Teksten van Wederopbouwhoeve West-Bellegoed

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/30852

Wederopbouwhoeve West-Bellegoed ()

De historische hoeve West-Bellegoed is in 1921-1923 op de vooroorlogse locatie herbouwd door de Ieperse architect Cyrille Schmidt. De regionalistische baksteenarchitectuur van de hoeve met semigesloten, vierkante opstelling is erg beeldbepalend in het open akkerlandschap. Vanaf de straat trekken de imposante, in een tuin gelegen boerenwoning met representatieve gevel met dakvenster en wapenschild (links van de erfoprit), en de chicorei-ast (rechts van de oprit) de aandacht. De wederopbouwhoeve is omgeven door een ruime, met knotbomen afgeboorde walgracht (ten noordoosten gedempt), die minstens teruggaat tot de 18de eeuw. In 1950 kwam er ten zuidwesten van de oude gebouwen, binnen de omwalling, een loods bij.

De hoevenaam West-Bellegoed - aangegeven op een bord aan de straatzijde - is afgeleid van “Bellegoed”. Deze benaming op 19de-eeuwse kaarten gaat verder terug in de tijd. Het West-Bellegoed, het Oost-Bellegoed (Ieper), het Zuid-Bellegoed (Ieper) en het Noord-Bellegoed (Zuidschote) waren vier pachthoeves van het Bellegodshuis, dat tijdens de crisisperiode van de Ieperse lakennijverheid in 1270-1274 gesticht werd door Christine de Guines, weduwe van Salomon Belle. Tot de omvorming van de Ieperse armenzorginstellingen tot de Commissie Burgerlijke Godshuizen (later OCMW) in 1797 bleef het Bellegodshuis met zijn goederen onder voogdij van de rijke Ieperse patriciërsfamilie Belle. Het similistenen alliantiewapen van de families Belle en Guines kreeg bij de wederopbouw, net zoals vanouds bij het Bellegodshuis in Ieper, een centrale plaats in de architectuur van de vier Bellegoederen. Op de linker helft van het wapenschild symboliseren zes belletjes de familie Belle, een geketende vogel op de rechter helft verwijst naar de familie Guines.

Historiek

De oudste verwijzing naar “tbellehof“ in Voormezele dateert van rond 1540. De hoeve is op de Ferrariskaart (1771-1778) aangeduid als “Cense het Belle Gasthuys”. De hoeve aan de weg van Voormezele naar Ieper bestond uit vijf rechthoekig gegroepeerde, vrijstaande gebouwen. Deze waren gevat binnen een ruime rechthoekige omwalling die wellicht nog een moestuin omvatte. Het geheel was omgeven door een boomgaardperceel. Vanaf de Pannenhuisstraat (ten westen van Kemmelseweg) liep er een dreef langs de hoeve. Op midden 19de-eeuwse kaarten zijn de nutsgebouwen ten westen en ten noorden van het erf samengevoegd tot een groot L-vormig volume. Tussen de woning ten oosten van het erf (straatzijde) en het zuidelijke gebouw werd bijkomend een klein gebouw opgetrokken. Op het primitief kadasterplan (1830-1834) is de hoeve aangeduid als “Belle-goed ferme occupée par Thery”. Op de P.C. Poppkaart (1842-1880) is de dreef of “Chemin privé” langs de hoeve oostelijk doorgetrokken als “Bellegoeds dreeve”. In 1855 meldt een advertentie de verkoop van “beestialen”, “akkerallaem”, hooi en stro op “de aloude en vermaerde Schaephofstede het Bellegoed, bewoond en gebruikt by de kinderen Therry”.

Op 18de- en 19de-eeuwse kaarten is het grote (akker)perceel ten noorden van de hoeve met uitzondering van één gebouwtje, aansluitend bij de omwalling, onbebouwd. Tegen het einde van de 19de eeuw of het begin van de 20ste eeuw (vooroorlogse toestand, mutatieschets 1924) is het gebouwtje tegen de wal vervangen door twee vrijstaande gebouwtjes in het akkerperceel ten noorden, verder weg van het hoeve-erf en de wal. De afstand tot de andere gebouwen en het herbouwen van een chicorei-ast na de Eerste Wereldoorlog laat een ast vermoeden. Minstens sinds 1911 pachtte Hector Vermeersch de hoeve.

