De hoeve kon niet gesitueerd worden op de Ferrariskaart (1770-1778). Wel is duidelijk dat op deze kaart in de omgeving tussen de Abeelseweg en de Bommelaarsbeek heel wat hoeves met grote rechthoekige huiskavels met boomgaarden aangegeven zijn. Gezien de bouwkenmerken van zowel huis als schuur kan dan zeker ook gesteld worden dat de hoeve in kern 18de-eeuws is.
Op het primitief kadasterplan van circa 1835 staat de site weergegeven als een achterin gelegen site, ten noorden toegankelijk via een rechte toegangsdreef aansluitend op een 'sentier'. Eigenaar in 1835 is de Poperingse Adam Deposez. De hoeve bestaat op dat moment uit drie losse bestanddelen met name het boerenhuis en de schuur (nummer 464 op het primitief kadasterplan) in een haakse opstelling en iets verderop ten zuiden een lang en smal gebouw. Rond het boerenhuis is een moestuin (nummer 462) aangelegd. De hoevegebouwen zijn gelegen binnen een opmerkelijk ruime huiskavel met boomgaard (nummer 460) en een grote poel (nummer 461).
Op de kaarten van het Militair Cartografisch Instituut van 1861, 1883 en 1911 loopt de noordelijke toegangsweg al uit op de Kleine Casseldreef. De grote huiskavel wordt nog steeds volledig ingenomen door een boomgaard met een grote poel; het perceel is rondom omhaagd en beboomd. Volgens het kadaster blijft het gebouwenbestand onveranderd tot in 1953. Toen werden het boerenhuis en de schuur met elkaar verbonden tot een L-vorm. Tegelijk wordt het langwerpig nutsgebouw afgebroken en worden vijf nieuwe landgebouwen opgetrokken. Gezien de bouwkenmerken van de ast en van de verbindingsvleugel tussen de schuur en het huis betreft het vermoedelijk een registratie van vroegere ingegrepen. De kleine nutsgebouwen achter het huis en de loods dateren wel uit de jaren 1950.
Volgens het primitief kadasterplan was de schuur oorspronkelijk een stuk langer en kwam de rechter zijgevel gelijk met de achtergevel van het boerenhuis. Vermoedelijk werd in de tweede helft van de 19de eeuw de schuur ingekort, om het bouwen van de stal mogelijk te maken.
Beschrijving
De hoeve is toegankelijk via een verharde erfoprit ten westen vanaf de Kleine Dasdreef. Deze erftoegang loopt over de 'Bommelaersbeek' en wordt daar gemarkeerd door twee populieren. De oorspronkelijke erftoegang ten noorden van de hoeve is nog aangeduid op het actueel kadasterplan maar is niet meer herkenbaar op de actuele luchtfoto.
Het boerenhuis en de schuur met geïncorporeerde stal en wagenhuis worden gekenmerkt door een L-vormige opstelling rondom het erf. Het boerenhuis en de schuur waren oorspronkelijk losstaand, maar zijn vermoedelijk in de tweede helft van de 19de eeuw met elkaar verbonden (registratie in het kadaster circa 1953, zie boven).
Langs het boerenhuis en de dwarsschuur zijn de stoepen bewaard, ook op het erf bewaarde stroken van grote keien. Bij de schuur, brede stoepen in veldsteen en ijzerzandsteen: een smalle strook van kleinere keitjes tegen de gevel met daarnaast een bredere strook van grote keien naar het erf toe. Langs de erfgevel van het huis, stoep in blauwe plavuizen en deels bewaarde oorspronkelijke stoep in veldsteen en ijzerzandsteen.
De hopast is gelegen ten oosten van het boerenhuis (zie verder).
