erfgoedobject

Vredegerecht

bouwkundig element
ID
309409
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309409

Juridische gevolgen

  • is deel van de aanduiding als unesco werelderfgoed bufferzone Parochiekerk Sint-Leonardus: buffer
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadskern Zoutleeuw
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Stadskern Zoutleeuw
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Voormalige jongensschool uit 1881, die eind 19de eeuw verbouwd werd tot vredegerecht naar plannen van Jules Barbier met muurschilderingen, sgraffito, en art-nouveaudetaillering.

Geschiedenis

Het vredegerecht in Zoutleeuw gaat terug tot de Franse Republiek en was tot begin 20ste eeuw gevestigd in het 16de-eeuwse stadhuis op de Grote Markt. Toen dit stadhuis eind 19de eeuw gerestaureerd werd naar plannen van architect Jules Barbier, vatte het stadsbestuur het plan op om de bestaande gebouwen tegen de noordoostelijke gevel van het stadhuis af te breken en te vervangen door een nieuw gebouw zodat het vredegerecht eindelijk een degelijke huisvesting zou krijgen. Jules Barbier maakte hiervoor al in 1893 historiserende plannen die in harmonie waren met het bestaande stadhuis.

In de zomer van 1895 keurde de Koninklijke Commissie voor Monumenten (KCM) die plannen goed maar uiteindelijk pleitten zowel de KCM als de provinciaal architect er voor om het stadhuis volledig vrij te houden van omliggende bebouwing. Bovendien verwierpen zowel de vrederechter als de procureur des Konings de nieuwbouwplannen omwille van praktische redenen (planindeling). Hierop stelde de gemeenteraad 20 augustus 1896 voor om het vredegerecht onder te brengen in het gebouw van de voormalige middelbare jongensschool (1881-1895) aan de Leopoldplaats 6. Als argument werd de voordelige kostprijs aangehaald maar ook de voordelige locatie, vlakbij de Grote Markt, rechtover het hospitaal en – eens de financiële middelen de overwelving van de Kleine Gete zouden toelaten – aan een publiek plein (onuitgevoerd).

Barbier maakte al in september 1896 plannen voor deze verbouwing, die onmiddellijk goedgekeurd werden door de gemeenteraad, en eind oktober 1898 besliste de gemeenteraad officieel tot de aankoop van het schoolgebouw. De provinciale technische dienst onder leiding van architect Dumortier had enkele praktische bemerkingen en vroeg om de fantasierijke versiering van de ingangsdeuren weg te laten omdat die niet overeenstemde met het serieuze karakter van een vredegerecht. Dit is waarschijnlijk een verwijzing naar de sgraffiti die ook in het bestek vermeld werden. De KCM verwierp het plan zelfs volledig en pleitte voor een gebouw dat meer in overeenstemming was met de functie en op het niveau van de belangrijke burgerlijke en religieuze monumenten van de stad.

Toch werden de plannen, het bestek en het lastenkohier eind mei 1900 goedgekeurd door de bestendige deputatie en vanaf augustus uitgevoerd door de Zoutleeuwse aannemer Florent Arnauts. De uitgevoerde verbouwing was weliswaar veel minder ingrijpend dan op de plannen die Barbier in september 1896 opmaakte. Dit blijkt onder andere uit het feit dat geen kadastrale schets werd opgemaakt. De reden hiervoor is ongetwijfeld dat de kostprijs van Barbier’s oorspronkelijke ontwerp veel hoger uitviel dan geraamd, ook al kwam het ministerie van Justitie uitzonderlijk voor 60% tussen in de kosten.

Ten laatste in 1904 was het gebouw in gebruik als vredegerecht en dit bleef zo tot 1970. In de periode 1970-1988 werd het gebruikt door lokale verenigingen zoals de fanfare Sint-Cecilia, toneelkring De Gezellen van Vlierbergh en schutterij Sint-Sebastianus. In 1989 besliste het stadsbestuur tot een restauratie (door de firma Anresto uit Lommel) en een officiële herbestemming als cultuurhuis voor de Leeuwse verenigingen. Na 1996 verhuisde het vredegerecht opnieuw naar dit gebouw tot 2019.