Eerste Wereldoorlog en wederopbouw

Bij zijn vlucht naar Poperinge en Abele in november 1914 verkocht pachter Vermeersch noodgedwongen zijn vee aan de Franse troepen. Bij gebrek aan bewijsstukken ontving hij daarvoor in 1923 geen vergoeding van de Rechtbank van Oorlogsschade. Luchtfoto’s geven een beeld van de geleidelijke vernietiging van de hoeve. Op een Duitse luchtfoto van februari 1915 staan de in het vierkant opgestelde gebouwen nog overeind. Met uitzondering van enkele bominslagen is de omgeving nog vrij intact. Tijdens de Derde Slag bij Ieper (31 juli-10 november 1917) schoof het geallieerde front kilometers naar het oosten op. Gebieden die daarvoor net achter het front lagen, kregen nu samen met de vroegere slagvelden nieuwe functies. Of ook de hoeve hierbij ingeschakeld werd, is niet bekend, maar ten zuiden ervan - nabij het park van het vernietigde kasteel Ségard - werd Anzac Camp ingericht. Op een luchtfoto van 24 september 1917 resten van de hoevegebouwen enkel nog muren. De omwalling kan afgelezen worden aan de bomen. Tijdens het Duitse Lenteoffensief van 1918 schoof de frontlijn opnieuw westwaarts op. Een Duitse luchtfoto van 16 september 1918 toont dan ook de verdere vernieling van het “Bellegut”. De gebouwen zijn nauwelijks nog traceerbaar, de omwalling nog enigszins. Ten westen van de Kemmelseweg, ook over het hoeve-erf, lijkt er een loopgraaf te lopen.

Op het wederopbouwplan en de meetstaat van 1921 en in de briefwisseling van de Dienst der Verwoeste Gewesten wordt de hoeve nog steeds aangeduid als “Ferme Bellegoed, occupée par Vermeersch propriété des Hospices civils d’Ypres”. De kadastrale mutatieschets van 1924 noemt ze “Bellegoed Hofstede”. “West-Bellegoed” - om verwarring met de andere Bellegoederen te vermijden – vond pas vanaf 1923 (vonnis over oorlogsschade) ingang.

Ondanks de zware oorlogsvernietiging werden de gebouwen ongeveer op dezelfde plaats herbouwd. Ten oosten van het erf kwam opnieuw de boerenwoning, weliswaar uitgebreid met een “fournil [bakoven] et place à machines”. Ten westen en ten noorden van het erf kwam het L-vormige volume met ruime dwarsschuur (ten westen) en koeienstallen (ten noorden). Ten zuiden van het erf werden de ruime paardenstal en de varkensstal gebouwd. Een muurtje met deur verbond de paardenstal en het bakhuis, met de bedoeling om de wind van het erf te weren. Het wederopbouwplan toont toegangshekken tussen bakstenen pijlers (niet gerealiseerd of later vervangen door betonpijlers).

De meetstaat is ondertekend door architecten Schmidt en Louis Verstraete (Izegem). Het wederopbouwplan is daarentegen enkel door Schmidt gesigneerd. Via een openbare aanbesteding van 4 maart 1921 voor een aantal hoeves in Voormezele werden de bouwwerken toegekend aan de samenwerkende bedrijven Batteauw, Van Overmeire & Devos uit Oudenaarde.

De gasthuishoeve West-Bellegoed en de grotendeels identieke hoeve Madelstede in Boezinge en een hoeve in Voormezele behoren tot de semigesloten hoeves in vierkantopstelling binnen het oeuvre van Cyrille Schmidt. In tegenstelling tot de meeste hoeves in het Ieperse werd het West-Bellegoed bij de wederopbouw binnen zijn vooroorlogse omwalling herbouwd, mét herneming van de gesloten opstelling van de 19de-eeuwse hoeve met L-vormig nutsgebouw. Mogelijk vormde de vooroorlogse configuratie van deze hoeve dan ook de basis voor dit semigesloten wederopbouwtype van Schmidt. Kenmerkend zijn:

  • de imposante woning, gevat onder een schilddak met mansarde en oeils de boeuf (vervangen bij West-Bellegoed);
  • het bij het huis aansluitende kleine nutsgebouw, met onder meer het bakhuis;
  • de semigesloten configuratie en het L-vormige volume;
  • de overdekte mestvaalt op het erf, zoals bewaard bij Madelstede. Het exemplaar op het West-Bellegoed is grotendeels afgebroken. Hoewel enkele hoeves van de Burgerlijke Godshuizen reeds op het einde van de 19de eeuw overdekte mestvaalten kregen, was dit toen nog niet het geval bij deze hoeve.

