erfgoedobject

Woning Flor Alpaerts

bouwkundig element
ID
308297
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308297

Beschrijving

Burgerhuis met invloeden uit de art deco, opgetrokken in opdracht van de componist Flor Alpaerts, naar een ontwerp van Jan Jacobs uit 1931.

Historiek en context

Architect Jan Jacobs realiseert binnen zijn loopbaan een divers oeuvre, dat evenzeer woningen als flatgebouwen en nijverheidsarchitectuur omvat. Vroege ontwerpen worden voornamelijk uitgewerkt in een eclectische of gematigde art-nouveaustijl, in de jaren 1920 gaat de art-decostijl de bovenhand voeren. Rond de jaren 1930 ontwikkelt Jacobs zich tot een overtuigd ambassadeur van het modernisme, dat hij onder meer toepast in verschillende realisaties binnen de Antwerpse Tentoonstellingswijk. Hij staat in contact met gelijkgestemde en gevierde collega’s als onder meer Paul Smekens, Huib Hoste en Eduard Van Steenbergen. Binnen het oeuvre van Jacobs kan het ontwerp van de woning Alpaerts gesitueerd worden in de overgangsperiode van art deco naar modernisme, waarbij het gebouw eerder aansluit bij de art-decorealisaties uit de twintiger jaren dan bij het meer manifeste modernisme van Jacobs’ latere werk. Aannemer Van Riel en Van den Bergh voerde de bouwwerken uit vanaf 22 juli 1931.

De opdrachtgever van het project, Flor Alpaerts (Antwerpen, 1876-1954) kende een glansrijke carrière binnen het Antwerpse muziekleven. Hij was verbonden aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen: aanvankelijk als student, vervolgens als leraar en tenslotte als directeur. Als pedagoog, dirigent en componist verrichte hij zowel betekenisvol als invloedrijk werk. Alpaerts huwde op 15 december 1903 te Antwerpen met Leah van Aalst (1885-1958), geboren in Amsterdam, wiens familie zich in 1891 te Antwerpen gevestigd had. In 1905 had het echtpaar al een eerste, meer bescheiden woning laten bouwen in de Oudekerkstraat, een conventioneel ontwerp van de architect Antoine Van den Berghe-Le Roy.

Architectuur

Deze burgerwoning van twee ongelijke traveeën telt een souterrain, twee bouwlagen en een pseudo-mansarde gedekt met leien en voorzien van een eenvoudige dakkapel. De gevel is opgetrokken uit baksteenmetselwerk in kruisverband boven een witgeschilderde plint, met toepassing van witte natuursteen bij de vensteropeningen en in de geveltop. Het ontwerp benadrukt de licht risalietvormende venstertravee met een garage ter hoogte van het souterrain, een over de eerste en tweede bouwlaag oplopende driezijdige erker en een decoratief uitgewerkte, getrapte en gebogen geveltop. Alle muuropeningen zijn rechthoekig uitgewerkt. Het schrijnwerk van de vensteropeningen werd vernieuwd naar origineel ontwerp. Ook de garagepoort, de daklijsten en de kroonlijsten werden vervangen. Binnen het eerder traditionele ontwerp met een door een erker en topgevel benadrukte venstertravee, en binnen een vormgeving met voornamelijk gematigde invloeden van de art deco (hanenkam in vensteromlijsting geveltop, spiraalmotief in topgevel, vormgeving postamenten tuinhek), wordt de aandacht getrokken door de kwalitatieve en meer vooruitstrevende vormgeving van de toegangsdeur met impostvenster. Hier bleef het originele schrijnwerk met smeedijzeren deurrooster bewaard. Het motief van het deurrooster werd hernomen in het smeedijzeren tuinhek, dat in de loop der tijd verwijderd werd. Tot slot dient vermeld dat het ontwerp art-decomotieven voorzag op de witstenen velden op de borstwering van de tweede bouwlaag. Deze werden echter niet gerealiseerd.

Niettegenstaande de traditionele gevelopbouw wijkt het grondplan van de woning af van de klassieke indeling van een burgerwoning om zich beter af te stemmen op de leefwijze van de bouwheer-componist. Dit laat zich volgens de bouwplannen nog niet opmerken op het niveau van het souterrain, dat een gangbare invulling krijgt met bergruimten (garage, wijnkelder, provisiekelder, koolkelder) en nutsruimten (waskelder, stookplaats). De drie volgende verdiepingen zijn opgebouwd rond een centraal gesitueerde hal, die de breedte inneemt van het volledige gebouw. Op de gelijkvloerse verdieping geeft de inkomhal aan de rechterzijde aansluiting tot deze ruime hal met bordestrap, die toegang geeft tot de eetkamer aan de voorzijde van de woning, en de vestiaire met wc, keuken en koer aan de achterzijde van het gebouw. In het verlengde van de inkomhal aan de rechterzijde ligt een “doorgang” met de afgesloten keldertrap naar het souterrain, die de “ontbijtkamer” ontsluit welke naast de keuken gesitueerd is. Op de verdieping is de traphal met overloop gelegen tussen de woonkamer aan de voorzijde en de ruime studio van de musicus aan de achterzijde van de woning. Aan de voorzijde van de tweede verdieping bevinden zich een slaapkamer en badkamer, aan de achterzijde twee slaapkamers. Ter hoogte van de overloop zijn een wc en twee ingemaakte kasten ingetekend.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1275#1072; vreemdelingendossier 481#72149.

Auteurs: Vanderheyden, Bhumi
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Flor Alpaerts [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308297 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.