erfgoedobject

Dijlevallei - Pikhakendonk

landschappelijk element
ID
309001
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309001

Juridische gevolgen

Beschrijving

De benedenloop van de Dijle bevindt zich in de oostelijke arm van de Vlaamse Vallei. Het landschap Dijlevallei - Pikhakendonk bezit alle onderdelen van het oorspronkelijke oude rivierenlandschap. De historische stabiliteit en continuïteit in dit gebied is bijzonder groot. Voornamelijk de oude stroomgeulen en meanders zijn typerend voor dit gebied.

Fysische geografie

Topografie en geomorfologie

Het landschap, met een oppervlakte van circa 115 hectare, bevindt zich ten zuiden van Rijmenam en ten noordwesten van Boortmeerbeek. Het landschap wordt in het noorden begrensd door de loop van de Dijle, in het oosten door de Hollakenbaan en de Boortmeerbeeksebaan. De bebouwing langs de Rijmenamsebaan en Molenbeekstraat vormt de zuidelijke grens, de loop van de Molenbeek de oostelijke grens.

De benedenloop van de Dijle, tussen Werchter en Mechelen, maakt samen met de Rupel en de Demer deel uit van de oostelijke arm van de Vlaamse Vallei. De huidige Dijleloop tussen Werchter (vanaf de samenvloeiing met de Demer) en Mechelen werd in feite gevormd door de (toenmalige) Demer. Op het einde van de laatste ijstijd (weichseliaan, ongeveer 12000 jaar geleden) liep de Demer meer naar het noorden en volgde onder meer de bedding van de huidige Laak. De Dijle daarentegen boog af naar het westen ter hoogte van Wakkerzeel en volgde een eigen bedding ten zuiden van Haacht, waar nu de Leibeek loopt. Beide rivieren vloeiden uiteindelijk samen in de omgeving van Boortmeerbeek.

Zowel in de Dijlevallei stroomafwaarts van Werchter als in de vallei van de Leibeek ten zuiden van Haacht (in feite de vroegere Dijleloop) zijn duidelijke sporen van grote ingesneden meanders aanwezig. Deze paleo-meanders, gevormd tijdens de laatste fase van het laatglaciaal (14500 tot 11560 jaar geleden), werden door de rivieren verlaten tijdens de daaropvolgende periode, het preboreaal, en met zand en venige leem of klei opgevuld. Sommige van deze meanders zijn nog herkenbaar als brede stroken moerassige grond, die weidse bochten beschrijven en vrij grote oppervlakten innemen. De meesten omsluiten een droge, zandige verhevenheid, opgebouwd uit zand opgewaaid uit de droge rivierbedding. De Berg te Boortmeerbeek, ten zuidwesten van het beschermde landschap, is een duidelijk voorbeeld van zo’n zandige meanderkern, ook donk genoemd.

Bij het begin van het subatlanticum, ongeveer 2600 geleden, verliet de Dijle de vallei van de Leibeek en nam haar huidige bedding in ten noorden van Haacht. Deze verandering hield vermoedelijk verband met het vochtiger worden van het klimaat en de grootschalige ontbossingen. Daardoor verhoogden de rivierdebieten, werd ook het regime van de rivieren onregelmatiger en nam hun suspensielading toe. Langs de Dijle leidde dit tot de vorming van lemige, soms zandlemige oeverwallen, die zich duidelijk aftekenen in het reliëf en op de bodemkaart als vrij droge tot matig vochtige leemgronden (bodemtypes sAdp en Ldp, respectievelijk matig natte leembodems zonder profiel en matig natte zandleembodems zonder profiel) weergegeven worden, dit in contrast met de natte kleigronden (bodemtypes sEdp en Uep, respectievelijk matig gleyige kleibodems zonder profiel en sterk gleyige zware kleibodems zonder profiel) verder van de rivier af of in de geulen van de laatglaciale meanders. Het gaaf gebleven microreliëf is onder andere duidelijk herkenbaar in de plaatselijke zandopduikingen zoals de Pikhakendonk.