Beschrijving

Aan de straatzijde bepalen de imposante boerenwoning, met representatieve gevel met breed dakvenster en wapenschild naar de straat gericht (links van de erfoprit), en de chicorei-ast (rechts van de oprit) het beeld van de hoeve. Het belang van de woning, als het ware het visitekaartje van de hoeve, wordt nog benadrukt door de voortuin en de symmetrisch opgevatte zijpuntgevels (oostgevels) van de paardenstal en de koeienstal, die de woning flankeren. Deze in het oog springende gevels zijn uitgewerkt met hoeklisenen oplopend in een getrapte aflijning en een rondbogige laaddeur in de geveltop. De voortuin is opgevat als een siertuin met grasperken en sierheesters. Een geschoren ligusterhaag bakent de aansluitende tuindelen links en rechts (ter hoogte van de oostgevels van bakhuis en ast) af. Achter de koeienstal is er nog een stuk meidoornhaag.

Rood geschilderde ijzeren toegangshekken tussen betonpijlers sluiten de korte gekasseide erfoprit af. Vanaf de erfoprit ontstaat er een zichtas op de wagenhuispoorten in de schuur. Rondom het erf zijn de gebouwen in het vierkant opgesteld met een semigesloten configuratie: ten oosten de boerenwoning met bakhuis, ten zuiden de paardenstal met in het verlengde daarvan de varkensstal, en ten noordwesten het L-vormige volume met ruime dwarsschuur en koeienstal. De erfgevels van het bakhuis en de paardenstal zijn verbonden door een muur met deurtje. De nog oorspronkelijke erfaanleg bestaat uit brede baksteenstoepen langs de nutsgebouwen en kasseien. Bij deze verharding werden enkele middeleeuwse bouwfragmenten verwerkt, wellicht afkomstig uit de oorlogspuinen, mogelijk ook uit het nabijgelegen Ieper. In het midden van het erf was de overdekte mestvaalt ingeplant, waarvan nog een muurrestant bewaard is. Taps toelopende kasseistroken en twee notelaars markeren nog de inplanting van dit vroegere gebouw.

De hoevegebouwen zijn opgetrokken in donkerrode verankerde baksteen. De stallen, de hogere schuur, het bakhuis en de ast zijn gevat onder zadeldaken, de hogere woning onder een gemansardeerd schilddak. De noordwestelijke buitenhoek (achterzijde) van de haaks op elkaar gestelde zadeldaken van het L-vormige volume is uitgewerkt met een dakschild. Zoals voorzien op het bouwplan zijn de daken in rode mechanische pannen gedekt. Passend bij het statige cachet voorzag het bouwplan zinken oeils de boeuf voor het woningdak (vervangen door kleine dakvlakramen). De brede, geknikte dakoverstekken rusten op houten, rood geschilderde geprofileerde modillons. De muren van stallen en schuur zijn bijkomend afgelijnd door uitkragende baksteenlijsten. De erfgevels van de stallen zijn geritmeerd door dakvensters met laaddeuren onder sleepdak.

De architecturale uitwerking van het huis en de nutsgebouwen verschilt. De muuropeningen van het huis zijn gevat onder getoogde strekken in donkerder baksteen, doorgetrokken als banden. De nutsgebouwen zijn daarentegen opengewerkt door muuropeningen met korfboog of rondboog. Anders dan voorzien op het bouwplan zijn de twee schuurpoorten rechthoekig uitgewerkt onder ijzeren I-balk. Ook de lagere wagenhuispoorten zijn rechthoekig opgevat, maar met korfbogige ontlastingsbogen. Bij alle gebouwen lijnen horizontaal geplaatste baksteenkoppen de plint af. Bij het huis lopen deze rollagen gelijk met de onderdorpels van de vensters, en worden ze nog eens herhaald in het brede dakvenster aan de straatzijde.

