erfgoedobject

Verdwenen Zwinhaven Hoeke

archeologisch geheel
ID
308375
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308375

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene situering

Hoeke is gelegen in de oostelijke Vlaamse kustvlakte ten noorden van Damme langsheen de voormalige bedding van het jonge Zwin, de zeearm die Brugge tijdens de late middeleeuwen toegang gaf tot de Noordzee. De verdwenen Zwinsteden situeren zich op de voornaamste kreekruggen in dit deel van de kustvlakte, achter de westelijke Zwindijk, tegenwoordig gekend als Krinkeldijk. Dankzij deze dijk kende de oostelijke Zwinoever sinds het ontstaan van de zeearm omstreeks 1134 geen overstromingsschade en zijn de relicten van het middeleeuwse landschap nog intact.

Archeologische nota

Het ontstaan van Hoeke past binnen de economische bloeiperiode van het Zwingebied tijdens de 13de eeuw. Hoeke wordt sinds 1253 in verband gebracht met inmenging van handelaren uit het Heilige Roomse Rijk. De nederzetting ontving stadsrecht en ontwikkelde zich als voorhaven van Brugge. Binnen het havennetwerk van het Zwin had elke haven een specifieke functie. Hoeke was de winterzate van het Zwin (de herstelplaats voor schepen tijdens de maanden waarin niet gevaren werd). Vanaf de late 14de eeuw bracht economische neergang, ten gevolge van politieke instabiliteit en verzanding van het Zwin, een sterke daling van de bevolking teweeg. Vanaf de Tachtigjarige Oorlog was de havenfunctie van het stadje definitief beëindigd, waarna Hoeke bleef voortbestaan als landelijk dorp.

Landbouwer-amateurarcheoloog Jan Tilleman vestigde de aandacht op middeleeuws Hoeke door jarenlange interesse te tonen voor archeologische fenomenen rondom zijn boerderij ‘Ten Houcke Boven’. De hoge archeologische waarde die hierbij werd aangetoond vormde de aanleiding van het doctoraatsonderzoek van Jan Trachet dat in 2016 werd afgerond.

Door middel van multidisciplinair onderzoek op basis van archeologische veldkartering, geofysisch onderzoek en historisch bronnenmateriaal wist hij een nauwkeurige historisch-geografische analyse van Hoeke uit te voeren.

Naar aanleiding van de resultaten van Trachets onderzoek werd door de Vlaamse Overheid aan de Universiteit Gent opdracht gegeven voor een archeologische evaluatie, waardering en afbakening van de verdwenen Zwinhavens Monnikerede en Hoeke. Dit project werd uitgevoerd tussen 1 juni 2018 en 31 oktober 2019.

Hoewel het belang van Hoeke al bewezen was op basis van historisch bronnenmateriaal, is momenteel ook de archeologische omvang van de Zwinstad gekend. Deze kennis is met name te danken aan de synthese gemaakt tijdens het doctoraatsonderzoek van Trachet. Hieruit komen de volgende kenmerken naar voren: De nederzetting was gelegen achter de

Landdijk (tegenwoordig Krinkeldijk), de oudste dijk van de regio, welke de regio beschermd heeft van ingrijpende overstromingsschade. Langs de zeezijde van deze dijk bevonden zich havengerelateerde structuren en naarmate de verzanding van het Zwin toenam, ook gebouwen. Hoeke lijkt een meer uitgesproken havenzone dan naburige Zwinsteden te hebben bezeten. Wellicht is dit te linken met de identificatie van Hoeke als winterzate van het Zwin tijdens de 14de eeuw. Op de kruin van de dijk bevond zich de Hoogstraat, de weg die Damme met Mude verbond. Langsheen deze Hoogstraat en hiervan aftakkende straten bevond zich de kern van de bebouwing met ‘Hoeke Boven’ als centrum. In dit centrum bevond zich een stadhuis en tijdens de 15de eeuw ook een kapel. Na de oprichting van een kerk en hospitaal gefundeerd met schenkingen van Duitse kooplieden ontwikkelde Hoeke zich als zelfstandige parochie. De zone rond de parochiekerk is wellicht de oudste kern van Hoeke. Uit waarderend onderzoek kwam duidelijk naar voren dat de 13de en vroege 14de eeuw een dominante rol innemen in de ontwikkeling van de nederzetting. Gezien deze periode slechts kan bogen op een schaars schriftelijk bronnenbestand vormt het archeologisch bodemarchief er de voornaamste bron van informatie over de bloei van de Zwinhavens.

In het kader van de evaluatie, waardering en ruimtelijke afbakening van de site werd een testopgraving uitgevoerd door de vakgroep archeologie van de Universiteit Gent met als doel tot een in situ validatie te komen van de archeologische sporen vastgesteld in het onderzoek van Trachet.

