is aangeduid als beschermd monument Duitse bunkers Südabschnitt bij Fort Breendonk
Deze bescherming is geldig sinds
Inventarisatie bunkers Südabschnitt (thematische inventarisatie: van tot )
Thema: Erfgoed Eerste Wereldoorlog, Erfgoed Tweede Wereldoorlog
Ensemble van drie bunkers op één lijn gelegen op een akker ten oosten van en palend aan het Fort Breendonk, ten westen van het kanaal van Willebroek. Aan oostelijke zijde van de akker vormt de rechtgetrokken Meerloop de scheiding tussen de akker en een woonwijk. Aan noordelijke zijde, net over de Brandstraat, ligt de begraafplaats van Willebroek.
Deze site, vlak naast het Fort Breendonk gelegen, omvat drie Duitse bunkers uit de Eerste Wereldoorlog die deel uitmaakten van de 'Südabschnitt'. Deze Duitse verdedigingslinie werd in 1916-1917 aangelegd op de buitenste fortengordel rond Antwerpen, die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog als hoofdweerstandstelling fungeerde. Bij de aanleg van de ‘Südabschnitt’ werd maximaal gebruikt gemaakt van inundatiezones en van de reeds aanwezige veldversterkingen, bunkers, forten en schansen die het Belgisch leger aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in de hoofdweerstandsstelling had aangelegd.
In Klein-Brabant – tussen de Rupel/Dijle in het oosten en de Scheldepolders in het westen – had het Belgische leger de Vierde Sector ingericht. Klein-Brabant vormde een bruggenhoofd op de rechter Scheldeoever, ten zuidwesten van Antwerpen. In deze sector waren drie forten – Bornem, Liezele en Breendonk – en twee schansen opgetrokken.
Met deze permanente verdedigingswerken konden de brugovergangen van Temse en Boom beschermd worden, evenals een deel van de spoorlijnen Mechelen–Terneuzen en Antwerpen-Dendermonde en het spoorwegknooppunt in Puurs. De drie forten – Bornem, Liezele en Breendonk – waren pantserforten van de tweede orde, opgetrokken uit ongewapend beton.
Het fort van Breendonk werd opgetrokken op een akkerland, gekend als Schalckland, dat op zijn beurt aan oostelijke zijde paalde aan het domein van kasteel Meerhof. Op vier kilometer in westelijke richting werd het fort van Liezele opgetrokken, in het interval tussen beide forten kwam Schans Letterheide. Op acht kilometer oostwaarts lag het oudere fort van Walem. Tussen Breendonk en Walem werd de Heindonkinundatie voorzien, begrensd door het kanaal van Willebroek, de Rupel en de Dijle. Tussen deze beide forten in werd bijgevolg geen permanent verdedigingswerk uitgebouwd.
Vanaf de mobilisatie begin augustus 1914 tot aan de Duitse aanvallen met zware artillerie op de vesting Antwerpen vanaf eind september 1914 werd er druk gewerkt aan de afwerking van de forten en de uitbouw van de veldversterkingen in de intervallen. Ook het schootsveld werd vrijgemaakt, ook buiten de voorziene zones met militaire erfdienstbaarheden: aanvankelijk beperkte dit zich tot het rooien van bomen, maar al gauw werden heel wat gebouwen neergehaald of in brand gestoken. Ook kastelen stonden een efficiënte defensie in de weg: zo werd het kasteel Meerhof of Ter Meire, eigendom van burgemeester baron de Buisseret van Breendonk, op 7 augustus 1914 samen met het bijhorend park vernield. Dit kasteeldomein lag net ten oosten van het Fort van Breendonk.
