De firma Briqueteries, Tuileries en Céramiques bouwde in 1904-1905 ten westen van de dorpskom van Ramskapelle een steenbakkerij met naast een ateliergebouw ook vier ovens, verschillende droogloodsen en een woning voor de bedrijfsleider. De fabriek werd in 1909 opgekocht door de Kortrijkse vernnootschap Céramiques en Briqueteries Mécaniques du Littoral. De steenbakkerij in Ramskapelle was gespecialiseerd in de productie van geëmailleerde gevelstenen en profielstenen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam het bedrijf in de frontlinie te liggen en het Belgische leger richtte de fabrieksschoorstenen in als observatieposten, waarvan er één bewaard bleef. Het bovenste gedeelte van de bakstenen schoorsteen werd versterkt met gewapend beton en van kijkgaten voorzien. Van op het betonnen platform had men een uitstekend zicht op het hele noordelijke deel van de Belgische sector met het kanaal Nieuwpoort-Veurne, Ramskapelle, Nieuwpoort en het strategisch belangrijke sluizencomplex ‘de Ganzenpoot’.
Leon Duron kocht in 1926 de fabrieksruïnes op en startte opnieuw met de productie van geëmailleerde bakstenen. In 1936 werd de steenbakkerij definitief stilgelegd. Een vlasroterij, die omstreeks 1930 naast de steenbakkerij werd opgestart, bleef nog tot het uitbreken van WO II in werking. Tussen 1957 en 1959 werd in de gebouwen uit de schubben van zilvervis nog een korte tijd zogenaamd viszilver gewonnen.
Van het complex werden drie elementen beschermd: de vrijstaande schoorsteen die als observatiepost werd ingericht, het ateliergebouw uit 1904-1905 en een schoorsteen uit het interbellum die bij de vlasroterij hoorde.
Auteurs: Cornilly, J.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Cornilly J. 2005: Ateliergebouw van steenbakkerij [online], https://id.erfgoed.net/teksten/367106 (geraadpleegd op ).
Ten westen van de dorpskern van Ramskapelle liggen de resten van een merkwaardig industrieel-archeologisch complex. Het betreft de ruïnes van een steenbakkerij en een vlasroterij. In 1904-1905 opgebouwd als baksteenbedrijf, onderging het verschillende aanpassingen, die hun sporen nalieten. Als bedrijf werden de gebouwen in 1959 opgeheven. Van de firma Briqueteries, Tuileries en Céramiques resteert nog het ateliergebouw of de kleibewerkingshal van 1904-1905. Een tijdens de Eerste Wereldoorlog als observatiepost versterkte schoorsteen bleef bij de ingang tot de site bewaard.
Het baksteenbedrijf in Ramskapelle werd in 1904-1905 opgetrokken in opdracht van de firma Briqueteries, Tuileries et Céramiques (Système Geldens). Op 11 februari 1909 werd het bedrijf opgekocht door P.A. Gits, die het op 10 juli 1909 inbracht in de NV Céramiques et Briqueteries Mécaniques du Littoral, met zetel in Kortrijk. Het toenmalige gebouwenbestand bestond uit een ruim, en nog grotendeels bewaard ateliergebouw, ingeplant op de zuidzijde van het terrein. Van de vier ovens lagen er drie op de noordhelft. De 4de oven lag zuidelijk van het ateliergebouw. De droogloodsen namen nagenoeg het volledige oppervlak tussen atelier en de Ramskapellestraat in beslag. De woning van de bedrijfsleider was in de noordoosthoek van het terrein gesitueerd. Als mankracht trok de onderneming ervaren Nederlandse baksteenbakkers aan. Ze vestigden zich in de zogenaamde "Hollandse huizen", een tiental werkmanswoningen door het bedrijf langsheen de Ramkapellestraat opgetrokken. Het bedrijf was gespecialiseerd in de productie van geëmailleerde gevelsteen. Dit product was omstreeks 1880 mede dankzij een aantal technische innovaties in de baksteenproductie (onder meer het strengperssysteem) in de mode gekomen en werd door art-deco-Jugendstilarchitecten veelvuldig aangewend ter vervanging van de natuursteen. Omtrent de producten van het bedrijf zijn we goed ingelicht. Als basisklei werd naast de ter plaatse gewonnen klei een fijne witbakkende klei uit Silezië ingevoerd. De vier basisformaten waren het zogenaamde Boomse formaat (18 x 8,7 x 5), het Brusselse (20 x 9,6 x 6,5), het formaat van Charleroi (22 x 10,7 x 6,2) en het Luikse of Waalse formaat (23,3 x 11,3 x 6,7). De plaatselijke roosbakkende klei werd alleen maar in de eerste twee formaten verwerkt. De Silezische klei daarentegen werd in de vier formaten verwerkt en kon naar keus in wit, lichtgeel, geel en rood geleverd worden. De keuze van de geëmailleerde gevelsteen was nog ruimer en dit zowel qua vorm als qua kleur. Naast de vier hoger vernoemde formaten waren een vijftal soorten geprofileerde steen beschikbaar. Het kleurenaanbod omvatte wit, vuil wit, lichtblauw, lichtgeel, bruin, vernisbruin (brun vernis) en groen. Precies deze grote keuze vormde de troefkaart van het bedrijf. De producten voldeden bovendien aan de hoogste kwaliteitsnormen en werden dan ook over het hele land verspreid. Vooral in de sterk geïndustrialiseerde gebieden zoals de Borinage en in het Luikse vond de gevelsteen een gretige afzet.