Typering

De typische planindeling van een vredegerecht bestaat op de begane grond uit een vestibule die toegang verleent tot de audiëntiezaal met daarachter een getuigenkamer met aparte toegang, en een bureau voor de vrederechter. Op de eerste verdieping bevinden zich de griffie, een archiefkamer en burelen voor de commissaris en de vrederechter.

Op de onuitgevoerde plannen van Barbier uit 1896 bevinden zich zowel uiterst links als rechts een gang van voor- tot achtergevel en een steektrap met bordes. Een opstap van enkele treden in de gang verleent de toegang een zekere plechtstatigheid. De linkse gang geeft toegang tot de grote gehoorzaal (audiëntiezaal of “Salle d’audience”) die verbonden is met een kleine getuigenzaal (“Salle des témoins”) in een achterbouw. Op de eerste verdieping bevindt zich een “Salle de réunion des conseils de famille” en aan de straatzijde nog een kleine wachtzaal. De rechteringang ontsluit het bureau van de vrederechter aan de straatzijde en het bureau van de griffier achteraan, die beide ook uitgeven op de gehoorzaal. Op het einde van de gang bevindt zich een kleine wachtzaal. Boven is de archiefruimte en aan de straatzijde een kleine refuge. Het bordes van de trap geeft toegang tot de sanitaire ruimte.

Bij de uitvoering bleef het algemene opzet van twee gangen (met opstap) bewaard met de linkse die toegang geeft tot de gehoorzaal en de rechtse tot de bureaus van de vrederechter en de griffier. Achter de gehoorzaal is echter in het volume van het gebouw een gang uitgespaard, evenals een klein lokaal dat toegang geeft tot het podium van de gehoorzaal (waarschijnlijk de getuigenzaal). Een trap naar de bovenverdieping ontbreekt omdat dit linkerdeel slechts één bouwlaag telt. Het rechterdeel bevat vooraan het bureau van de griffier en achteraan dat van de rechter (omgekeerd als op het ontwerp uit 1896). Bovendien bevinden deze twee ruimtes zich rechts van de gang met trap (daar waar de gang zich op het ontwerp uit 1896 rechts bevond). Het kabinet van de griffier en de vrederechter geven met andere woorden niet rechtstreeks uit op de gehoorzaal. Het wachtzaaltje achteraan rechts werd waarschijnlijk nooit uitgevoerd. De eerste verdieping is veel kleiner dan op het ontwerp uit 1896 (omdat het linkerdeel van het gebouw zoals gezegd slechts één bouwlaag telt). Aan de achterzijde bevindt zich de trappenpartij en een kleiner lokaal (archief), vooraan een ruimere kamer van drie traveeën (heden bureau van de vrederechter maar oorspronkelijk waarschijnlijk de “salle de réunion des conseils de famille”).

Het meest opvallende aspect van het gebouw is de artistieke afwerking en inrichting, in het bijzonder van het interieur en in mindere mate ook van het exterieur. Dit kan gekaderd worden in een nationale aandacht voor de artistieke afwerking van gerechtsgebouwen rond de eeuwwisseling met figuren als Edmond Picard en Octave Maus. 20 november 1911 werd onder voorzitterschap van Edmond Picard de vereniging Les Amis du Palais opgericht in de schoot van de Fédération des Avocats met als doelstelling: “la défense et le développement de la beauté, de la dignité, de la décoration extérieure et intérieure des édifices consacrés à la justice”. Hoewel deze vereniging zich vooral focuste op het Brusselse justitiepaleis, hadden ze ook aandacht voor de vormgeving van kleinere gerechtsgebouwen zoals vredegerechten in de provincies, waarvoor men onder andere een enquête uitvoerde. In het verlengde hiervan verdedigde de vereniging zowel imposante, strenge en plechtstatige architecturale ensembles zoals het Brusselse justitiepaleis als gebouwen “d’une intimité et d’une dignité une peu primitive et très provinciale”. De financiering van deze decoratie werd in vele gevallen niet gedragen door het Ministerie van Justitie maar wel door het Bestuur Schone Kunsten.

