is aangeduid als beschermde archeologische site Verdwenen Zwinhaven Monnikerede
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermde archeologische site Verdwenen Zwinhaven Monnikerede
Deze bescherming was geldig van tot
Monnikerede is gelegen in de oostelijke Vlaamse kustvlakte ten noorden van Damme langsheen de voormalige bedding van het jonge Zwin, de zeearm die Brugge tijdens de late middeleeuwen toegang gaf tot de Noordzee. De verdwenen Zwinstad situeert zich op een uitloper van het voornaamste kreekruggensysteem in dit deel van de kustvlakte, achter de westelijke Zwindijk, tegenwoordig gekend als Krinkeldijk. Dankzij deze dijk kende de oostelijke Zwinoever sinds het ontstaan van de zeearm omstreeks 1134 geen overstromingsschade en zijn de relicten van het middeleeuwse landschap nog intact.
Het ontstaan van Monnikerede past binnen de economische bloeiperiode van het Zwingebied tijdens de 13de eeuw. Vanaf 1226 vermelden historische bronnen contacten tussen handelaren uit Monnikerede en Engeland. De nederzetting ontving stadsrecht en ontwikkelde zich als voorhaven van Brugge. In het havennetwerk langs het Zwin had elke haven een specifieke functie. Monnikerede was onder andere de stapelplaats voor stokvis.
Vanaf de late 14de eeuw bracht economische neergang ten gevolge van politieke instabiliteit en verzanding van het Zwin, een sterke daling van de bevolking teweeg. Vanaf de Tachtigjarige Oorlog was de havenfunctie van Monnikerede definitief beëindigd. Na een inkrimping verdween de nederzetting definitief uit het landschap ten gevolge van de aanleg van de Damse Vaart.
Sinds de aanleg van de Damse Vaart was Monnikerede al onder aandacht van geschiedkundigen gekomen. In de jaren ’80 van de twintigste eeuw werd de nederzetting voor het eerst archeologisch onderzocht tijdens de thesis en het doctoraat van Bieke Hillewaert. De hoge archeologische waarde die hierbij werd aangetoond vormde de aanleiding van het doctoraatsonderzoek van Jan Trachet dat in 2016 werd afgerond. Door middel van multidisciplinair onderzoek op basis van met name archeologische veldkartering, geofysisch onderzoek en historisch bronnenmateriaal wist hij een nauwkeurige historisch-geografische analyse van Monnikerede uit te voeren. Naar aanleiding van de resultaten van Trachets onderzoek werd door de Vlaamse Overheid aan de Universiteit Gent opdracht gegeven voor een archeologische evaluatie, waardering en afbakening van de verdwenen Zwinhavens Monnikerede en Hoeke. Dit project werd uitgevoerd tussen 1 juni 2018 en 31 oktober 2019.
Hoewel het belang van Monnikerede al bewezen was op basis van historisch bronnenmateriaal, is nu ook de archeologische omvang van de Zwinstad gekend. Deze kennis is met name te danken aan de synthese gemaakt tijdens het doctoraatsonderzoek van Trachet. Hieruit komen de volgende kenmerken naar voren: De nederzetting was gelegen achter de Landdijk (tegenwoordig Krinkeldijk), de oudste dijk van de regio, welke de regio beschermd heeft van ingrijpende overstromingsschade. Langs de zeezijde van deze dijk bevonden zich haven gerelateerde structuren en naarmate de verzanding van het Zwin toenam, ook gebouwen. De haven fungeerde als stapelplaats voor stokvis. Op de kruin van de dijk bevond zich de Hoogstraat, de weg die Damme met Mude verbond. Langsheen deze Hoogstraat en hiervan aftakkende straten bevond zich de kern van de bebouwing met een vierkante marktzone als centrum. In dit centrum bevond zich een stadhuis en tijdens de 15de eeuw ook een kapel. In de stadskern waren zowel een stadswaterput en een stadwaterschep als zoetwatervoorzieningen aanwezig. Uit de testopgraving kwam duidelijk naar voren dat de 13de en vroege 14de eeuw een dominante rol innemen in de ontwikkeling van de nederzetting. Gezien deze periode slechts kan bogen op een schaars schriftelijk bronnenbestand vormt het archeologisch bodemarchief de voornaamste informatiebron over de bloei van de Zwinhavens.
In het kader van de evaluatie, waardering en ruimtelijke afbakening van de site werd te Monnikerede een testopgraving uitgevoerd door de vakgroep archeologie van de Universiteit Gent met als doel tot een in situ validatie te komen van de archeologische sporen vastgesteld in het onderzoek van Trachet.