Met het begin van de Eerste Wereldoorlog diende de productie ijlings stilgelegd. Reeds tijdens de Ijzerslag (oktober 1914) lag de fabriek in de frontlinie. Even zag het er naar uit dat de Duitse troepen via Ramskapelle zouden doorsteken, maar de onderwaterzetting stelde een einde aan de doorbraak. De fabrieksgebouwen leden zware schade. De hoge schoorstenen van het bedrijf werden door het Belgisch leger als observatieposten ingericht. De schoorsteen bij de ingang bleef als oorlogsmonument bewaard.
Het heropstarten van de fabriek verliep moeilijk. Op 4 februari 1926 werden de vervallen fabrieksgebouwen opgekocht door het echtpaar Leon Duron-Urbanie Vanden Berghe en geleidelijk tot een dubbelbedrijf omgebouwd. Het woonhuis werd op de bestaande funderingen met recuperatiebaksteen herbouwd. De steenbakkerij werd slechts gedeeltelijk heropgestart omdat alleen de productie van de geëmailleerde steen opnieuw werd opgenomen. Hiervoor werd de nog bewaarde voorraad Silezische klei aangesproken. Ten vroegste in 1930 startte de eigenaar, in functie van de in de streek opbloeiende vlasteelt, ook een vlasroterij op. Dit bedrijfsgebouw verrees ten noorden van het ateliergebouw en was voorzien van een rootkuip en een zwingelhok. Een stoommachine uit een brouwerij van Stalhille zorgde voor de energievoorziening. Een drietal zwingelmolens werden aangedreven door een Leister-benzinemotor van 6pk. In beide bedrijven samen werken maximaal tien mensen. Omtrent de productie en de verspreiding van de gevelsteen na de Eerste Wereldoorlog bezitten we weinig of geen gegevens. De schaarse inlichtingen wijzen vooral op een meer regionale afzet in de Westhoek en de kuststreek. De werking van het bedrijf wijzigde drastisch na het tragische werkongeval op 30 mei 1936, waarbij L. Duron de dood vond. Een reeds aangezette oven werd afgewerkt, waarna de baksteenbakkerij volledig werd afgebouwd. Alleen de vlasroterij zette haar activiteiten verder en dit tot 1940.
Wat tijdens de Tweede Wereldoorlog met de gebouwen gebeurde is niet duidelijk. Enkele zegspersonen verklaarden dat de vlasroterij tot een lijmfabriek werd omgebouwd. De bedrijfsgebouwen zouden nog eenmaal bezet worden. Einde 1957 werd één van de leegstaande gebouwen ingehuurd door een bedrijf dat zilver uit de schubben van zilvervis (haring, sprot en in mindere mate ansjovis) vervaardigde. Dit viszilver werd verkocht aan Duitse en Franse cosmeticabedrijven. De productiewijze was vrij eenvoudig. De vis werd in een scheikundig bad van 60°C opgewarmd, waardoor de schubben loskwamen en bezonken. Dit geheel werd gecentrifugeerd en gezuiverd. Men slaagde erin tot 97% zuiver viszilver te bekomen. Er was 1 ton vis nodig om 2 kg zilver te bekomen. Het bedrijf was geen lang leven beschoren. Het diende reeds in 1959 wegens de sterke terugval van de haringaanvoer zijn deuren te sluiten.
Van het oorspronkelijke bedrijfscomplex "Geldens" uit 1904-1905 blijft nog enkel het ateliergebouw (kleibewerkingshal) over. Het is een volledig bakstenen gebouw in de vorm van een grote hal van 2 bouwlagen en 8 traveeën), met segmentboogvormig afgedekte doorbrekingen die per 2 gekoppeld zijn op beide niveaus. In de kopgevels bevinden zich grote respectievelijk segmentbogig afgedekte en rondbogige openingen die aan de gelijkvloerse verdieping een overlangse tweeledigheid geven. Interessante kapstructuur. Dakbedekking met golfplaten (oorspronkelijk in ijzer). Laag portiek met boogstructuren.
Bron: Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier DW000644, Steenbakkerij: ateliergebouw en vlasroterij: schoorsteen.
Auteurs: De Schepper, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Schepper J. 1996: Ateliergebouw van steenbakkerij [online], https://id.erfgoed.net/teksten/367109 (geraadpleegd op ).