Boerenhuis met links aangebouwde stal
Langgestrekt volume ten noorden van het erf. Het huis is minimaal 19de-eeuws, zie de aanduiding op het primitief kadasterplan (circa 1835), maar heeft wellicht een oudere 18de-eeuwse kern, te zien aan onder meer de behouden balkenlagen. Verankerde lage baksteenbouw van tien traveeën onder zadeldak (rode mechanische pannen) met een steile dakhelling en een brede, licht geknikte dakoverstek op uitgelengde klossen aan de erfgevel. Boven de deur een dakvenster met beluikte laadopening onder een zadeldakje (recent vernieuwd). Witgeschilderde erfgevel boven lage zwarte plint. Aangepaste muuropeningen onder betonnen lateien, vernieuwd houtwerk, twee bewaarde onderdorpels in grijsgesmoorde klompjes. De oorspronkelijke segmentbogige strekken zijn gedeeltelijk bewaard in het metselwerk. Ter hoogte van de opkamer is een venster met oorspronkelijk houtwerk en segmentboog bewaard. Twee keldervensters onder segmentbogige strek, vernieuwd houtwerk. Rechts recente lage aanbouw van één travee onder lessenaarsdak (golfplaten). Rechter zijgevel met laadopening ingevuld met luik in blokkader. Tegen de achtergevel, recent aangebouwd volume onder lessenaarsdak. Het roodbakstenen parement van de oorspronkelijke achtergevel is nog gedeeltelijk zichtbaar, bewaard keldervenster onder segmentbogige strek en deuropening.
Interieur. In de meest oostelijke ruimte is een 19de-eeuws plafond bewaard: in twee verdeeld door bepleisterde moerbalk, twee velden met geprofileerde kooflijsten. Bewaarde dubbele opkamer boven half verdiepte kelder. De kelder is toegankelijk via een houten steektrap: witgekalkte bakstenen wanden overkluisd door balkenroostering van moerbalken en beplanking, vloer met cementtegels, gemetseld haardgewelf. Linker (westelijke) opkamer met bewaarde witgeschilderde balkenroostering van moerbalken met opgelegde kinderbalken, en bepleisterde wanden. Oostelijke opkamer met bepleisterde wanden voorzien van naïeve muurschilderingen van vergezichten met molens, gesigneerd “JACOB/KOM TSR. POPERINGE” (midden 20ste eeuw). Voorts een aantal 20ste-eeuwse aanpassingen: cementtegelvloeren, schouwmantels in “rouge royale”-marmer, omkaste moerbalken, vlak bepleisterde plafonds en wanden, verlaagde plafonds. De zolder was niet toegankelijk tijdens het plaatsbezoek.
Stal: verankerd, roodbakstenen volume met nok in verlengde van het boerenhuis en loodrecht op de schuur. Duidelijke sporen van ophoging in de westelijke (linker zijgevel) en noordelijke gevel (achtergevel). De rechthoekige muuropeningen onder betonnen lateien in de voor- en achtergevel dateren uit de eerste helft of het midden van de 20ste eeuw. De erfgevel van de stal is witgeschilderd boven gepekte plint, aansluitend bij het huis. De linker zijgevel is ouder (tweede helft 19de eeuw) en wordt gekenmerkt door een beluikte laadopening onder rechte rollaag, een rechthoekig venstertje met blokraam en smeedijzeren dievenstaven, een recent stalvenster onder betonnen latei en in de geveltop een houten, beglaasd beeldnisje. Het interieur van de stal wordt gekenmerkt door een vloer van rode bakstenen op hun kant met centrale mestgoot, een houten balkenroostering, blauwstenen 'slieten' en gemetselde voederbakken. De oostelijke wand van de stal is de oorspronkelijke buitengevel van het boerenhuis, zichtbaar aan de gedichte deuropening.
Schuur met geïncorporeerd wagenhuis en stal
Volume ten westen van het erf, oorspronkelijk vrijstaand en een stuk langer, zie de constellatie op het primitief kadasterplan (circa 1835). Het constructietype van deze schuur gaat zeker terug op de 18de eeuw. In de balken van het interieur zijn verschillende inscripties van jaartallen bewaard: "1697" op de schuurpoort en meerdere 19de-eeuwse inscripties (onder meer windmolentjes).
De imposante schuur behoort tot het type van de dwarsschuren met beplankte lange gevels en vermoedelijk met bakstenen zijgevels als puntgevel, onder een zadeldak (naar verluidt tot midden 20ste eeuw met strodak, heden golfplaten, licht geknikte dakoverstek op klossen). Door de verregaande verstening van sommige delen kan men zich hier niet over uitspreken zonder een grondig bouwhistorisch onderzoek en opname. De rechter (noordelijke) zijgevel is samen met het linker deel van de achtergevel vermoedelijk reeds in de tweede helft van 19de eeuw versteend bij de bouw van de stal aansluitend bij het boerenhuis (de schuur wordt hierbij verkleind). Het rechter gedeelte van de erfgevel (stal), het rechter gedeelte van de achtergevel (wagenhuis) en de linker of zuidelijke erfgevel zijn pas versteend in de eerste helft of het midden van de 20ste eeuw. Tegen de achtergevel (ten westen) is een stalletje onder lessenaarsdak (deels 19de-eeuws metselwerk) aangebouwd (nog niet aangeduid op het primitief kadasterplan, wel op de mutatieschets van 1953). Binnenin dit volume is echter de beplankte achterwand op bakstenen voeting bewaard.