Ter hoogte van het Fort van Breendonk waren volgende veldversterkingen uitgevoerd. Allereerst werden er verschillende rijen met draadhindernissen aangelegd. Eén rij liep ten noordwesten van, parallel met de steenweg Mechelen – Dendermonde. Achter deze draadversperringen, tussen de pastorij van Willebroek en Pullaar en verder richting Fort van Liezele, werden op regelmatige afstand loopgraven aangelegd, met daarachter nog schuilplaatsen. De loopgraven tussen de pastorij en het fort waren flankerend, meer bepaald zuidoostelijk gericht, richting kanaal van Willebroek. Een andere rij draadversperringen liep vanaf de noordoostelijke hoek van het fort in de richting van de begraafplaats en de steenweg. Een derde rij draadhindernissen werd aangelegd tussen de noordoostelijke hoek van het fort en het kanaal van Willebroek, tot ten noorden van sluis 2. Deze stelling liep dus doorheen het vrijgemaakte park van het kasteel Meerhof. Aan de overzijde van het kanaal vond deze draadhindernis aansluiting met het bruggenhoofd dat werd aangelegd tot aan de inundatie van Heindonk: dit bruggenhoofd bestond uit met een dubbele rij draadhindernissen, die in een boog (ten noorden van sluis 2 tot aan het centrum van Blaasveld) werden aangelegd met ten noordwesten daarvan loopgraven.
Op 4 september 1914 werd een eerste Duitse aanval met licht geschut ‘gemakkelijk’ afgeslagen. Vanaf 28 september werden de forten van de hoofdweerstandstelling met zware Duitse belegeringsartillerie beschoten. Ook het fort van Breendonk werd beschoten met zware artillerie. Het fort was in principe bestand was tegen projectielen van 28 cm. Er werden 563 schoten met 30,5 cm granaten op het fort afgevuurd, maar geen enkel gewelf van het fort raakte hierbij doorboord. Op 8 oktober gaf het fort zich over. Op 10 oktober volgden Fort Liezele, Fort Bornem en Schans Puurs. Het nationaal reduit viel die dag.
De ‘Südabschnitt’ vormde een onderdeel van de ‘Stellung Antwerpen’: met deze stelling hoopte de Duitse bezetter meer bepaald de strategisch belangrijke ‘Kaiserliche Festung Antwerpen’ met zijn haven, aan zuidwestelijke zijde te kunnen verdedigen. Deze bunkerlinie, ongeveer 15 kilometer lang, was meer bepaald ten zuiden van Antwerpen opgetrokken, tussen de Kloosterstraat in Bornem en Blaasveld (Willebroek). De ‘Südabschnitt’ werd aangelegd in de voormalige Belgische Vierde Sector uit 1914, tussen twee zones die werden geïnundeerd, met name de inundatiezone van de Scheldepolders in Bornem en die van Heindonk in Willebroek. In deze inundatiezones werden geen bijkomende versterkingen aangelegd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bestond het gebied tussen beide inundatiezones uit een vrij open en vlak terrein. Bij de aanleg van de bunkerstelling onder leiding van de 'Kaiserliche Fortifikation Antwerpen' werd gebruik gemaakt van Belgische loopgraven en stellingen uit 1914, die waren aangelegd op de verdedigingslijn van Belgische forten en schansen: Fort Bornem, Schans Puurs, Fort Liezele, Schans Letterheide en Fort Breendonk. De Belgische loopgraven werden in 1916-1917 door de Duitsers aangepast en heraangelegd tot een aaneengesloten loopgravenstelsel. De Duitse loopgraven waren veel zwaarder uitgebouwd, met borst- en rugwering en regelmatige traversen. Op de bewaarde luchtfoto’s zijn de aaneengesloten loopgraven met traversen op regelmatige afstand duidelijk zichtbaar. Daarnaast werden nog nieuwe loopgraven aangelegd. Enkele Belgische bunkers werden door de Duitsers hergebruikt, zelfs afgewerkt.