Het imposante volume van de boerenwoning telt acht traveeën. De straatgevel is asymmetrisch ingedeeld, doordat het mansardedak boven de deurtravee (derde travee, met links en rechts aansluitende vensters) onderbroken wordt door het sierlijke en brede bakstenen dakvenster. De stompe puntgevel van dit dakvenster zet pas aan boven het steile onderstuk van het dak. Het hoge venster boven de deur is geflankeerd door twee lagere vensters. In de geveltop, in de as met de deur, steekt het wapenschild van de familie Belle-Guines. De getoogde deur en vensters, met rechts een opkamervenster met blind ondervak, zorgen voor een sterke ritmering van de straatgevel. De naar oud model vernieuwde T-ramen met grote roedeverdeling en beluikte benedenvakken beantwoorden aan het wederopbouwplan. De grotendeels blinde rechter zijgevel (langs de erfoprit) is opengewerkt door twee getoogde keldervenstertjes met bakstenen onderdorpels en diefijzers. Tegen de linker zijgevel (bekeken vanaf straat) sluit de terugwijkende straatgevel van het vroegere bakhuis aan. Twee kleine venstertjes kenmerken dit nutsgebouw.

Ook de erfgevel van het huis, met sterk ritmerende deuren en vensters, is heel imposant. De twee opkamervensters links hebben blinde ondervakken. De zes huistraveeën rechts daarvan zijn in spiegelbeeld opgebouwd: de gekoppelde deuren in het midden worden links en rechts geflankeerd door twee vensters. De bakstenen onderdorpels zijn bewaard, evenals het houtwerk van de deuren (met gelede bovenlichten) en enkele ramen. Rechts van een recente garagepoort in de erfgevel van het bakhuis steekt nog de oorspronkelijke toiletdeur met hartvormige verluchting.

Bij de vrijstaande paardenstal sluit de iets bredere varkensstal onder een licht hoger zadeldak aan. De erfgevels zijn geritmeerd door een poort, staldeuren en iets hoger geplaatste korfbogige stalvensters, de dakvelden door laaddeuren onder een hogere dakoverstek met sleepdak. De eerste twee traveeën omvatten oorspronkelijk de kippen- en de kuikenstal met telkens een staldeur en -venstertje (deuren vervangen door schuifpoort). Zowel de paardenstal als het voederkot zijn in spiegelbeeld opgevat met staldeur en poortje (voederkot) telkens tussen twee hogere venstertjes. De deur van de paardenstal, ongeveer in het midden van het lagere dakvlak, wordt benadrukt door de laaddeur. Ook de varkensstal is symmetrisch opgevat. De deur ongeveer in het midden gaf toegang tot de voedergang voor de verschillende varkensstallen. Deze deur wordt links en rechts geflankeerd door twee stallen met telkens een deur en een stalvenstertje. Naast de centrale deur zijn er vier deuren die twee aan twee gekoppeld zijn (dichtgemetseld). Twee laaddeuren benadrukken telkens de gekoppelde deuren. Boven de stalvensters steken rechthoekige verluchtingsgaten. De beeldbepalende linker zijgevel is in het gevelveld opengewerkt door een rondboogluik onder strek en op bakstenen onderdorpel. De rechter zijgevel is, op twee stalvenstertjes na, blind. In de achtergevels komen de korfbogige stalvenstertjes en de rechthoekige verluchtingsgaten terug.

De imposante dwarsschuur en de koeienstal vormen samen een L-vormig volume. In de erfgevel van de schuur steken van links naar rechts het lage rechthoekige poortje van de aardappelkelder, een doorrit met hoge rechthoekige schuurpoort, de kalverstal, een tweede doorrit met hoge schuurpoort en twee lage rechthoekige wagenhuispoorten. De poorten zijn gevat onder ijzeren I-balken, bij het wagenhuis bijkomend met korfbogige ontlastingsbogen. In de centrale kalverstal is de korfboogdeur geflankeerd door twee hoger aanzettende korfbogige stalvenstertjes. De koeienstal sluit in een haakse hoek bij de schuur aan. De erfgevel is geritmeerd door het korfbogige poortje van de voederkeuken, de dito staldeuren en de hoger geplaatste stalvenstertjes (oorspronkelijk korfbogig, maar grotendeels rechthoekig verbouwd). Het dakveld wordt geritmeerd door drie korfbogige laadluiken onder sleepdak, boven de poort van het voederkot en de staldeuren. De sierlijke oostelijke zijgevel van de koeienstal vormt de pendant van deze bij de paardenstal. De gewelven van de stallen zijn gedeeltelijk uitgewerkt in beton. Om hygiënische redenen waren de binnenmuren van de stallen witgekalkt.