In Monnikerede werd de testopgraving (een werkput van 18 x 1,3 m) gepland ter hoogte van de vermoede locatie van de stadswaterschep. Op basis van historische bronnen was dit een laatmiddeleeuwse watervoorziening op de zuidoostelijke hoek van de markt van Monnikerede, die in de late 17de eeuw als poel staat afgebeeld op een kaart van Monnikerede. De opgraving vond plaats in een tuin van een particulier die sinds de middeleeuwen grasland was gebleven, zij het dat het terrein plaatselijk was opgehoogd. Onder de ophoging van ca. 30 cm dikte werden sporen in situ aangetroffen. Hierbij werd de locatie van de stadswaterschep bevestigd. Daarnaast werden ook twee grachten waargenomen, parallel aan de middeleeuwse perceelstructuur georiënteerd. De oostelijke van deze twee grachten kon op basis van het vondstmateriaal (typochronologie van het aardewerk en radiokoolstofdatering van dierlijk bot) in de vulling gedateerd worden in de 13de eeuw. Wegens de kalkrijke kleigrond was het vondstmateriaal bestaande uit keramiek, bouwkeramiek en dierlijk bot in zeer goede omstandigheden bewaard.
Wegens de aanleg van de Damse Vaart werd een gedeelte van het centrum van Monnikerede archeologisch verstoord. Buiten deze zones is wegens het huidige landgebruik een groot deel van de site in theorie intact gebleven.
De testopgraving ter hoogte van de markt van Monnikerede heeft aangetoond dat de archeologisch waardevolle onverstoorde lagen zich op een geringe diepte van ca. 30 cm bevinden. Op de opgravingslocatie was er sprake van een opgevoerde laag in de bovenste 30 cm, waardoor kan vermoed worden dat de onverstoorde lagen in de praktijk nagenoeg direct onder het oppervlakte aanwezig zijn in niet verstoorde zones zoals bijvoorbeeld de weide in het zuiden van Monnikerede. Dankzij de kalkrijke kleiige bodem zijn de bewaringscondities zeer goed te noemen voor nagenoeg alle materiaalcategorieën. De veldprospecties uitgevoerd door Trachet maken duidelijk dat de percelen die momenteel in gebruik zijn als akkerland enige erosie ondervinden door landbouwactiviteiten, met name ploegen. Toch heeft het gevoerde onderzoek twee belangrijke resultaten wat betreft bewaringstoestand. Ten eerste is met de prospectie bewezen dat individuele bewoningsstructuren die zich ondergronds manifesteren als geofysische anomalieën nog steeds herkenbaar en identificeerbaar zijn in de ruimtelijke spreiding van archeologisch materiaal aan het oppervlak. Ten tweede hebben de opgravingen aangetoond dat de interpretaties op basis van een gecombineerde geofysische- en veldprospectie een betrouwbare bron zijn, gezien de duidelijke correlatie tussen de vooropgestelde verwachting en de effectief aangetroffen structuren.
Er is tot op heden slechts beperkt onderzoek geweest naar andere gekende voorhavens van Brugge. De verdwenen middeleeuwse Zwinhaven Monnikerede werd geselecteerd voor bescherming omdat ze goed is onderzocht én omdat ze samen met Hoeke gelegen is op de westelijke oever van de voormalige Zwingeul, een regio die gekend is als één van de best bewaarde middeleeuwse landschappen van Vlaanderen. In tegenstelling tot de oostelijke oever heeft deze zone weinig geleden onder overstromingen.
Het feit dat de site een archeologisch goed bewaarde verdwenen middeleeuwse havenstad vertegenwoordigt, is de voornaamste factor om deze een beschermde status toe te kennen. Een testopgraving maakte duidelijk dat het bodemarchief over het algemeen onder zeer goede omstandigheden bewaard is gebleven. Het vondstmateriaal dat bij de opgraving werd gerecupereerd, met name het zeldzame importaardewerk, de geïmporteerde steenkool uit de regio van Durham-Newcastle en de vele ballastkeien, onderstreept eens te meer de uitzonderlijke aard van de sites en de internationale connectiviteit die ze weerspiegelen.
Wegens bovenstaande vaststellingen beoogt de bescherming van Monnikerede als archeologische site een behoud van het archeologisch erfgoed op de plaats waar het zich in de bodem bevindt (behoud in situ) met oog op behoud en eventueel toekomstig archeologisch onderzoek.
In het huidige polderlandschap zijn de middeleeuwse geul en de haven Monnikerede vrijwel volledig onzichtbaar, maar ondergronds is het archeologisch bodemarchief zeer goed bewaard. De afbakening van de te beschermen site is tot stand gekomen op basis van integratie en confrontatie van traditionele bronnen en technieken met innovatief interdisciplinair landschappelijk onderzoek. De belangrijkste bron van informatie voor de topografische reconstructie van Monnikerede zijn de zogenaamde ommelopers, prekadastrale documenten die door de administratie van de Watering gebruikt werden om belasting te innen voor het waterbeheer. Die konden gekoppeld worden aan oude kaarten. Ook ruimtelijke informatie uit kerkrentes en stadsbelasting konden hieraan toegevoegd worden. Aan deze informatie konden vervolgens ook archeologische data gekoppeld worden uit zowel invasief en non-invasief onderzoek. De afbakening van de middeleeuwse nederzettingskern van Monnikerede, die op deze manier tot stand is gekomen, werd vervolgens afgetoetst door middel van een testopgraving, met positief resultaat. De sporen uit archeologisch onderzoek bevestigen wat er op de ommelopers (prekadastrale documenten) staat.