In Hoeke werd de testopgraving (een werkput van 5,5 x 5,5 m) gepland op de vermoede locatie van een site gelinkt aan metaalbewerking op de rand van de haven van Hoeke. Deze veronderstelling was gebaseerd op clusters oppervlaktevondsten bestaande uit laatmiddeleeuws aardewerk, metaalslakken, steenkool en natuursteen, die in positie overeenkwamen met anomalieën in de EMI-data. Deze oppervlaktevondsten wezen in richting van historische bronnen die Hoeke als winterzate van het Zwin identificeren, en waarbij specifiek scheepsmateriaal en steenkool, aangeduid in de contemporaine bronnen als smedekool (smidskool) aangevoerd werd. Het aan de oppervlakte aangetroffen materiaal bevond zich op de helling van de westelijke Zwindijk, en was naar het oppervlak gekomen door het afploegen van het dijklichaam. De opgraving maakte duidelijk dat onder een ploeglaag van ca. 30 cm sporen in situ aanwezig waren tot een diepte van 2,5 m onder het maaiveld.

Deze sporen waren gelinkt aan de uitgraving en opvulling van een extractiekuil, wellicht gericht op de winning van rijpe sediment die gebruikt kon worden voor het naastgelegen dijklichaam. In de demplagen van de kuil bevonden zich zowel kleilagen met een afwisselende hoeveelheid archeologische artefacten (metaalslak, keramiek, bouwkeramiek, dierlijk bot), die wegens de kalkrijke klei zeer goed bewaard bleken, maar ook asrijke lagen doorspekt met metaalslakken, houtskool en steenkool. Samen met een lijnvormige structuur bestaande uit baksteen en natuursteen in verband kunnen deze asrijke lagen gelinkt worden aan metaalindustrie in de directe omgeving van de werkput. De opvulling van de extractiekuil kon op basis van typochronologie van het aardewerk en radiokoolstofdatering op hout geplaatst worden in de 13de en vroege 14de eeuw.

 

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

Evaluatie van de bewaringstoestand

De aanleg van de A11 had verstorend effect op de zuidelijke havenzone van Hoeke en zal nog eenzelfde effect hebben op de zone die binnen het tracé van een nog aan te leggen parallelweg ligt. Buiten deze zones is wegens het huidige landgebruik een groot deel van de site in theorie intact gebleven.

De testopgraving te Hoeke heeft aangetoond dat de archeologisch waardevolle onverstoorde lagen zich al kunnen bevinden op een geringe diepte van ca. 30 cm.

Dankzij de kalkrijke kleiige bodem zijn de bewaringscondities zonder verstoring van de ondergrond zeer goed te noemen voor nagenoeg alle materiaalcategorieën. De veldprospecties uitgevoerd door Trachet maken duidelijk dat de percelen die momenteel in gebruik zijn als akkerland enige erosie ondervinden door landbouwactiviteiten, met name ploegen. Toch heeft het gevoerde onderzoek twee belangrijke resultaten wat betreft bewaringstoestand. Ten eerste is met de prospectie bewezen dat individuele bewoningsstructuren die zich ondergronds manifesteren als geofysische anomalieën nog steeds herkenbaar en identificeerbaar zijn in de ruimtelijke spreiding van archeologisch materiaal aan het oppervlak. Ten tweede hebben de opgravingen aangetoond dat de interpretaties op basis van een gecombineerde geofysische- en veldprospectie een betrouwbare bron zijn, gezien de duidelijke correlatie tussen de vooropgestelde verwachting en de effectief aangetroffen structuren.

Hoeke maakt deel uit van het verdwenen middeleeuws havennetwerk van Brugge. Dit havennetwerk kent geen parallellen binnen West-Europa en is uniek voor Vlaanderen. Aangezien iedere haven een eigen functie uitoefende binnen dit netwerk zijn de Zwinsteden ook onderling als uniek te beschouwen. In Hoeke betreft het bovendien een site met een duidelijk Hanseatische inslag, wat de site in direct verband brengt met de belangrijkste laatmiddeleeuwse handelsnetwerken in het Duitse en Scandobaltische gebied. De site is gelegen op de westelijke oever van de voormalige Zwingeul. De regio is gekend als één van de best bewaarde middeleeuwse landschappen van Vlaanderen, en heeft in tegenstelling tot de oostelijke oever van het Zwin weinig geleden onder overstromingen. Perceelsstructuren, wegen, waterlopen en dijken die teruggaan tot de middeleeuwen scheppen de authentieke landschappelijke context waarvan de site deel uitmaakt.

Motivatie voor de afbakening

Het feit dat de site een archeologisch quasi volledig bewaarde verdwenen middeleeuwse havenstad vertegenwoordigt, is de voornaamste factor om deze een beschermde status toe te kennen. Een testopgraving op de site maakte duidelijk dat het bodemarchief over het algemeen onder zeer goede omstandigheden in situ bewaard is gebleven. Het vondstmateriaal dat bij de testopgraving werd gerecupereerd, met name het zeldzame importaardewerk, de geïmporteerde steenkool uit de regio van Durham-Newcastle en de vele ballastkeien, onderstreept eens te meer de uitzonderlijke aard van de sites en de internationale connectiviteit die ze weerspiegelen. Daarnaast werd aangetoond dat op deze site sprake is van de tot op heden meest omvangrijke aaneengesloten zone met laatmiddeleeuwse metaalindustrie gekend binnen Vlaanderen; wellicht staat deze bovendien in verband met scheepsherstellingen.

