Ondergrondse overblijfselen van de Brustempoort, een van de vijf poorten van de middeleeuwse stadsversterking van Sint-Truiden. De oudste delen klimmen waarschijnlijk op tot de 12de eeuw, wat dit een van de oudst bewaarde stadspoorten in Vlaanderen maakt. De vooruitgeschoven versterking uit het begin van de 16de eeuw is een zeldzaam bewaard voorbeeld van een rondeel bij een stadspoort.
Attestaties als oppidum in 1108, 1133 en 1134 zouden verwijzen naar Sint-Truiden als een versterkte stad. De vermelding van herstellingen aan versterkingen in 1129 wordt in verband gebracht met de verstening van de aanvankelijk houten stadsverdediging. Pas in 1256 is in geschreven bronnen opnieuw sprake van stadsvesten. Na belegeringen in 1467 en 1489 werden in het begin van de 16de eeuw de stadsversterkingen hersteld en aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen in de krijgskunde, met name het toegenomen gebruik van vuurwapens.
De stadsvesten waren 2,76 km lang met vijf poorten: de Nieuwpoort in het noordoosten, de Brustempoort in het zuidoosten, de Clockempoort in het zuiden, de Stapelpoort in het zuidwesten en de Sint-Gangelofspoort in het westen. De resten van de middeleeuwse Brustempoort omvatten delen van een poortgebouw en een voorburcht, wellicht uit de 12de eeuw, en de twee onderste verdiepingen van een rondeel. De toevoeging van deze halfronde versterking is in de stadsrekeningen gedateerd in 1509-1510. Uit iconografische bronnen blijkt dat het poortgebouw werd geflankeerd door twee ronde hoektorens. Bouwhistorisch onderzoek door Frans Doperé wees uit dat deze torens waarschijnlijk in de 15de eeuw werden toegevoegd.
Tijdens de Hollandse Oorlog (1672-1679) gaf de Franse koning Lodewijk XIV opdracht tot de ontmanteling van de stenen stadsversterking. Voortaan bestonden de vesten uit een tracé van grachten en aarden wallen, onderbroken door stadspoorten van een veel kleinere omvang dan hun middeleeuwse voorgangers. Na de definitieve opheffing van de vesten in de 19de eeuw werden de grachten en wallen geëgaliseerd, waardoor de middeleeuwse resten van de Brustempoort volledig onder het nieuwe straatniveau kwamen te leggen. Voor de ondersteuning van het bovengelegen wegdek werd een bakstenen steunconstructie met pijlers en tongewelven gebouwd in de open ruimte (hierna ‘de grote zaal’ genoemd) tussen het poortgebouw en de voorburcht.
In 1968 werd de huidige toegang tot de ondergrondse overblijfselen aangelegd. Tijdens deze werken werden drie kwartcirkelvormige bouwresten en rechthoekige kelderruimtes met tongewelven aangetroffen. De resten werden geïnterpreteerd als overblijfselen van het poortgebouw en de toegangsbrug die na 1675 werden gebouwd. De vlakke betonnen overdekking in de bovenverdieping van het rondeel dateert van de genoemde werken in 1968. Bij de archeologische begeleiding van werken ter hoogte van de Luikerstraat in 2022-2023 werden resten aangesneden van de middeleeuwse Brustempoort. Het gaat om het verdere verloop van de gang die zichtbaar is in de oostelijke wand van de grote zaal. Het baksteenmetselwerk van deze gang hoort bij het rondeel uit 1509-1510.
De toegang tot de ondergrondse overblijfselen verloopt via de in 1968 aangelegde trap op het plein tussen de Naamsevest en de Tongersesteenweg. In een eerste kelderruimte zijn de west- en de noordmuur, beide in baksteen, wellicht resten van de Brustempoort die na 1675 werd opgetrokken. De noordmuur bevat een breed spaarveld. De tweede kelderruimte dateert integraal van 1968. Vanuit deze kelderruimte dalen enkele traptreden af naar de zuidoostelijke schietkamer van de bovenverdieping van het rondeel uit 1509-1510.
De ondergrondse overblijfselen van de Brustempoort omvatten twee bouwfasen. Het oudste deel zijn de muren in Lincent tufsteen die behoorden tot een westelijk poortgebouw en een oostelijke voorburcht. Deze delen worden in verband gebracht met een uit de teksten afgeleide verstening van de stadsversterking in 1129. In de ruimte daartussen (‘de grote zaal’) lag de stadsgracht. De grote zaal wordt geflankeerd door de overblijfselen van het rondeel uit 1509-1510. De overblijfselen van het rondeel omvatten schietkamers in twee verdiepingen, gebouwd in baksteen met verwerking van Lincent tufsteen en Gobertangesteen. De ondergrondse overblijfselen van de Brustempoort bereiken een hoogte van ongeveer 6 m.
De zichtbare wanden van het westelijke poortgebouw en de oostelijke voorburcht zijn gebouwd in grote kubusvormige blokken Lincent tufsteen. De wanden hebben hierdoor een monumentaal en weerbaar karakter dat herinnert aan opus quadratum. Op sommige steenblokken zijn de oorspronkelijke bewerkingssporen met de steenbijl nog herkenbaar. De plint onderaan de wand van het poortgebouw markeert wellicht het begin van de fundering. Bovenaan in de oostelijke wand van de grote zaal bevindt zich de opening van een gang met bakstenen tongewelf. Deze vandaag ontoegankelijk gang loopt nog enkele meter verder in westelijke richting, onder het vroegere poortgebouw. De pijler in Lincent tufsteen aan de noordzijde van de verdieping van de grote zaal is toegevoegd in de 19de of 20ste eeuw, waarschijnlijk met hergebruikte steenblokken uit de middeleeuwse poort.
De schietkamers van het rondeel zijn gebouwd in baksteen, soms met speklagen in Lincent tufsteen. De kanongaten zijn grote nissen met korfbogen die worden overdekt door bakstenen gewelven met vlechtingen. In de zijkanten van deze nissen voor de kanonnen bevinden zich kleine vierkante gaten die door natuursteenblokken zijn afgeboord. Dit zijn de gaten voor de houten balk om de terugslag bij het afvuren van het vuurwapen tegen te houden. Boven de kanongaten zijn de aanzetten van rookkanalen zichtbaar. De kleine rechthoekige schietgaten van het rondeel worden overdekt door lateien in Gobertangesteen. De blokken Lincent tufsteen van de speklagen dragen laaghoogtemerken onder de vorm van ingekraste Romeinse cijfers. Op de benedenverdieping van het rondeel zijn de bakstenen gewelven van de schietkamers grotendeels bewaard. Op de bovenverdieping zijn de gewelven op meerdere plaatsen vervangen door een vlakke betonnen overdekking. Verschillende schietkamers bewaren hun oorspronkelijke bakstenen vloer.
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)