De vrijstaande cichorei-ast (ten noorden van het huis) op rechthoekige plattegrond telt twee bouwlagen. De centrale snijkamer is gevat tussen de ast (ten westen, links in de naar de erfoprit gerichte gevel) en het magazijn (ten oosten, rechts). In de langse zuidgevel geven een poort onder metalen I-profiel en daarboven een rondbogige laaddeur toegang tot de snijkamer. In de noordgevel is de verdieping van de snijkamer herkenbaar aan een getoogd venster (bewaard houtwerk met kruisvormige roedeverdeling). In beide langsgevels zorgde een rechthoekig venstertje onder bakstenen strek (eerste verdieping) voor de ventilatie van de ast. De gietijzeren muurankers in stervorm en de ijzeren ankerplaatjes geven de hoogte van de eestvloeren aan. De korfboogdeur in de westelijke zijgevel verleende toegang tot de cokesvurenruimte. Daarboven is de geveltop opengewerkt door een getoogd venster met luikje. In de oostelijke zijgevel (naar straat gericht) steekt enkel een getoogd venstertje in de geveltop. Binnenin zijn de geperforeerde plaatijzeren eestvloeren van de ast bewaard.

Het rood geschilderde houtwerk van staldeuren, poorten (vleugelpoorten), laaddeuren en -luiken is grotendeels bewaard. Het betreft een beplanking met bewaard hang- en sluitwerk op een opgeklampt kader. Kenmerkend zijn ook de tweeledige staldeuren. De schuur- en wagenhuispoorten werden vervangen in metaal.

  • Algemeen Rijksarchief, Dienst der Verwoeste Gewesten, nummer 4105.
  • Dianummer 16418, FID 13600, Duits, 04/02/1915 Bayerisches Hauptstaatsarchiv, B. Fliegerabteilung 292 - 1.
  • Dianummer 21412, FID 65, Duits, 16/09/1918 In Flanders Fields Museum (IFFM), ifffa098028R002.
  • Ieper, Stadsarchief, F01/0169: Dossier oorlogsschade van Vermeersch Hector - landbouwschade West-Bellegoed (1923).
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende staten Ieper, afdeling 14, 1877/1, 1924/55 (mutatiejaar 1922), 1950/14.
  • DE FLOU K. 1914: Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, deel 1, kolom 740-741.
  • DELEPIERE A.-M., HUYS M. & LION M. 1987: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Ieper, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11N1, Brussel - Turnhout.
  • STICHELBAUT B. & CHIELENS P. 2013: De oorlog vanuit de lucht: 1914-1918: het front in België, Brussel, 174-175.
  • STUBBE L. 2019: Elf eeuwen Ieper - De negen levens van een stad, Ieper, 178-181.

Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2021: Wederopbouwhoeve West-Bellegoed [online], https://id.erfgoed.net/teksten/366069 (geraadpleegd op ).


Hoeve West-Bellegoed ()

Zogenaamd "West-Bellegoed", volgens opschrift op uithangbord en wapenschild in top van centrale puntgevel. Historische hoeve, reeds aangeduid op Ferrariskaart (1770-1777). Samen met Oost- en Zuid-Bellegoed en met het Noord-Bellegoed, voormalig pachtgoed van de familie Belle, vooraanstaande Ieperse patriciërs zie tevens Bellegodshuis; alle thans eigendom van het O.C.M.W. Wederopbouwhoeve, vermoedelijk naar ontwerp van architect Cyrille Schmidt (Poperinge) zie de andere hoeven naar ontwerp van dezelfde architect met nagenoeg identieke opstelling, indeling, bouwmaterialen en andere bouwkenmerken, onder meer hoeve te Boezinge en hoeve te Voormezele.


Bron: DELEPIERE A.-M., HUYS M. & LION M. 1987: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Ieper, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Lion M. & Huys M. 1987: Wederopbouwhoeve West-Bellegoed [online], https://id.erfgoed.net/teksten/30852 (geraadpleegd op ).