Wegens bovenstaande vaststellingen beoogt de bescherming van Hoeke als archeologische site een behoud van het archeologisch erfgoed op de plaats waar het zich in de bodem bevindt (behoud in situ) met oog op behoud en eventueel toekomstig archeologisch onderzoek.

In het huidige polderlandschap zijn de middeleeuwse geul en de haven Hoeke vrijwel volledig onzichtbaar, maar ondergronds is het archeologisch bodemarchief zeer goed bewaard. De afbakening van de te beschermen site is tot stand gekomen op basis van integratie en confrontatie van traditionele bronnen en technieken met innovatief interdisciplinair landschappelijk onderzoek. De belangrijkste bron van informatie voor de topografische reconstructie van Hoeke zijn de zogenaamde ommelopers, prekadastrale documenten die door de administratie van de Watering gebruikt werden om belasting te innen voor het waterbeheer. Die konden gekoppeld worden aan oude kaarten. Ook ruimtelijke informatie uit kerkrentes en stadsbelasting konden hieraan toegevoegd worden. Aan deze informatie konden vervolgens ook archeologische data gekoppeld worden uit zowel invasief en non-invasief onderzoek. De afbakening van de middeleeuwse nederzettingskern, die op deze manier tot stand is gekomen, werd vervolgens afgetoetst door middel van een testopgraving, met positief resultaat.

De afbakening van de te beschermen archeologische site is gebaseerd op een grondige selectie van wat we als kern van de nederzetting kunnen beschouwen, met het grootste archeologisch potentieel. De vooropgestelde afbakening is niet zozeer de historische afbakening van de stad, welke nog ruimer uitvalt.

DE CLERCQ W., TRACHET J., POULAIN M. & DE RUIJSSCHER D., 2019: Een archeologisch evaluatie, waardering en ruimtelijke afbakening van de verdwenen Zwinhavens Hoeke en Monnikerede (gemeente Damme, provincie West-Vlaanderen), Universiteit Gent.

CLAUS A., 2020: Proefsleuvenonderzoek – Oude Heernisstraat, Damme. Nota – Archeologisch vooronderzoek. Verslag van de resultaten Proefsleuvenonderzoek – 2020|123.

DE CLERCQ W., DREESEN R., DUMOULYN J., LELOUP W. & TRACHET J., 2017: Ballasting the Hanse: Baltoscandian Erratic Cobbles in the Later Medieval Port Landscape of Bruges, European Journal of Archaeology 20, 4, 710-736.

DE CLERCQ W., TRACHET J., DE REU J., 2019: Artefact-Accurate Fieldwalking in Flanders. Integrating medieval surface finds with geophysical and historical data, in: Keller, C. (ed.), Funde in der landschaft/Finds in the landscape 26, Köln.

DILLEN K., 2018: A paradox of maritime access. Origins and consequences of subaltern relations in a medieval portuary system in Flanders: The case of Hoeke, International Journal of Maritime History 30, 3, 405-421.

DUMOULYN J. & LELOUP W., 2016: The Zwin estuary: a medieval portuary network, in: Solórzano Telechea J. A., Arízaga Bolumburu B., Bochaca M., (eds.), Las sociedades portuarias de la Europa Atlántica en la Edad Media/Town port societies in Atlantic Europe in the Middle Ages, Logroño: Instituto de Estudios Riojanos, 197-212.

TRACHET J., 2016: Inland Outports. An interdisciplinary study of medieval harbour sites in the Zwin region, doctoraatsthesis Universiteit Gent.

TRACHET J., 2017: Verlande voorhavens. Verdwenen middeleeuwse havensites in de Zwinstreek, M&L. Monumenten en landschappen 5, 6-25.

TRACHET J., DELEFORTRIE S., DOMBRECHT K., LELOUP W., THOEN E., VAN MEIRVENNE M. & DE CLERCQ W., 2015: Turning back the tide: The Zwin debate in perspective. A historiographical review of the medieval port system northeast of Bruges, Revue du Nord 97, 413, 305-321.

TRACHET J., DELEFORTRIE S., DOMBRECHT K., DUMOULYN J., LELOUP W., THOEN E., VAN MEIRVENNE M. & DE CLERCQ W., 2017a: Reassessing surface artefact scatters. The integration of Artefact-Accurate Fieldwalking with geophysical data and Medieval harbour sites near Bruges (Belgium), Archaeological Prospection 24,2, 101-117.

ROELENS F., HUYGHE J., HINSCH-MIKKELSEN J. & LAMBRECHT G., 2016: Archeologisch proefonderzoek Natiënlaan, Hoeke (Damme), AardeWerk: Brugge.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/31006/106.1, De verdwenen middeleeuwse Zwinhaven Hoeke
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Verdwenen Zwinhaven Hoeke [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308375 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.