Het mottekasteel van de Bergenmeersen is vandaag volledig uit het landschap verdwenen. Vandaag situeert zich in deze omgeving een uitgestrekt meersengebied, gekend als de Bergenmeersen, in het alluviaal gebied van de Benedenschelde. Het perceel van de voormalige motte wordt in het noordwesten begrensd door een beek. De Bergenmeersen kan gelinkt worden aan de Meerbos, een vermoedelijk mottekasteel gelegen op ca. 1km ten zuidwesten van de archeologische zone.
De huidige kern van het dorp Wichelen is ongeveer 900 meter naar het zuiden gelegen. De historische dorpskern lag echter vlak bij het mottekasteel, net ten zuiden van het alluviaal. Zo situeert de kapel op het kerkhof, zo’n 300 m verderop, zich op de plaats van de vroegere parochiekerk.
Bodemkundig situeert de motte van de Bergenmeersen op de overgang van droge zand- tot licht-zandleemgronden en de natte alluviale gronden. Voorkomende bodemtypes zijn de matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Sdp) en de matig natte lemig zandbodem zonder profiel (Pdc). Meer richting alluviaal is er sprake van natte zandleembodem zonder profiel (Lep), uiterst natte kleibodem zonder profiel Egp(v) en zeer sterk gleyige kleibodem zonder profiel (Efp).
Het 18de en 19de-eeuws kaartmateriaal toont ons dat het dorp van Wichelen zich vroeger meer uitstrekte in noordelijke richting langs de Schelde. Sommige auteurs argumenteren dat het middeleeuwse dorp zich zelfs ten dele centraal in de huidige Scheldemeander bevond. Tijdens de opgravingen in 2012 werden hier echter geen sporen van aangetroffen. Wichelen wordt de eerste keer als nederzetting vermeld als Wichline aan het begin van de 12de eeuw, maar het gebedshuis verschijnt ook al in bronnen uit de 10de eeuw. De heerlijk situatie in Wichelen tijdens de volle en late middeleeuwen is complex en slecht gekend. Wichelen was sinds 1174 een zogenaamd ’s Graven Propre dorp gesitueerd in het Land van Aalst. Een bezit dat direct werd bestierd door het grafelijk hof in Aalst. In praktijk weten we dat de heerlijke rechten in handen waren van de voogden.
Nabij het mottekasteel van de Bergenmeersen hebben we een toponiem dat verwijst naar rechtspraak. Eén van de omgevende percelen staat in het Kaartboek De Loose uit 1793 aangeduid als Maelrose, het element malum verwijst naar een plaats waar recht werd gesproken door de heer, vaak verbonden met het heerlijk kasteel. Ook bij de Meirbos zijn er verwijzingen naar rechtspraak met toponiemen als Ghalgenveld en Hangenen.
Eenduidige informatie over de concrete reden voor inplanting van het mottekasteel hebben we niet. De site kijkt uit op de Schelde, tot medio 11de eeuw de grens van het Graafschap Vlaanderen. De koolstofdatering van de mottegracht in de Bergenmeersen wijst echter op een eerder late opwerping, ten vroegste midden 12de eeuw. Een functie als juridisch centrum van de dorpen en latere heerlijkheid Wichelen-Serskamp lijkt logisch en mogelijk hadden de sites in deze context een militair-defensieve of tenminste symbolische betekenis. Mogelijk speelden de sites ook een rol in de ontginning van de omgeving en het doen gelden van de heerlijke rechten op de inkomsten hieruit. Minstens even belangrijk is de aanwezigheid van twee veren over de Schelde. Een van deze veren was toegankelijk via een weg doorheen de Bergenmeersen. Deze oversteekplaats was economisch erg belangrijk. Moeten we de opwerping van één of misschien zelfs beide mottekastelen zien in de controle over deze handelswegen en de bijhorende heerlijke tolheffing?
Op de Villaretkaart (1745-1748) en de Atlas der Buurtwegen (1840) kan de aanduiding van de site in de Bergenmeersen vastgesteld worden.
In 2012 werd het mottekasteel in de Bergenmeersen onderzocht door het Agentschap Onroerend Erfgoed. Dit gebeurde in kader van de ontwikkeling van een ‘Gecontroleerd Overstromingsgebied’ (GOG). Er werd gevreesd voor erosie op langere termijn door de aanleg van noord-zuid gerichte getijdengeul. De aanwezigheid van een mottekasteel werd al vermoed op basis van historische vermeldingen. Een cirkelvormige structuur werd vastgesteld aan de hand van magnetometrische prospectie. De aanwezigheid van de grachtstructuur en in relatie daarvan een zandige ophoging werd vervolgens bevestigd door bijkomende weerstandsmetingen. Uiteindelijk werd het mottekasteel in 2012 opgegraven. Om zicht te krijgen op het paleo-landschap werd er al eerder, in fase van het vooronderzoek, een geologische en landschappelijke boorcampagne georganiseerd.