De afbakening van de te beschermen archeologische site is gebaseerd op een grondige selectie van wat we als kern van de nederzetting kunnen beschouwen, met het grootste archeologisch potentieel. De vooropgestelde afbakening is niet zozeer de historische afbakening van de stad, welke nog ruimer uitvalt. De kern van de nederzetting kan worden omschreven als: de havenzone met haar in hoofdzaak commerciële, infrastructurele, administratieve en artisanale functies enerzijds, en de in hoofdzaak residentiële zone van aaneengesloten bewoning van huizen anderzijds.
Er bestaan voor de site geen historische kaarten uit de 13de tot 15de eeuw, wel uit de 16de eeuw en later. Op dat ogenblik is Monnikerede al in oppervlak gekrompen, zoals elke andere Zwinhaven. De afbakening die voor de bescherming wordt vooropgesteld op basis van een combinatie van historische, cartografische en archeologische gegevens is een minimale afbakening van een site die in de middeleeuwen nog groter is geweest. Via geofysisch en archeologisch onderzoek werd bevestigd dat de aangewende historische en cartografische informatie correct is. Op de onderzochte locaties werd een dichtheid aan archeologische sporen waargenomen. Over de interpretatie van deze sporen als relicten van menselijke activiteiten die verband houden met de middeleeuwse haven bestaat niet de minste twijfel. Het archeologisch potentieel van de te beschermen afgebakende archeologische site is duidelijk.
DE CLERCQ W., TRACHET J., POULAIN M. & DE RUIJSSCHER D., 2019: Een archeologisch evaluatie, waardering en ruimtelijke afbakening van de verdwenen Zwinhavens Hoeke en Monnikerede (gemeente Damme, provincie West-Vlaanderen), Universiteit Gent.
DE CLERCQ W., DREESEN R., DUMOLYN J., LELOUP W., TRACHET J., 2017: Ballasting the Hanse: Baltoscandian Erratic Cobbles in the Later Medieval Port Landscape of Bruges, European Journal of Archaeology 20, 4, 710-736.
DE CLERCQ W., TRACHET J., DE REU J., 2019: Artefact-Accurate Fieldwalking in Flanders. Integrating medieval surface finds with geophysical and historical data, in: Keller, C. (ed.), Funde in der landschaft/Finds in the landscape 26, Köln.
DUMOLYN J., LELOUP W., 2016. The Zwin estuary: a medieval portuary network, in: SOLÓRZANO TELECHEA J. A., ARÍZAGA BOLUMBURU B., BOCHACA M., (eds.): Las sociedades portuarias de la Europa Atlántica en la Edad Media/Town port societies in Atlantic Europe in the Middle Ages, Logroño: Instituto de Estudios Riojanos, 197-212.
TRACHET J., 2016. Inland Outports. An interdisciplinary study of medieval harbour sites in- the Zwin region, doctoraatsthesis Universiteit Gent.
TRACHET J., 2017. Verlande voorhavens. Verdwenen middeleeuwse havensites in de Zwinstreek, M&L. Monumenten en landschappen 5, 6-25.
TRACHET J., DELEFORTRIE S., DOMBRECHT K., LELOUP W., THOEN E., VAN MEIRVENNE M., DE CLERCQ W., 2015. Turning back the tide: The Zwin debate in perspective. A historiographical review of the medieval port system northeast of Bruges, Revue du Nord 97, 413, 305-321.
TRACHET J., DELEFORTRIE S., DOMBRECHT K., DUMOULYN J., LELOUP W., THOEN E., VAN MEIRVENNE M. & DE CLERCQ W., 2017a: Reassessing surface artefact scatters. The integration of Artefact-Accurate Fieldwalking with geophysical data and Medieval harbour sites near Bruges (Belgium), Archaeological Prospection 24,2, 101-117.
TRACHET J., POULAIN M., DELEFORTRIE S., VAN MEIRVENNE M. & DE CLERCQ W., 2017b: Making a moutain out of a molehill? A low-cost and time-efficient molehill survey of the lost medieval harbour site of Monnikerede (Belgium), Journal of Field Archaeology 42, 6, 503-513.
TRACHET J., LELOUP W., DELEFORTRIE S., DUMOULYN J., VAN MEIRVENNE M., DE CLERCQ W., 2018: Modelling Monnikerede. The topographic reconstruction of a deserted medieval outport near Bruges, The Medieval Low Countries, 91-130.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/31006/105.1, De verdwenen middeleeuwse Zwinhaven Monnikerede
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Verdwenen Zwinhaven Hoeke
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Verdwenen Zwinhaven Monnikerede [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308376 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.