De gevelarchitectuur van nieuwgebouwde vredegerechten (en de gemeentehuizen waarvan ze vaak deel uitmaakten) werd vanaf begin 19de eeuw gekenmerkt door neoclassicisme (zie bijvoorbeeld het ontwerp in Jean-Nicolas-Louis Durand’s Précis d’architecture). Tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw (tot midden 20ste eeuw) koos men voornamelijk voor een historiserende vormentaal met stijlen als neogotiek en neo-Vlaamse renaissance, en verwijzingen naar het laatmiddeleeuwse archetype van het stadhuis met bordes en/of belforttoren, balkon, wapens, blazoenen, klok, epigrammen en frontons. Vaak werd echter niet voor nieuwbouw geopteerd maar wel voor de verbouwing van een bestaand gebouw (in het geval van Zoutleeuw een schooltje dat op zich ook reeds een verbouwing was van een ouder gebouw). Typisch bij dergelijke verbouwingen is de toevoeging van traliewerk voor de ramen van de gelijkvloerse verdieping. Oorspronkelijk was de voorgevel van het vredegerecht ook volledig bepleisterd met simili-banden maar dit werd waarschijnlijk eind jaren 80 verwijderd (de gevel werd toen heropgevoegd en mogelijk zelfs voorzien van een nieuw gemetst parement).

Eerder uitzonderlijk in Zoutleeuw is de keuze voor een art-nouveaugetinte afwerking van een aantal gevelonderdelen, in de eerste plaats de sgraffito boven de ingangsdeuren waarvan enkel de rechtse bewaard bleef, met verwijzing naar de juridische functie in woord (“LEX”) en beeld (weegschaal). Oorspronkelijk waren ook art-nouveauversieringen aangebracht rond de twee deuren (zie postkaart). Wel bewaard bleven de opvallende gootklossen, de gietijzeren lintelen (met bloemmotieven) en het traliewerk (met zweepslaglijn). Deze art-nouveau-elementen zijn ongetwijfeld op rekening te schrijven van de architect Jules Barbier die vooral gekend is omwille van zijn art-nouveau-oeuvre in Brussel maar die ook heel wat openbare gebouwen buiten de hoofdstad in Vlaams-Brabant realiseerde, evenals restauraties (zoals die van het 16de-eeuwse stadhuis van Zoutleeuw). De afwerking van het vredegerecht (sgraffito, hekwerk voor ramen en deuren) vertoont gelijkenis met andere projecten van Barbier uit die tijd (zoals de galerie Leroy in de Grotehertstraat in Brussel). De sgraffito werd waarschijnlijk gerealiseerd door Adolphe Crespin, die de decoratie van heel wat art-nouveaugebouwen verzorgde (van Barbier maar ook onder andere van Paul Hankar).

Eenzelfde art-nouveauvormgeving kenmerkt ook een deel van het interieur, met name het meubilair, schrijnwerk, hang- en sluitwerk (schouw in gehoorzaal, klinken van de deuren met stempel van “J. Plondeue neé Liège”). Het meest opvallende element van dit gebouw zijn echter de muurschilderingen, met name in de gehoorzaal en het bureau van de vrederechter, en in mindere mate de inkomhal en het bureau van de griffier. Deze muurschilderingen worden niet vermeld in het bestek en zijn dus waarschijnlijk van latere datum. De drie schouwmantels in de gehoorzaal, het bureau van de vrederechter en dat van de griffier zijn gesigneerd door Alb. Huppen maar mogelijk speelde ook Adolphe Crespin een rol. Die werkte zoals gezegd vaak samen met Barbier, onder andere voor de heel gelijkaardige interieurbeschilderingen van het stadhuis en de lakenhalle van Zoutleeuw uit 1910 (met name de schouwmantels). Ook de friezen/banden met zwart-witte geometrische versieringen op de plafonds vertonen een grote gelijkenis met werk van Crespin (met name de interieurinrichting van het vredegerecht van Anderlecht).