Vanaf het subatlanticum vormde zich langs de benedenloop van de Dijle een tweede type van meanders, namelijk vrije meanders. Deze zijn, in vergelijking tot de paleo-meanders, veel kleiner. De rivier was soms zeer beweeglijk en brak soms haar eigen meanders door, zodat een afgesneden meander ontstond. Het merendeel van de meanderafsnijdingen was echter het gevolg van het rechttrekken van de rivierlopen, sinds de late middeleeuwen uitgevoerd om de scheepvaart te vergemakkelijken. De huidige gemeente- en provinciegrenzen tussen Boortmeerbeek (inclusief Hever) en Bonheiden (inclusief Rijmenam) volgen echter nog grotendeels het laatmiddeleeuwse tracé van de Dijle.

Het gebied Pikhakendonk omvat volgende meandersystemen:

  • een grote, duidelijk herkenbare paleo-meander, waarvan de zandige kern samenvalt met de wijk of het gehucht De Berg van Boortmeerbeek (dit gehucht bevindt zich ten zuidwesten van het beschermde landschap en valt net buiten het beschermde gebied);
  • ten noordoosten hiervan: een kleinere, meer confuse meandervorm. Het toponiem Pikhakendonk (Piekookens op de kadasterkaart) slaat op de kleine, boogvormige vlek relatief droge zandgrond (bodemtype Zcm - matig droge zandbodem met dikke antropogene humus A horizont), een zogenaamde plaggenbodem, die de kern van deze meander uitmaakt. In de vegetatie (vooral in de pioniersvegetatie) tekent deze droge zandige plek zich min of meer duidelijk af;
  • relicten van oude, vrije meanders (weinig meer dan een gracht). De huidige grensscheiding tussen Boortmeerbeek en Bonheiden (Rijmenam) volgt min of meer deze oude riviertracés.

Cultuurhistorisch landschap

Het landgebruik weerspiegelde op het einde van de 18de eeuw getrouw de bodemgesteldheid: akkerbouw kwam voor op de oeverwalgronden tegen Hollaken (Rijmenam) aan; weilanden bevonden zich in het zuidelijke gedeelte van het beschermde landschap in de fossiele stroomgeulen langs de Molenbeek en de Leibeek. Een dicht net van hagen overspande zowel het akkerland als de weilanden. Het huidige landgebruik komt grotendeels overeen met dit historisch beeld. Het kleinschalige karakter van het landschap wijst op een eeuwenoude functie van dit landschap als landbouwgebied. Zowel wat betreft bodemgebruik als wat betreft percelering is er in de loop van de laatste 200 jaar opmerkelijk weinig veranderd. De met populieren beplante weilanden zijn relatief gering in aantal en, behalve in het akkergedeelte, zijn alle hagen die op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) worden weergegeven nog aanwezig, vaak in de vorm van oude, uitgegroeide meidoornhagen (Crataegus), soms vermengd met wegedoorn (Rhamnus catharticus). De historische continuïteit betreft, naast het landgebruik, ook de perceelstructuur en topografie. Zelfs sommige details, zoals de twee kleine percelen historisch bos, zijn bewaard gebleven in het landschap.

De loop van de Dijle, zoals weergegeven op de kabinetskaart van de Ferrariskaart (1770-1778) is nagenoeg gelijk aan de huidige. Het kronkelig verloop van de gemeentegrens tussen Bonheiden (Rijmenam) en Boortmeerbeek is een relict van de Dijleloop ten tijde van het ontstaan van de gemeenten. Deze voormalige rivierlopen fungeren momenteel als leigracht of als benedenloop van een zijbeek (de Molenbeek) of, op nog meer bescheiden schaal, als een kleine afwateringsgracht tussen twee percelen. Opmerkelijk is het feit dat het merendeel van de perceelgrenzen een bochtig verloop heeft. Het is dan ook mogelijk dat er nog andere, oudere stroomgeulpatronen in weerspiegeld worden. Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) wordt de Dijlevallei ter hoogte van Pikhakendonk overwegend ingenomen door grasland, op enkele bospercelen in het noorden van het beschermde landschap na. De oude loop van de Dijle wordt weergegeven als “Vieille Dyle”.

