erfgoedobject

Duitse bunkers en loopgraven Südabschnitt

archeologisch / bouwkundig element
ID
309177
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309177

Juridische gevolgen

Beschrijving

Site met loopgraven en twee bunkers. De site ligt op een schooldomein op adres Hof-ten-Berglaan 8 in Puurs. Deze school situeert zich aan de zuidwestelijke rand van het centrum van Puurs, ten zuidoosten van de Vliet. De site is meer bepaald te situeren tussen Fort Liezele en Schans Puurs. De oorlogssite ligt onder bos in de zuidwestelijke hoek van het schooldomein en wordt aan zuidwestelijke zijde afgebakend door een gracht die de scheiding vormt tussen het bos en naburige bebouwing, aan zuidoostelijke zijde door de Hof-ten-Berglaan en aan noordoostelijke zijde door een terrein met schoolgebouwen. Aan noordwestelijke zijde loopt het bos verder.

Deze site omvat bunkers en loopgraven die deel uitmaakten van de ‘Südabschnitt’. Deze Duitse verdedigingslinie werd in 1916-1917 aangelegd op de buitenste fortengordel rond Antwerpen, die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog als hoofdweerstandstelling fungeerde. Bij de aanleg van de ‘Südabschnitt’ werd maximaal gebruikt gemaakt van inundatiezones en van de reeds aanwezige veldversterkingen, bunkers, forten en schansen die het Belgisch leger aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in de hoofdweerstandsstelling had aangelegd.

De Belgische verdediging in de Vierde Sector aan het begin van de Eerste Wereldoorlog

In Klein-Brabant – tussen de Rupel/Dijle in het oosten en de Scheldepolders in het westen – had het Belgische leger de Vierde Sector ingericht. Klein-Brabant vormde een bruggenhoofd op de rechter Scheldeoever, ten zuidwesten van Antwerpen. In deze sector waren drie forten – Bornem, Liezele en Breendonk – en twee schansen opgetrokken. Met deze permanente verdedigingswerken konden de brugovergangen van Temse en Boom beschermd worden, evenals een deel van de spoorlijnen Mechelen–Terneuzen en Antwerpen-Dendermonde en het spoorwegknooppunt in Puurs. De drie forten – Bornem, Liezele en Breendonk – waren pantserforten van de tweede orde, opgetrokken uit ongewapend beton.

Vanaf de mobilisatie begin augustus 1914 tot aan de Duitse aanvallen met zware artillerie op de vesting Antwerpen vanaf eind september 1914 werd er druk gewerkt aan de afwerking van de forten en de uitbouw van de veldversterkingen in de intervallen. Op ongeveer 150 meter achter de forten en schansen en in de intervallen ertussen werden loopgraven gegraven, voorzien van schuilplaatsen en artilleriestellingen, en beschermd door draadversperringen, geïmproviseerde blokkades en wegversperringen. De loopgraven bestonden uit korte stukken rechtlijnige loopgraven met borstwering maar zonder rugdekking (parados). Enkele honderden meters achter deze verdedigingslijn was vaak een opvanglijn met loopgraven voorzien, terwijl enkele honderden meters vóór de verdedigingslijn een veiligheidslijn was opgesteld met kleinere voorposten of grote wachten. Midden augustus 1914 werd begonnen met de bouw van ondergrondse schuilplaatsen, op ongeveer 200 meter achter de eerste gevechtsstellingen. Tussen Fort Liezele en Schans Puurs werden drie ondergrondse schuilplaatsen voorzien, drie andere waren voorzien tussen Puurs en Bornem. Met een geplande tweede linie met schuilplaatsen, 600 meter achter de eerste loopgrachten, is men nooit begonnen. Achter de werken werd een ‘strategische’ spoorlijn aangelegd, waarop enkele pantsertreinen zouden rijden. Het schootsveld werd vrijgemaakt, ook buiten de voorziene zones met militaire erfdienstbaarheden.

De inundatiezone bij Heindonk werd vanaf 7 augustus 1914 onder water gezet via de Krammesluis. Aanvankelijk was de uitbouw van een bruggenhoofd ten oosten van het kanaal van Willebroek niet voorzien. In het centrum van de Vierde Sector, vooral in de omgeving van Fort Liezele en Schans Puurs, werd vanaf 19 augustus gepoogd om de zone rond de Vliet en de Molenbeek te laten overstromen. De inundatie van de Vliet verliep moeizaam door een zwak getij.