De 'Südabschnitt' bestond vanaf 1917 uit draadversperringen, met daarachter (ten noorden en noordoosten ervan) loopgraven tussen en achter de forten en schansen. In deze loopgraven werden de meeste bunkers opgetrokken. Op bepaalde plaatsen ontdubbelde de loopgraaf. Daarachter werden eventueel nog bijkomende loopgraven voorzien, evenals commandoposten voor de infanterie en artillerie. Vermoedelijk was het de bedoeling om deze bijkomende loopgraven aan te leggen eens de stelling effectief bezet werd, tijdens de zogenaamde 'Armierung'. Wat gerealiseerd is, betreft dus doorgaans een enkele bunkerlijn, met enkele commandoposten in de diepte. Ook de aanwezige forten en schansen werden als verdedigingswerk in de Südabschnitt ingeschakeld. De inundatiezones (Scheldepolders, Vliet, Molenbeek, Heindonk) werden in stand gehouden.
Een ongedateerde Duitse kaart toont de draadversperringen en loopgraven van de 'Südabschnitt' die in aanbouw waren of reeds aangelegd waren (blauwe kleur) of die nog dienden aangelegd te worden. De 'Südabschnitt' wordt op deze kaart in drie sectoren ingedeeld. De omgeving van het Fort Breendonk, van Neerlichter (Puurs) tot aan de spoorlijn in Blaasveld (Willebroek), waaraan aan oostelijke zijde de inundatiezone Heindonk grensde, behoorde tot 'Regimentsabschnitt 3'. Fort Breendonk is het enige permanente Belgische verdedigingswerk (fort of schans) in deze sector.
Volgens deze kaart was er in de Duitse derde sector een dubbele loopgraaf aangelegd. In het westelijk deel van de sector, ten westen van het fort van Breendonk, lagen deze loopgraven 120 à 180 meter van elkaar verwijderd. Vóór de meest zuidelijke loopgraaf was er een dubbele draadversperring aangelegd, tussen beide loopgraven een enkele draadversperring. Aan de oostelijke zijde van het fort liepen de veldversterkingen verder uiteen, min of meer op het tracé van de Belgische veldversterkingen: de noordelijke loopgraaf met bijhorende draadversperring liep noordwaarts richting centrum Willebroek. Ten zuiden en westen van het dorpscentrum zijn nog andere draadversperringen en kleine stukjes loopgraaf ingetekend. De zuidelijke loopgraaf met bijhorende draadversperring boog volgens deze kaart ten oosten van het fort lichtjes zuidelijk af, tot net ten noorden van sluis 2 van het kanaal van Willebroek. Aan de overzijde van het kanaal bestond het bruggenhoofd Blaasveld uit een dubbele gebogen rij draadversperringen, met daarachter (ten noordwesten) loopgraven. Ter hoogte van de scheiding tussen het voormalige kasteelpark Meerhof en de akker bij Fort Breendonk was een noord-zuid georiënteerde verbindingsgang richting begraafplaats ingetekend.
De drie bunkers van dit beschermingsdossier maakten deel uit van de zuidelijke loopgraaf ten oosten van het fort. Ze lagen net ten westen van de verbindingsloopgraaf richting begraafplaats ten noordwesten van het kasteelpark Meerhof dat aan het begin van de oorlog werd vernield in het kader van de vrijwaring van het schootsveld. De zuidelijke loopgraaf is ongeveer op 102° ten opzichte van het noorden georiënteerd, in zuidoostelijke richting. De loopgraaf vertoont een knik aan het westelijke uiteinde. De bunkers zijn niet zichtbaar op de Britse luchtfoto’s, die genomen werden tussen 30 oktober en 10 november 1918. Dit is wellicht te wijten aan de grote hoogte waarop deze luchtfoto’s genomen werden, en aan het feit dat de bunkers keurig gecamoufleerd werden door ze onder aarde te brengen. Door de luchtfoto’s nauwkeurig te georefereren wordt duidelijk dat de bunkers in de zuidelijke borstwering van de loopgraaf waren ingeplant. Ten zuiden van deze loopgraaf lijken nog aarden ophogingen te zien, net tussen de posities van de bunkers in. Ten zuiden daarvan loopt de draadversperring. Mogelijk verbergen de aarden ophogingen vóór de loopgraaf geschutstellingen of mitrailleurposten. Dit wordt in ieder geval gesuggereerd op een Belgische naoorlogse kaart, waarop de versterkingen van de Südabschnitt in kaart gebracht zijn. In de loopgraaf ten oosten van de Meerloop lagen nog bunkers, zoals ook nog te zien op de luchtfoto van 1971. Deze bunkers zijn verdwenen. Waar mogelijk werden de bunkers in de opgehoogde wal van loopgraven ingebouwd. Aan frontzijde waren ze onder aarde gebracht, waardoor ze voor de vijand niet zichtbaar waren. Aan de achterzijde en rond schiet- of observatieopeningen aan de voorzijde werden vaak betonspatten aangebracht. Zodoende waren die delen van de bunkers, die niet met aarde waren bedekt, moeilijker zichtbaar vanuit vliegtuigen of vanaf de vijandelijke zijde. Hoeken en randen aan de blootgestelde zijden werden afgerond, om treffers te doen afschampen. Het dak neemt aan de achterzijde vaak de vorm aan van een licht zadeldak, wellicht in functie van afwatering.