Ondanks de nivelleringswerken door de eeuwen heen kon tijdens de opgravingen nog een antropogeen ophogingspakket worden herkend te relateren aan het mottelichaam. Ook de grachten rondom werden aangesneden. Enkele stalen uit de gracht werden onderworpen aan natuurwetenschappelijk en paleo-ecologisch onderzoek. Zij geven inzicht in het laatmiddeleeuwse landschap na aanleg van het mottekasteel. Het palynologisch onderzoek wees op een zeer open landschap. Opvallend was de grote hoeveelheid grassen wat wijst op de aanwezigheid van veel weiland. Het grote aandeel teilvormen onder het gebruiksaardewerk lijkt het belang van veeteelt als economische factor te bevestigen. Daarnaast werd een beperkt maar interessant ensemble dierlijk vondstmateriaal onderzocht. Het gaat tafonomisch gesproken voornamelijk over consumptieafval. Globaal genomen werd vastgesteld dat het ensemble wordt gedomineerd door rund. Hiernaast is er ook een groot aandeel van varkensresten. Het wijst er alleszins op dat tenminste een deel van het omliggend land de bewoners van het mottekasteel toehoorde. Het eten van varken was tijdens de middeleeuwen in sterke mate gerelateerd aan de adel en de feodale elite.
Op basis van de landschappelijke boringen werd duidelijk dat ter hoogte van het mottekasteel de topografie van de kronkelwaardsedimenten zich voordoen als één langgerekte, ongeveer 800 m lange rug die geleidelijk daalt en versmalt in noordoostelijke richting. De grachten werden ingegraven in dit geheel, maar doorsnijden ook een van de jongere geultjes ten zuiden van deze rug. Vermoedelijk werd op deze manier permanent water in de grachten verzekerd. Het neerhof is te verwachten ten zuiden van het opperhof. De dynamiek van de rivier lijkt ten tijde van bezetting van het mottekasteel al beperkt te zijn geweest. Bescheiden afzettingen aan de basis van de gracht wijzen nog op impact van sterk stromend water, maar ze lijken eerder te relateren aan inspoeling bij aanleg van de gracht.
Bij verkennend booronderzoek ter controle van de gegevens van het geofysisch onderzoek werd een monster genomen van de basis van de gracht. Hiervan werd een napje van een eikel opgestuurd voor koolstofdatering, met 810+40 BP als resultaat. Deze datering geeft een indicatie van de ouderdom van oudste opvullingspakketten van de gracht. Het gerelateerde aardewerk dateert voornamelijk in de tweede helft 13de en de eerste helft van de 14de eeuw.
We kunnen de morfologie van het mottekasteel in de Bergenmeersen slechts gedeeltelijk reconstrueren. Het gedetecteerd eiland is cirkelvormig en heeft een diameter van ca. 40 m. De gracht rondom was maximaal 12 m breed, vrij ondiep en met een overwegend vlakke bodem. Het eiland betreft vermoedelijk het opperhof van het mottekasteel. Uit het geofysisch onderzoek wees een signaal centraal in de structuur op een rechthoekige structuur. Deze structuur was niet zichtbaar tijdens de opgravingen. Vermoedelijk is het signaal te wijten aan een sterker gecompacteerde bodem te relateren aan een uitgebroken stenen gebouw centraal op de heuvel.
De site en het overgrote deel van de perceelgrenzen is niet meer zichtbaar op recent orthofotografisch materiaal of op het DHM. Op orthofotografische beelden uit de tweede helft van de 20ste eeuw is te zien hoe het perceel duidelijk is afgelijnd in het landschap. Op dit moment was de archeologische zone ook nog niet bebost. Momenteel behoort de archeologische zone tot een natuurgebied. Ondanks de nivelleringswerken door de eeuwen heen kon tijdens de opgravingen nog een antropogeen ophogingspakket en de grachten worden herkend. De motteheuvel is uitvoerig onderzocht, maar een verder onderzoek op het neerhof kan nuttig blijken.
HERREMANS D., CRUZ F., STORME A., VERHEGGE J., ALLEMEERSCH L., DE SMEDT P., STICHELBAUT B., ROZEK J., VERGAUWE R., VAN DE VELDE S., VAN PARYS V. & LALOO P. (red.) 2023: Is het gras groener aan de andere kant van de heuvel? De studie van mottekastelen vanuit landschappelijk en beheersmatig perspectief, SYNTAR 017, Brussel.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Motte Bergenmeersen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308865 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.