De val van het nationaal reduit

Op 4 september 1914 werd een eerste Duitse aanval met licht geschut ‘gemakkelijk’ afgeslagen. Vanaf 28 september werden de forten van de hoofdweerstandstelling met zware Duitse belegeringsartillerie beschoten. In de Vierde Sector werd het fort Breendonk beschoten met zware artillerie. Op 8 oktober gaf het fort zich over. Op 10 oktober volgden Fort Liezele, Fort Bornem en Schans Puurs. Het nationaal reduit viel die dag.

De 'Südabschnitt'

De ‘Südabschnitt’ vormde een onderdeel van de ‘Stellung Antwerpen’: met deze stelling hoopte de Duitse bezetter meer bepaald de strategisch belangrijke ‘Kaiserliche Festung Antwerpen’ met zijn haven, aan zuidwestelijke zijde te kunnen verdedigen. Deze bunkerlinie, ongeveer 15 kilometer lang, was meer bepaald ten zuiden van Antwerpen opgetrokken, tussen de Kloosterstraat in Bornem en Blaasveld (Willebroek). De ‘Südabschnitt’ werd aangelegd in de voormalige Belgische Vierde Sector uit 1914, tussen twee zones die werden geïnundeerd, met name de inundatiezone van de Scheldepolders in Bornem en die van Heindonk in Willebroek. In deze inundatiezones werden geen bijkomende versterkingen aangelegd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bestond het gebied tussen beide inundatiezones uit een vrij open en vlak terrein. Bij de aanleg van de bunkerstelling onder leiding van de ‘Kaiserliche Fortifikation Antwerpen’ werd gebruik gemaakt van Belgische loopgraven en stellingen uit 1914, die waren aangelegd op de verdedigingslijn van Belgische forten en schansen: Fort Bornem, Schans Puurs, Fort Liezele, Schans Letterheide en Fort Breendonk. De Belgische loopgraven werden in 1916-1917 door de Duitsers aangepast en heraangelegd tot een aaneengesloten loopgravenstelsel. De Duitse loopgraven waren veel zwaarder uitgebouwd, met borst- en rugwering en regelmatige traversen. Op de bewaarde luchtfoto’s zijn de aaneengesloten loopgraven met traversen op regelmatige afstand duidelijk zichtbaar. Daarnaast werden nog nieuwe loopgraven aangelegd. Enkele Belgische bunkers werden door de Duitsers hergebruikt, zelfs afgewerkt.

De ‘Südabschnitt’ bestond vanaf 1917 uit draadversperringen, met daarachter (ten noorden en noordoosten ervan) loopgraven tussen en achter de forten en schansen. In deze loopgraven werden de meeste bunkers opgetrokken. Op bepaalde plaatsen ontdubbelde de loopgraaf. Daarachter werden eventueel nog bijkomende loopgraven voorzien, evenals commandoposten voor de infanterie en artillerie. Vermoedelijk was het de bedoeling om deze bijkomende loopgraven aan te leggen eens de stelling effectief bezet werd, tijdens de zogenaamde ‘Armierung’. Wat gerealiseerd is, betreft dus doorgaans een enkele bunkerlijn, met enkele commandoposten in de diepte. Ook de aanwezige forten en schansen werden als verdedigingswerk in de ‘Südabschnitt’ ingeschakeld. De inundatiezones (Scheldepolders, Vliet, Molenbeek, Heindonk) werden in stand gehouden.

Het kasteeldomein Hof ten Berg

Ten zuidwesten van Puurs, ten oosten van de Vliet of Puurse Beek, lag aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog een kasteeldomein, dat op het beschikbaar kaartmateriaal werd aangeduid als Kasteel van ’t Hof ten Berg. Dit kasteel vond zijn oorsprong in een hoogmiddeleeuwse hoeve met motte, die in de nabijheid van de Hoogbrug over de Vliet was opgericht. In de 19de eeuw betrof het een site met walgracht, waarvan de zuidwestelijke gracht vandaag nog bestaat en de scheiding vormt tussen het schooldomein en het naburige bebouwde perceel. Op de topografische kaart van 1930 is er geen sprake meer van een kasteel, maar wordt de site met walgracht gewoon aangeduid met Hof ten Berg.

