De Parmavaart is een historisch kanaal, aangelegd in 1584-1585, dat zijn oorsprong vindt in de periode van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De waterloop werd in opdracht van de hertog van Parma gegraven om overstroomd gebied te doorkruisen en Antwerpen te bereiken tijdens het Beleg van Antwerpen, een militair conflict met de opstandige gewesten. In het Stropersbos is een traject van ongeveer 2 km bewaard gebleven.
In het huidige landschap is de Parmavaart aanwezig als een gracht. Door middel van een overlay van historische kaarten en DHMV-II kan deze gracht worden geïdentificeerd als een relict van de Parmavaart.
De Parmavaart liep van westelijk Stekene tot aan de huidige Klingedijkstraat, die de Strooperspolder en Roodenmoerpolder scheidt. Later werd het westelijke deel vervangen door de Stekense Vaart naar Hulst. Het oostelijk relict van de Parmavaart loopt parallel aan de ’s Gravenstraat, een ontginningsstraat aangelegd door de graven van Vlaanderen.
De Parmavaart is gekarteerd op een figuratieve kaart van Sint-Gillis-Waas, gemaakt door Jan Bale in het midden van de 17de eeuw. Sinds ongeveer 1664, toen voor Kemzeke een landboek met wijkkaarten werd opgesteld, is de precieze locatie van de Parmavaart gedocumenteerd.
Tijdens dit conflict tussen de Spaanse overheersers en de opstandige protestanten werden de Wase Scheldepolders doelbewust geïnundeerd. Gedurende de militaire confrontaties tussen de hertog van Parma en het belegerde Antwerpen veranderde het gebied in overstroomd land. Om vanuit Stekene – via de Moeraart verbonden met Gent – het onder water gezette gebied en tevens Antwerpen te kunnen bereiken, gaf de hertog van Parma opdracht tot de aanleg van de Parmavaart.
Rond 1579 bestond volgens de Penningcohieren het merendeel van de percelen in het Stropersbos zowel op Kemzeke als op Sint-Gillis-Waas uit akkers, met hier en daar een zeer beperkte oppervlakte heide en bos of wat grasland. Tot 1583-1584 ondervond het Land van Waas relatief weinig invloed van de godsdienstoorlogen. Dit veranderde na de bezetting door Alexander Farnese, prins (later hertog) van Parma. Vanwege de ligging nabij Antwerpen en de vruchtbare gronden was het gebied strategisch belangrijk voor Farnese. De Staten en lokale verdedigers van Antwerpen probeerden de voedseltoevoer te belemmeren, evenals Farnese’s militaire strategie tegen te werken. Een maatregel hierbij was het doorsteken van de dijk van Saeftinge aan de linker Scheldeoever, waardoor de polder onder water kwam te staan en de toegankelijkheid van Antwerpen werd bemoeilijkt. Deze actie had tot gevolg dat omliggende polders eveneens geleidelijk werden aangetast door het getij, waardoor van Hulst tot Beveren veel laaggelegen land onder water kwam te staan. Ook een deel van het Stropersbos, begrensd door ingepolderde gronden, raakte hierdoor overstroomd.
Vanaf 1584 verliet een groot deel van de bevolking het Land van Waas als gevolg van de overstromingen. Veel achterblijvers werden ingezet als arbeidskrachten (‘pioniers’) voor werkzaamheden ten behoeve van Farnese’s leger. Historische bronnen, zoals notaris en historicus Pieter Christiaenszoon Bor (1559-1635), vermelden dat bij het graven van de Parmavaart ruim 600 arbeiders ingezet werden.
Het landschap raakte grotendeels ontbost doordat hout werd aangeleverd voor militair gebruik, brandstof en de bouw van constructies zoals de Parmavaart en de vlotbrug naar Antwerpen. In de gebieden nabij de militaire waterwerken werd hout gekapt voor de bouw van platbodems (‘ertvelders’) in Stekene, waarmee transport over ondergelopen polders mogelijk werd gemaakt. De aanleg van de Parmavaart verminderde de waarde van het land en veranderde de landbouwstructuur van het Stropersbos sterk. In 1610 werden de Stroopers geïsoleerd door dijken rond het geïnundeerde gebied aan te leggen.
Auteurs: Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)