Modernistisch appartementsgebouw met ingehouden art-deco-inslag, gebouwd naar een ontwerp door de architect Raymond Ceurvorst uit 1936. Opdrachtgever was de nv Simco, vertegenwoordigd door beheerder R.A. Morlet. Het gaat mogelijk om Robert André Otto Adolphe Morlet (°Antwerpen, 1898), zoon van de arts Alfred Morlet (Namen, 1870-Antwerpen, 1932) uit diens eerste huwelijk met Jeanne Puissant.
Na het verkrijgen van de bouwvergunning op 25 september 1936, volgde een tweede bouwaanvraag met een aangepaste plattegrond vergund op 8 november 1936. De wijzigingen hadden betrekking op de inplanting van de gemeenschappelijke traphal en de badkamers van de appartementen. Vanaf 27 april 1937 was Ceurvorst niet meer betrokken bij de verdere opbouw van het pand, dat zes bescheiden appartementen omvat.
Raymond Ceurvorst debuteerde kort na de Eerste Wereldoorlog als architect. Een gemeenschappelijk kenmerk van zijn vroege ontwerpen, is de veeleer conventionele gevelcompositie in combinatie met een discrete art-deco-ornamentatie. Uit zijn associatie met de architect Cornelius Sol in de periode 1928 tot 1933, kwam een van zijn belangrijkste realisaties voort, de art-deco-eenheidsbebouwing van het Gemeenteplein in Mortsel. Begin jaren 1930 evolueerde hun architectuur naar een verzakelijkt baksteenmodernisme, waarvan het appartementsgebouw Jacobs aan de Provinciestraat in Antwerpen een vroeg voorbeeld is. Het sobere appartementsgebouw Morlet aan de De Moystraat in Antwerpen, dat van na Ceurvorst's associatie met Sol dateert, bouwde voort op deze nieuwe richting in zijn architectuur. Eveneens in 1936-1937 ontwierp Ceurvorst het Albert I College aan het Mellinetplein 13 in Berchem, en het appartementsgebouw Goossens-Janssens aan de Oudevaartplaats 38-42 in Antwerpen, beide in modernistische stijl. Hij was actief als architect tot midden jaren 1950.
Het onderkelderde gebouw met dubbelhuisopstand heeft een gevelbreedte van drie traveeën, en telt drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit metselwerk van gele gezande baksteen type Belvédère, toegepast in halfsteens verband met Dudokvoeg (schaduwlintvoegen in combinatie met platvolle stootvoegen). Blauwe hardsteen is gebruikt voor de plint, en witte natuursteen of simili voor de deuromlijsting, lekdrempels en daklijst.
Axiaal-symmetrisch van opzet, beantwoordt de voorgevel aan een regelmatig compositieschema, met een horizontale geleding en het accent op de inkomtravee in de middenas. De opstand is opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, belijnd door doorgetrokken lekdrempels en lateien. Het rechthoekige inkomportaal onderscheidt zich door kwartronde dagkanten, een omlopende waterlijst en een bovenlicht. Getraliede keldervensters in de rechtertravee. De gevelbeëindiging, wordt gevormd door een sobere daklijst op klossen, in de inkomtravee geaccentueerd door drie kepers boven overhoekse gevelstenen.
De oorspronkelijke ijzeren inkomdeur met discreet siersmeedwerk, waarvan het patroon wordt herhaald in het bovenlicht, is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk van de keldervensters. Het vensterschrijnwerk is vernieuwd.
De plattegrond beantwoordt aan een gespiegelde opbouw, met telkens twee quasi identieke appartementen per verdieping, ontsloten door de centraal ingeplante, gemeenschappelijke inkom- en traphal. Volgens de aangepaste bouwplannen omvatten de appartementen vooraan een woonkamer, een keuken en een terrasloggia uitgerust met een stortkoker voor huisvuil. Achteraan bevinden zich de badkamer, twee inbouwkasten en de slaapkamer. Een lange gang verbindt de verschillende onderdelen. De kelder is opgedeeld in een stookplaats met kolenkelders, zes voorraadkelders, een meterlokaal en bergkelders.
Het interieur van de gemeenschappelijke inkom- en traphal is bewaard, met een vloer en lambrisering uit rode en zwarte marmer, en een houten trap met gesloten leuning.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Stad Antwerpen