Het kasteeldomein in augustus-september 1914

Het kasteel lag iets ten noorden van de denkbeeldige rechte lijn tussen het Fort Liezele (aan oostelijke zijde) en Schans Puurs (aan westelijke zijde). Zoals hoger gesteld werd geprobeerd om de overwegend laaggelegen weilanden aan de oevers van de Vliet te inunderen, maar onder meer door het zwakke getij van de Vliet lukte dit niet al te best. Het kasteeldomein lag net ten oosten van deze inundatiezone. Ook het kasteeldomein werd tijdens de eerste twee oorlogsmaanden ingeschakeld in de verdediging van de hoofdweerstandstelling. Zo werden er op 5 augustus 1914 vier kanonnen van 12 cm geplaatst tussen kasteel Hof ten Berg en Fort Liezele. Op 6 oktober werd het bevel tot terugtocht gegeven en diende alle materieel en munitie die niet kon meegenomen worden, vernietigd te worden. De 5de intervalbatterij stelde bijgevolg ook de vier oude kanonnen van 12cm buiten werking. De bijhorende munitie werd in de vijver rond het kasteel Hof ten Berg gedumpt.

Tegen 23 augustus 1914 werden, als onderdeel van een gebogen lijn van opeenvolgende loopgraven tussen de geïnundeerde Vliet en het Fort van Liezele, twee loopgraven aan de zuidelijke en zuidoostelijke rand van het kasteeldomein gegraven die bijkomend versterkt werden met draadversperringen.

De Duitse loopgraven op het kasteeldomein

De Belgische loopgraven werden door de Duitsers verder uitgebouwd als onderdeel van de ‘Südabschnitt’. Een ongedateerde Duitse kaart toont de draadversperringen en loopgraven van de ‘Südabschnitt’ die in aanbouw of reeds aangelegd waren of nog moesten worden aangelegd. De ‘Südabschnitt’ wordt op deze kaart in drie sectoren ingedeeld. De zone tussen Schans Puurs en Schans Letterheide behoorde tot ‘Regimentsabschnitt 2’.

Volgens deze kaart was er in sector 2 een rechte, dubbele draadversperring aangelegd tussen Schans Puurs en Fort Liezele, met op regelmatige afstand kleine posten net ten noordoosten ervan. Nog iets verder ten noordoosten van en evenwijdig met deze draadversperringen liep tussen het kasteeldomein Hof-ten Berg en Fort Liezele een ononderbroken loopgraaf. Ten noordoosten van deze min of meer rechte loopgraaf liep een loopgraaf met bijhorende draadversperring, komende van het centrum van Puurs en min of meer het tracé van de huidige Hof-ten-Berglaan en Kimpelberg tot aan de Molenstraat volgend. Deze loopgraaf was volgens deze kaart nog niet volledig uitgebouwd tot een aaneengesloten lijn, maar de ontbrekende delen dienden aangelegd te worden in het kader van de ‘Neue Stellung’. Ten westen van Fort Liezele liep een verbindingsgang tussen beide loopgraven. Volgens deze kaart was er een verlenging in oostelijke richting voorzien van de loopgraven in de zuidelijke hoek van het kasteelpark, tot aan artilleriecommandoposten die ten zuiden van het centrum van Puurs dienden ingericht te worden. Zoals hoger vermeld, paalde het domein aan westelijke zijde aan de inundatiezone van de Vliet. De draadversperringen liepen in westelijke richting wel doorheen de inundatiezone, maar de loopgraven werden er onderbroken. Op een naoorlogse intekening van de versterkingen van de ‘Südabschnitt’ door het Belgisch leger wordt ook de westelijke rand van het kasteeldomein als versterkt weergegeven. Hoewel de beschikbare kaarten niet zo gedetailleerd zijn en de luchtfoto’s vrij wazig zijn, lijkt het er op dat er in de zuidelijke hoek van het kasteeldomein eerder een complex van loopgraven was aangelegd, met een loopgraaf aan de zuidwestelijke respectievelijk zuidoostelijke rand van het domein, min of meer in de vorm van een winkelhaak dus, en een eerder kronkelende loopgraaf ten noorden van deze winkelhaak. Vlak vóór deze loopgraven wordt op de kaarten een draadversperring aangegeven, eveneens in de vorm van een winkelhaak.

Volgens een ongedateerd rapport uit het interbellum, waarin de inrichting van de verdediging in het interval tussen de schans Puurs en het Fort Liezele werd afgewogen, was het domein Hof ten Berg bijna volledig ontbost en was er een zagerij geïnstalleerd.

