De woning met kunstenaarsatelier van Marten Melsen (1870-1947) wordt ook “’t Vossevelt” genoemd. Het gebouw is het resultaat van een begin 20ste-eeuwse verbouwing van twee bestaande panden tot de huidige kunstenaarswoning met atelier.
De woning is een waardevol voorbeeld van een kunstenaarswoning uit begin 20ste eeuw met bewaard interieur met inboedel.
De kunstenaar Marten Melsen werd geboren in Brussel, waar zijn ouders, afkomstig uit Ossendrecht (Nederland), sinds 1860 een schapenslachterij uitbaatten. Hij volgde vanaf 1888 dag- en avondlessen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Hij kreeg er een gedegen opleiding, maar de Academie stond niet bekend als een toonbeeld van vernieuwing. Dit stond in schril contrast met het kunstenaarsmilieu in onze hoofdstad, waar tal van vooruitstrevende kunstenaars exposities hielden in groepen als ‘Les XX’ en ‘La libre esthétique’. Melsen was vertrouwd met dit milieu, zo kende hij onder meer James Ensor persoonlijk.
Toch zou Marten Melsen Brussel rond 1897 verlaten om terug te keren naar de polders waar de roots van zijn familie lagen en waar hij kon schilderen in de rust en stilte van de ongerepte natuur, te midden van eenvoudige mensen. Hij vestigde zich in Stabroek. Na zijn huwelijk in 1909 kocht hij er in 1911 twee aansluitende panden: een 18de-eeuws arbeidershuisje en een café. Al op de Atlas der Buurtwegen is op deze plaats bebouwing aanwezig. Hij liet deze panden naar eigen ontwerp verbouwen tot en woning met kunstenaarsatelier in een sobere, eerder traditioneel aandoende stijl. Na de geboorte van zijn jongste zoon in 1927 werd de woning nog uitgebreid. Melsen woonde en werkte er tot zijn dood in 1947. Na zijn overlijden bleef de atelierwoning ongewijzigd en bleef de inboedel bewaard.
De vrijstaande woning wordt voorafgegaan door een eenvoudige, met gras begroeide en omhaagde voortuin met toegangshek aan de rechterkant tussen twee bakstenen pijlers.
Het gebouw telt zes traveeën en twee bouwlagen onder een combinatie van een plat dak links en een afgewolfd zadeldak rechts.
De witgeschilderde voorgevel van het pand toont nog duidelijk aan dat het ontstaan is uit een samenvoeging van twee oudere woningen. Er is een zichtbare bouwnaad tussen het linker en het rechterdeel, die ook een verschillende dakvorm hebben.
Het linkerdeel van de woning, onder plat dak, telt drie traveeën met onregelmatige indeling. De vensters met houten schrijnwerk zijn beluikt. Op de begane grond zijn ze voorzien van hardstenen lateien. Een rondboogdeur met cirkelvormig bovenlicht in glas-in-lood is te zien in de derde travee. De gevel vertoont hier drie gevelankers, mogelijk wijzend op een oudere kern. Onder de dakrand is een muizentandfries zichtbaar, boven een fries van omgekeerde driehoeken in baksteen. Op de scheiding met het rechtervolume bevindt zich een schouw.
Het rechtervolume onder afgewolfd zadeldak, bedekt met rode pannen, telt eveneens drie traveeën met onregelmatige indeling. Aan de rechterzijde van de gevel zijn gecementeerde negblokken te zien. De vensters met houten schrijnwerk zijn ook hier beluikt. Een markant element is het grote dakvlakraam rechts, dat het schildersatelier van noorderlicht voorziet. De nagenoeg gesloten rechter zijgevel is gecementeerd. Tegen de achtergevel bevinden zich nog lagere aangebouwde volumes.
De erfgoedwaarde van de woning ligt niet zo zeer in het exterieur, maar wel in het gaaf bewaarde interieur met de inboedel van de kunstschilder, waar de verschillende ruimtes nog de verstilde sfeer van de vroege 20ste eeuw ademen. Dit interieur is gedocumenteerd in de publicatie ‘A painters house’ door fotografe Karin Borghouts. Het gaat om een eenvoudig maar typisch interieur met onder meer bewaard schrijnwerk van de deuren, enkele balkenroosteringen, eenvoudige schouwmantels en boven houten plankenvloeren.
Auteurs: De Houwer, Veerle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)