De bewaarde bunkers, allen opgetrokken uit gewapend beton, zijn gebaseerd op standaardontwerpen die ook elders in de 'Stellung Antwerpen' werden toegepast. Het betreft hier meer bepaald een mitrailleurpost (type IV), een manschappenonderkomen (type VI) en een observatiepost (type IX). Dergelijke mitrailleurposten waren evenredig verdeeld over de meest vooruitgeschoven verdedigingslijn en waren flankerend gepositioneerd, opdat de vuren elkaar konden kruisen. De mitrailleurpost bij het Fort Breendonk was ook hier ingeplant in een knik van de loopgraaf. Kenmerkend bij dit type bunker zijn de twee openingen in de voormuur van de bunker, waarbij de ene opening diende als schietopening en de andere voor het hanteren van een zoeklicht. Het kleine type observatiepost werd opgetrokken voor de infanteriewaarnemer, die verantwoordelijk was voor het coördineren van de infanterievuren. De derde bunker diende als onderkomen voor manschappen.
Na de wapenstilstand werden de loopgraven gedempt en draadversperringen verwijderd. De bunkers kwamen in handen van het ministerie van defensie. Tijdens het interbellum werd getracht om alle Duitse bunkers te inventariseren, met als doel om ze te behouden en in te schakelen in de verdediging van het land. Vooral de bunkers met schietgaten en observatiegleuven, evenals enkele 'Unterstände' bleven voor het Belgisch leger interessant. Enkele gronden met bunkers werden opgekocht, terwijl met andere eigenaren overeenkomsten werden gesloten. Daar waar men in de jaren 1920 alle bunkers wilde behouden, stond men in de jaren 1930 aan enkele grondeigenaars de verwijdering toe van bunkers, die niet meer in het verdedigingsplan voor Antwerpen pasten. Vanaf 1934 werden de intervallen van de buitenste fortengordel gemoderniseerd en verder versterkt. Waar mogelijk werden de bestaande Duitse bunkers in de verdedigingslinie geïntegreerd en opnieuw uitgerust.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de toegangen en andere openingen van vele bunkers op bevel van de Duitse bezetter dichtgemetseld, om te vermijden dat het lokale verzet of parachutisten de bunkers zouden gebruiken. Dit werd vaak uitgevoerd door lokale aannemers. Toen in oktober 1944 de beschieting van Antwerpen met Duitse V1’s en V2’s begon, maakten vele buurtbewoners de bunkers terug open om er te schuilen.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/12040/101.1, Duitse bunkers ‘Südabschnitt’ uit de Eerste Wereldoorlog bij Fort Breendonk, Willebroek (Tisselt), Brandstraat zonder nummer (DECOODT H., 2018).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Brandstraat
Is deel van
Duitse bunkerlinie Südabschnitt
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse mitrailleurspost
Omvat
Duitse observatiepost
Is gerelateerd aan
Fort van Breendonk
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Duitse bunkers Südabschnitt bij Fort Breendonk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309176 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.