Vandaag zijn de loopgraven in de zuidelijke hoek van het domein deels nog duidelijk zichtbaar in het terrein. Het lijkt te gaan om een dubbele lijn van loopgraven, die onderling met elkaar verbonden waren via korte verbindingsgangen. De typische vorm van Duitse loopgraven, bestaande uit een aaneenschakeling van halfcirkelvormige traversen, is ook hier herkenbaar. De toegangen van beide bunkers zijn via een loopgraaf bereikbaar, die telkens aftakte van de voorste, dit wel zeggen meest westelijke of zuidelijke loopgraaf. Opmetingen van de loopgraven zijn moeilijk, omdat deze niet scherp afgebakend zijn en niet overal even zichtbaar zijn. Uit opmetingen door een landmeter blijkt dat minimum 75 meter loopgraaf duidelijk in het terrein herkenbaar is.

De inplanting van de bunkers

In de ‘Südabschnitt’ bouwden de Duitsers tijdens de oorlog bunkers, die keurig onder aarde werden gebracht. De meeste bunkers van de ‘Südabschnitt’ werden in de voorste loopgraven geïntegreerd, ook op plaatsen waar de loopgravenlijn werd ontdubbeld. Daar waar mogelijk, werden ze in de opgehoogde wal van de loopgraven ingebouwd. Aan frontzijde waren ze onder aarde gebracht, waardoor ze voor de vijand niet zichtbaar waren. Aan de achterzijde en rond schiet- of observatieopeningen aan de voorzijde werden vaak betonspatten aangebracht. Zodoende waren die delen van de bunkers, die niet met aarde waren bedekt, moeilijker zichtbaar vanuit vliegtuigen of vanaf de vijandelijke zijde. De bunkers blijken ook niet zichtbaar te zijn op de Britse luchtfoto’s, die genomen werden tussen 30 oktober en 10 november 1918. Dit is enerzijds te wijten aan de grote hoogte waarop deze luchtfoto’s genomen werden, maar ook en vooral aan het feit dat de bunkers keurig gecamoufleerd werden door ze onder aarde te brengen.

Volgens Belgische naoorlogse intekeningen waren drie bunkers ingebouwd in de loopgraven in de zuidelijke hoek van het kasteeldomein, alle met een verschillende oriëntatie. De meest westelijke bunker, op veel naoorlogse documenten aangeduid met nummer 26, was een mitrailleurpost van het type IV, met een schietopening die westelijk gericht was. Deze bunker kon niet teruggevonden worden. Bunker 28 is een gelijkaardige mitrailleurpost, waarvan de schietopening naar het zuidoosten is gericht, min of meer op 140°. De bunker met nummer 27 is een observatiepost van het type IX.

De bunkers van de ‘Südabschnitt’ zijn alle opgetrokken uit gewapend beton, volgens standaardtypes die ook elders in de ‘Stellung Antwerpen’ werden opgetrokken. De mitrailleurpost, dit is de bewaarde bunker die het meest zuidelijk gelegen is, is van het standaardtype MG, wat staat voor ‘Maschinengewehr.’ Dergelijke bunker, in Belgische inventarissen aangeduid met type IV, was bedoeld als positie voor een zware mitrailleur, om flankerend te vuren. De mitrailleurposten waren zo gepositioneerd dat de vuren elkaar konden kruisen. Deze mitrailleurpost heeft, in tegenstelling tot het doorgaans toegepaste standaardontwerp, slechts één toegang aan noordoostelijke zijde. Aan de andere zijde van de gang is de muur dicht op de plaats waar normaal gezien een tweede toegang zit. Bij deze mitrailleurpost liep de loopgraaf aan de zuidwestelijke zijde echter niet verder, en was een toegang aan deze zijde bijgevolg overbodig. Deze zuidwestelijke zijde zit onder aarde.

Bij dit type bunker zit centraal in de gang een doorgang tot de eigenlijke bunkerruimte. Deze doorgang is bij deze bunker evenwel dichtgemaakt. In de zuidoostelijke voormuur zitten twee openingen, die eveneens zijn dichtgemaakt. Mogelijk werden deze muuropeningen tijdens de Tweede Wereldoorlog op bevel van de Duitse bezetter dichtgemaakt. De Duitsers wilden op deze manier voorkomen dat de bunkers gebruikt zouden worden als schuilplaats voor verzetslieden of parachutisten.