Eind 19de eeuw evolueert de decoratie van openbare gebouwen van historiserende voorbeelden naar symbolisme. De muurschilderingen van het vredegerecht van Zoutleeuw bevatten enerzijds heel traditionele decoratieve elementen van gerechtsgebouwen zoals symbolen van de rechtsspraak, nationale symbolen en wapenschilden van de verschillende gemeenten in het kanton, anderzijds meer lokale elementen zoals verwijzingen naar historische families, een oude stadskeure en regionale landschappen en ten slotte ook puur decoratieve elementen zoals (fabel)dieren, plantenmotieven en geometrische motieven.

In de gehoorzaal bevat de schouwmantel een schildering met het wapenschild van keizer Karel V, zijn motto “plus oultre” op een banderol (waarmee hij wilde aangeven dat de Straat van Gibraltar niet langer het einde van de wereld was en dat Spanjes ambities verder reikten) en vijfmaal de letter “k”. Die schildering heeft een eerder neogotisch geïnspireerde omkadering en is gesigneerd door “Alb. Huppen, Léau” (Zoutleeuw). Verder zijn van links naar rechts de wapenschilden herkenbaar van: “(...) de families de Pitteurs (Budingen) en Berrevouts (Dormaal; een foutieve weergave, want het echte familiewapen heeft een schildhoofd met drie merletten), van Jan Brine, bijgenaamd heer van Diest en heer van Neerlinter (Neerlinter), van de families de Carteels (Geetbets), Bruninx (Grazen), de Rivieren (Drieslinter), Segroet (Rummen), de Waha (Ransberg), van den Hove (Helen-Bos), van Brabant (met schildhoofd van Keel), de Kerkhove (Melkwezer), de Wolffs (Orsmaal) en Van Houtem (Sint-Truiden, Halle-Booienhoven).” Dat de schouw de beschildering lijkt te doorsnijden wijst er mogelijk op dat bepaalde muurschilderingen ouder zijn.

Het bureau van de vrederechter bevat op de schouwmantel een schildering van een oude stadskeure met de tekst: “Dit was gheaccordeert te Lovene op den achtensten dach der maant van Meerte in ’t jare ons heren als men screef dusent drie hondert viftech en de viere”. Onder het plafond bevindt zich rondom rond een fries van lokale/regionale landschappen met kerken, afgewisseld met heraldische symbolen zoals leeuwen en schilden: “een schild met omgewende leeuw (uit heraldische beleefdheid) naast de schouw, een schild met in keel een zilveren kruis met doorboord hart (mogelijk van de familie Germeys), de schilden van de families van den Brand (met drie vlammen) en Vanhulst (met ingehoekt schildhoofd), een schild met Justitia, een schild met in keel drie halve manen (Rectitudo) van Gerard Janssens van Tienen, het schild van Hendrik Spieken (rechts Spieken en links de Copis de Binderveld) met Scientia, en een met een schild in de hoek (rechts Cleynen en links Bellen); dit laatste schild komt eveneens voor op het Marianum in de Sint-Leonarduskerk. Op het plafond prijken de wapens van de families de Hinnisdael, de Copis de Binderveld (L), Hamal (R), Montferran (Halle), de Baillet (Neerlinter), Ransberg (van goud met drie Franse lelies geplaatst 2/1), van Meldert (Budingen), de Hertoghe, Vandenbergh de Trips (Neerlinter) en Graesen.” Verschillende van deze families hebben ook een wapenschild in de Sint-Leonarduskerk: van den Brande (glas in lood), Spieken (op memento Spieken), Cleynen en Bellen (op Marianum).