Vegetatie

Het grootste gedeelte van het beschermde landschap bestaat uit matig bemeste graas- of hooiweiden en lintvegetaties langsheen de afgesneden meanders, dijken, houtkanten, grachten, beken en veldwegen. Interessant zijn vooral de oude meidoornhagen (Crataegus) in het noordwesten van het gebied. Op de Pikhakendonk liggen enkele percelen bos die, gezien de Ferrariskaart en de aanwezigheid van bosanemoon (Anemone nemorosa), waarschijnlijk altijd bos zijn geweest.

Bij een tussen 1991 en 1996 uitgevoerd onderzoek in het valleigebied ten zuiden van de Dijle tussen Muizen en de weg Boortmeerbeek - Rijmenam werden 336 verschillende taxa (soorten, ondersoorten, variëteiten) van vaatplanten opgetekend. Het oostelijke gedeelte, met name de Heverse Donk en de Pikhakendonk, was opmerkelijk soortenrijker dan de andere delen van dit gebied. De zone Pikhakendonk onderscheidde zich vooral door het voorkomen van enkele bedreigde en/of zeldzame soorten, met name: hokjespeul (Astragalus glycyphyllos), voszegge (Carex vulpina), grote waterranonkel (Ranunculus peltatus), wegedoorn (Rhamnus catharticus), grote pimpernel (Sanguisorba officinalis) en veldgerst (Hordeum secalinum). Grote pimpernel is een zeldzame plant die in het samenvloeiingsgebied Dijle - Zenne wel eens opduikt, maar die op de hooilanden rond de Pikhakendonk overvloedig voorkomt in natte ruigten of in grachten. Een tweede zeldzame graslandsoort is veldgerst, een plant die bijna uitsluitend langs de kust en de Westerschelde groeit, maar die ook in de Dijlebeemden wordt aangetroffen. In een weiland dat vaak door de Molenbeek overstroomt wordt komt een grote plek voszegge voor, een plant die normaal gezien in verlandingsvegetaties wordt aangetroffen. In ditzelfde milieu groeit ook grote waterranonkel. Wegedoorn is een soort die ten noorden van de Samber-Maaslijn zelden voorkomt, maar langs de benedenloop van de Dijle stroomafwaarts van Haacht uitzonderlijk opduikt in struwelen en heggen, rond de Pikhakendonk frequenter dan elders. Het verspreidingsgebied van hokjespeul beperkt zich eveneens grotendeels tot België ten zuiden van de Samber-Maaslijn, maar op dijken in de omgeving van Mechelen, ook op de Dijledijk ter hoogte van de Pikhakendonk, wordt deze plant aangetroffen, samen met een regionale specialiteit, het groot warkruid (Cuscuta europaea). Opmerkelijk - en dit geldt voor het volledige gebied tussen Muizen en Boortmeerbeek - is dat in de hakhoutbestanden regelmatig pluimes (Fraxinus ornus) opduikt.

De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt de aanwezigheid van soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden, soortenarm permanent cultuurgrasland, houtkanten van doornstruweel of houtkanten met dominantie van meidoorn, natte ruigte met moerasspirea, kapvlakte, bomenrijen met dominantie van wilg (al dan niet geknot) en soortenrijke sloten. Op enkele plaatsen komen populierenaanplanten op vochtige grond met elzen- en/of wilgenondergroei andere loofhoutaanplanten voor.

  • Beschermingsdossier DB002100, Dijlevallei-Pikhakendonk (R. Deneef & J. Wijnant, 2001, digitaal dossier).
  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.
  • CRESENS A., WIJNANT J. & DENEEF R. 2001: Ankerplaats ‘Dijlevallei tussen Mechelen en Rijmenam’. Landschapsatlas, A12001, Agentschap Onroerend Erfgoed Brussel.

Auteurs: Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Dijlevallei tussen Mechelen en Rijmenam


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dijlevallei - Pikhakendonk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309001 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.