De andere bewaarde bunker, die eveneens ontsloten is via loopgraven, betreft een type bunker, dat werd aangeduid met type IX of IB, wat staat voor ‘Infanterie-Beobachter’. Dergelijk type observatiepost was doorgaans ingeplant in de voorste lijn, ten behoeve van de infanterie. De observatiepost is min of meer op 220° in zuidwestelijke richting georiënteerd. Opvallend is de bewaarde gebogen pantserplaat.

De bewaarde bunkers liggen vandaag nog steeds deels onder aarde en zijn ten dele overgroeid. Hierdoor is het niet duidelijk of alle hoeken en randen aan blootgestelde zijden afgerond zijn, om treffers te doen afschampen. Bij beide constructies zijn duidelijke betonspatten zichtbaar, die als camouflage werden aangebracht. Er kon niet worden vastgesteld of het dak aan de achterzijde van de bunker de vorm aanneemt van een licht zadeldak, wellicht in functie van afwatering. Dit is doorgaans het geval bij de bunkers van de ‘Südabschnitt’.

  • Koninklijk Legermuseum Brussel, Fonds 185, doos 952: Duitse loopgravenkaart Südabschnitt, Blatt 4. Übersichtsplan, 1:25.000 s.d.; Duitse loopgravenkaart s.d.; Belgisch plan Position fortifiée d’Anvers. 3ème Secteur. Feuille n° III, 1:25.000, s.d. (blauwdruk); Fonds 185, doos 1415: Intervalle Fort de Liezele Redoute de Puers. Farde Organisation, s.d.; Fonds ex-CDH, 4679: E.M.G.A. Section D, Position Fortifiée d’Anvers. Organisation du 4e Secteur, Copie du travail fait par le C. Ct. Van Yperzeele en 1920 met bijhorend plan d.d. 23/8/1914.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500.
  • Topografische kaart van België, blad 23/2, eerste (1868), tweede (1892) en derde (1930) editie, Militair Cartografisch Instituut, schaal 1:20.000.
  • GHEYLE W. & BOURGEOIS I. 2013: Vergeten linies. Antwerpse bunkers en loopgraven door de lens van Leutnant Zimmermann (1918), deel 1, Streekgericht 3, Antwerpen.
  • GILS R. s.d.: Typeplans Duitse bunkers uit 1917 te Antwerpen, Vesting, Antwerpen.
  • GILS R. 2006: Een gordel van beton. De Antwerpse pantserforten, Erfgoedgids, Antwerpen.
  • LEGROUX B. 2005: Fort Breendonk. Bouw en militair concept 1906-1914, Puurs.
  • VAN RIET M. 2004: Klein-Brabant in oorlog. De forten Breendonk, Liezele en Bornem in 1914, Puurs.
  • DECOODT H. 2017: Bunkers van de ‘Stellung Antwerpen’ en de ‘Turnhoutkanalstellung’ (Eerste Wereldoorlog), Agentschap Onroerend Erfgoed, onuitgegeven criterianota.
  • STICHELBAUT B. 2013: Analyse en lokalisatie van WO I – luchtfoto’s va de regio Antwerpen uit het Imperial War Museum (Londen), Universiteit Gent, Vakgroep archeologie in opdracht van de Provincie Antwerpen, Dienst Erfgoed, onuitgegeven studie.
  • VAN HOLLEBEEKE Y., BOURGEOIS J. & STICHELBAUT B. 2013: Inventarisatie van bovengronds bewaarde WO I-relicten van de Antwerpse Südabschnitt (Klein-Brabant tot kanaal Schoten-Turnhout), Universiteit Gent Vakgroep archeologie in opdracht van Provincie Antwerpen, Dienst Erfgoed, onuitgegeven studie.
  • VAN KERKHOVEN I. 2017: Puurs, Landschapspark Fort Liezele. Evaluatie- en selectierapport van de archeologische opgraving (versie 1), Vlaams Erfgoed Centrum, onuitgegeven archeologierapport.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/12040/103.1, Site met Duitse bunkers en loopgraven ‘Südabschnitt’ uit de Eerste Wereldoorlog in Puurs, Hof-ten-Berglaan 8 (DECOODT H., 2018).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Duitse bunkerlinie Südabschnitt

  • Is deel van
    Puurs

  • Omvat
    Duitse mitrailleurspost

  • Omvat
    Duitse observatiepost


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Duitse bunkers en loopgraven Südabschnitt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309177 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.