In de inkomhal bestaat de muurdecoratie uit cartouches (rolwerk) boven de deuren met symbolen van het recht: schietlood bij de griffie, weegschaal bij de rechter en “LEX” bij de gehoorzaal. Verder is de wand gedecoreerd met een fries bovenaan de muur bestaande uit florale motieven en (fabel)dieren en een gele en groene band boven de lambrisering en trap. Het bureau van de griffier ten slotte heeft een schouwmantel met centraal een Belgisch wapen (gekroond harnas en schild met leeuw) en de spreuk “l’union fait la force” op een banderol, met art-nouveaugetinte florale omkadering. Vermoedelijk werd het geheel vroeger samengehouden door steenschilderingen op de wanden, zoals in het stadhuis.

  • Kadaster Vlaams-Brabant (Brussel), Zoutleeuw, afdeling 1, sectie B perceel 320k, schets 1844/1, 1855/22, 1867/9 en 1981/10.
  • Onroerend Erfgoed, Lopend archief, Zoutleeuw, Prins Leopoldplaats 6, Vredegerecht (2015).
  • Stadsarchief Zoutleeuw, Gemeenteraadsverslagen.
  • Stadsarchief Zoutleeuw, 861.32 Bouwen nieuw vredegerecht 1896-1901.
  • CLOQUET L. 1900: Traité d’architecture, Parijs-Luik, 389.
  • DE SAEDELEER S. & PLOMTEUX G. [2011]: Gemeentehuizen, stadhuizen, districtshuizen, vredegerechten in de provincie Antwerpen, onuitgegeven criterianota.
  • HUYGEBAERT S. 2014: “Le décor au milieu duquel ils vivront” Beeldhouwkunst en decoratie in het Justitiepaleis, in: VAN EECKHOUTTE W. & MAES B. (ed.) Genius, grandeur & gêne: het Fin de Siècle rond het Justitiepaleis te Brussel en de controversiële figuur van Edmond Picard, Herentals, 117-183.
  • LANCLUS K. 1995: Monumenten voor de rechtspraak. Rechtbanken in Oost-Vlaanderen, M&L 14.5, 10-28.
  • MIGOM S. 2006: Bouwen voor recht en orde, in: GRIETEN S., MIGOM S., SAS B. & VAN DE VIJVER D., Sterk gebouwd en makkelijk in onderhoud, Brugge, 89-93.
  • S.N. 1895: Bulletin des commissions royales d’art et d’archéologie XXXIV, 101.
  • S.N. 1912: Journal des Tribunaux, 633-636.
  • SCHOONBROODT B. 2005: Adolphe Crespin aux origines de l'Art Nouveau (1859-1944), Antwerpen.
  • VANDEPUT E. 1996: De Sint-Leonarduskerk... hart van Zoutleeuw. 3de herziene druk, Zoutleeuw, 138-141.
  • VANROELEN J. 1972: Zo was... Zoutleeuw, Antwerpen, 28.
  • VAN SANTVOORT L. 2003: Barbier, Jules, in: VAN LOO A. (ed.), Repertorium van de architectuur in Belgie van 1830 tot heden, Antwerpen, 138.
  • VAN SANTVOORT L., VANBREEDEN J. & DE THAILLE P. 1999: Encyclopedie van de Art nouveau. Deel 1 : Noordoostwijk Brussel, Brussel, 44-46.
  • VELIE K. 1995: Het vredegerecht en de politierechtbank (1795 - 1995): organisatie, bevoegdheden en archiefvorming, Brussel, 79-82.

Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Stadskern Zoutleeuw


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vredegerecht [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/309409 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.