Belangrijke delen van de erfgevel en de achtergevel bewaren de stijl- en regelwerkwanden op een roodbakstenen voeting versmallend in de drie bovenste baksteenlagen. Kenmerkende horizontale beplanking en poortdoorrit. Aan erfzijde, hoge poort van brede planken en met bewaarde scharnierpunten, voorzien van accoladebogig klinket. Aan achterzijde, eveneens bewaarde oude poort met rechthoekig klinket. Ankerbalkconstructie met daartussen telkens stijlen. De kapconstructie bestaat uit een gordingenkap telkens steunend op een schaargebint met nokgebint. Recente vloer in gegoten beton. De poortdoorrit is afgesloten van de tasruimte door middel van een halfhoge gesloten wand bestaande uit een bakstenen voeting waarop stijl- en regelwerk, tot borsthoogte verticaal beplankt. In het wagenhuisgedeelte (zuidelijk deel van schuur) is de vloer van aangestampte aarde bewaard. Tussen het wagenhuis en de schuur, wand in stijl- en regelwerk op zelfde roodbakstenen voeting als bij schuurgedeelte. Recente schuifpoort. Het rechter gedeelte van de schuur (noordelijke traveeën), stal met behouden kasseivloer met centraal brede mestgoot.
Hopast
Vrijstaand volume ten noordoosten van het boerenhuis met aanpalende hopvelden ten noorden van de ast. Volgens de criterianota 'Aanbeveling tot bescherming van hopgebonden industrieel erfgoed in Poperinge en Asse/ Dilbeek' opgesteld door het VIOE, dateert de ast van circa 1900. Bouw pas geregistreerd door het kadaster in 1953. De bouwkenmerken wijzen inderdaad op een vroegere datering. Oorspronkelijk was de ast voorzien van een aanleunende bakoven, zoals eigen aan het regionaal astmodel. Hiervan resten nog de schouw en de ovendeur binnen het volume, het ovenhuisje zelf is afgebroken (zie de bouwsporen in achtergevel van de ast). Deze hopast is een goed bewaard voorbeeld van een aldus geconcipiëerde cokes-ast. Tegelijk is het ook het grootste voorbeeld (meer dan 20m lang en 4m breed) van dit type in de streek rond Poperinge. Verankerde, rode baksteenbouw bestaande uit een laag en lang gedeelte rechts (vermoedelijk circa 1900), en een hoger en breder gedeelte links (vermoedelijk jaren 1920), beide onder zadeldaken (rode pannen, Vlaamse op het lager en mechanische op het hoger dakgedeelte).
Lager volume. Oostgevel (achtergevel) met twee kleine vensters onder rechte rollaag, blokkader waarin opgeklampt luik. Mogelijk gerecupereerd luik, te zien aan de verzorgde constructie. Westgevel (gevel naar de hoeve gericht) met drie deuren in blokkader onder rechte rollaag, opgeklampte deur. Zuidelijke of rechter zijgevel met grote laadopening in geveltop afgesloten door dubbel luik. Verdeeld in drie ruimtes: zuidelijk een ruimte open tot in de nok, toegang gevend tot de ruimte boven de vlaak via een houten ladder (hier vloer van aangestampte aarde). Hier bevond zich de bakoven. Hiernaast (ten noorden) twee eestruimtes met vloer in rode bakstenen op hun kant. De lange wanden zijn ter hoogte van het maaiveld opengewerkt met zijdelingse luchtgaten. De eestvloer bevindt zich op 2,20 meter hoogte en is samengesteld uit tonische eestlatten op rondhouten en gekantrechte balkjes. Daaronder werd gestookt met open cokesvuren.
Hoger volume stal-ast. Later, vermoedelijk in de jaren 1920, aangebouwd, te zien aan de andere baksteensoort en staande vertande bouwnaad in de achtergevel. