommige specifiek voor de woning ontworpen, die samen met de interieurafwerking een heel eigen karakter verlenen aan sommige kamers, in het bijzonder de ouderslaapkamer en de studio.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Aalst
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Van Schuylenbergh [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308063 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.