De kiem van dit klooster werd reeds in de 12de eeuw gelegd door de inrichting van een kluis in de parochie Oosterheem. In 1407 stichtte Godefridus van Betlehem op de huidige locatie het Augustijnenklooster “Priorij van Betlehem”. Dit was het eerste mannelijke slotklooster in de Nederlanden na het slotklooster van de Kartuizers in Herne (1314). Het klooster bleef tot 1412 ingelijfd bij het Kapittel van Groendendael en ging toen over naar het Kapittel van Windesheim. Na verloop van tijd verwierf het klooster alle gronden tussen de huidige Sint-Jozefsdreef, Weggevoerdenstraat, Bijlokstraat en Wilselsesteenweg, waarbij een aantal wegen en voetwegen die het domein doorkruisten werden afgeschaft. Dit min of meer rechthoekig terrein van circa 7 hectare bleef tot op heden als één domein bewaard.
Het domein wordt zowel op de kaart van Villaret (1745) als de Ferrariskaart (1771-1777) weergegeven. Ondanks de relatief korte periode tussen de opmaak van beide kaarten, schetsen beiden een verschillend beeld van de inrichting van het abdijdomein. Op de kaart van Villaret heeft het volledig ommuurde domein een strak geordende aanleg met rond een binnenplaats gegroepeerde kloostergebouwen, aansluitend een geometrische siertuin met vier perken ten oosten, een moestuin ten noorden en een boomgaard ten zuiden. Op de Ferrariskaart is een deel van de gebouwen verdwenen, waardoor de eerdere aaneengesloten bouwvolumes als losse elementen worden afgebeeld. Daarnaast worden de gebouwen bij de kloosterkerk uitgebreid, zodat hier een bouwblok met binnenplaats ontstaat. Van de strakke opdeling in sier-, moestuin en boomgaard op de kaart van Villaret is hier geen sprake. De moestuin situeert zich ten zuiden van het kloostercomplex, de rest van het terrein staat ingetekend als boomgaard en deels akker langs de noordzijde. In het noordelijke gedeelte zijn eveneens een aantal grachten ingetekend. Dat het abdijdomein in deze relatief korte periode zo sterk gewijzigd werd is eerder onwaarschijnlijk. Vermoedelijk geeft de Ferrariskaart hier een vertekend beeld van de werkelijkheid.
In 1784 werd het klooster voor het eerst opgeheven door Jozef II en in drie loten verkocht in 1786. Na de Brabantse omwentelingen van 1789-1790 slaagden de kloosterlingen er in om het domein opnieuw aan te kopen. Tijdens de Franse bezetting werd het klooster in 1796 opnieuw afgeschaft en verkocht de overheid het domein als zwart goed in drie loten. De nieuwe eigenaar van de abdij, de Leuvense brouwer en burgemeester Michel Thielens (1736-1822), richtte een deel van de 17de- en 18de-eeuwse kloostergebouwen in als buitenverblijf, maar liet het gros van de gebouwen (met inbegrip van de kerk) afbreken. In de periode 1850-1899 bezat de familie Bauchau-Vanderhaert dit gedeelte van het domein. Vermoedelijk was deze familie verantwoordelijk voor de aanleg van het zuidelijk parkgedeelte met lusvormig padenpatroon dat voor de eerste maal wordt weergegeven op de topografische kaart van 1865. Ook liet de familie een deel van de oude kloostermuur aan de Sint-Jozefsdreef afbreken en een nieuw smeedijzeren toegangshek met ingewerkte initialen “EB” (Eugène Bachau) installeren. Later krijgt ook het noordelijk deel van het domein een parkaanleg (topokaart 1891).
De Leuvense gasthuiszusters die reeds sinds 1863 een deel van het oude abdijdomein bezaten, verwerven in 1899 het volledige domein. Zij richten na WO I een preventorium voor zieke kinderen in, dat na WO II tot rustoord voor zieken en herstellenden wordt omgevormd. In 1960 bouwt de Luikse katholieke universiteit (UCL) op het terrein de Universitaire Sint-Jozefkliniek. Na de splitsing van de Leuvense universiteit en de overdracht van het ziekenhuis aan de Katholieke Universiteit Leuven in 1980, wordt het ziekenhuis in 1984 omgebouwd tot een woonzorgcentrum. Hiervoor wordt het bestaande gebouwenbestand uitgebreid, een laatste toevoeging dateert van 2008. Het resterende parkgedeelte beslaat nu enkel nog de noordelijke helft van het domein.
In het park bevond zich een niet gedateerde grot of kluis opgetrokken uit ijzerhoudende zandsteen, vermoedelijk van de nabijgelegen Roeselberg. Tegen de achterzijde werd na WO II een Lourdesgrot aangebouwd. De grot werd enkele jaren geleden verwijderd.
Het kloosterdomein is ook vandaag nog grotendeels ommuurd met een bakstenen, vermoedelijk 19de-eeuwse omheiningsmuur. Aan de zuidzijde is de muur grotendeels verdwenen, langs de noordzijde is hij deels vervangen door recenter metselwerk. Langs de Sint-Jozefsdreef werd de muur reeds in de tweede helft van de 19de eeuw gedeeltelijk vervangen door een lage bakstenen muur met hardstenen deksteen en smeedijzeren hek en toegangshek tussen vierkante hekpijlers van afwisselend metselwerk en hardsteen. In het park werd het restant van een oude boomgaard in 2006 door de Nationale Boomgaardenstichting aangevuld met enkele appelbomen.
Het park omvat een collectie monumentale bomen die vermoedelijk dateren uit de periode 1850-1899. Tijdens een plaatsbezoek in 2005 werden onderstaande bomen opgemeten:
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, standaard gemeten op 150 cm hoogte).
Auteurs: Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Herent
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tuin van het klooster van Betlehem [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308539 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.