De in kern 19de-eeuwse herberg stond tot eind 20ste eeuw bekend als “In Willem Tell”. Achteraan bevindt zich het vroegere lokaal en de schutterstoren van de handboogschuttersgilde Willem Tell. Deze werd opgericht in 1926 en in 1932 werd er een schutterstoren gebouwd.
De herberg maakt deel uit van een huizenrij. Het pand van het breedhuistype telt zes traveeën en twee bouwlagen en is gevat onder een pannen zadeldak. De verankerde bakstenen lijstgevel heeft aan straatzijde een geschilderde gecementeerde afwerkingslaag met schijnvoegen. In de verbouwde begane grond bevond zich vroeger een poortje met toegang tot het achterin gelegen lokaal van de schuttersgilde. De verdieping aan straatzijde is opengewerkt door zes smalle vensters, waarvan de eerste en de vierde blind zijn met imitatie van een T-venster. De twee rechter traveeën springen licht vooruit wat mogelijk kan wijzen op een samenvoeging van percelen. Ook de achtergevel (bovenverdieping) bewaart een cementering met schijnvoegen, een blind venster en een geriemde omlijsting van de vensters. Smalle haakse achterbouw in verankerde baksteenbouw. De koer geeft toegang tot het schutterslokaal (in huidige vorm uit tweede helft 20ste eeuw) en de eigenlijke schutterstoren.
Vermoedelijk schoot de schuttersgilde oorspronkelijk op een staande wip of ‘vogelmast’ in openlucht (locatie onbekend). In 1932 liet Gustaf Josson, uitbater van de herberg, achter de herberg een overdekte staande wip, schutters- of wintertoren bouwen. Vermoedelijk gebeurde dit in het kader van een zogenaamd winterverbond, een groepering van meerdere schuttersverenigingen. De toren is minimaal 25 meter hoog (de bronnen spreken elkaar tegen) en vormt vanuit verschillende straten en binnengebieden van de volkse wijk Overleie een baken in het stadslandschap. De bouw van schutterstorens is een typisch fenomeen in stedelijke omgeving vanaf het interbellum. Bepalende factoren hierbij waren de heropstart en democratisering van de schuttersverenigingen na de Eerste Wereldoorlog en het goedkoper worden van het bouwen met ijzeren skelet.
De toren is gebouwd op een vierkante plattegrond met afgeschuinde hoeken. De met ruitvormige kunstleien bezette constructie versmalt naar boven toe, en is – eerder uitzonderlijk bij bewaarde schutterstorens in Vlaanderen – bekroond met een sierlijke, uitkragende lantaarn onder tentdak. Sporen van vensters ter verlichting van de toren zijn bewaard. Minimaal tot de jaren 1970 was minstens één zijde van de torenbekleding uitgewerkt met ruitvormige patronen in blekere kleur, die verkleinden met de hoogte van de toren.
Het interieur van de toren werd na de Tweede Wereldoorlog in twee opgedeeld zodat er een tweede staande wip kon komen. Beide naar boven toe versmallende schachten zijn bekleed met een verticale plankenbeschieting. Op enkel plaatsen (begane grond) is de metalen draagconstructie met bouten traceerbaar. De ijzeren staande wippen met ‘vogels’ zijn bewaard.
- VAN HOONACKER E. 1986: Duizend Kortrijkse straten, Kortrijk, 67.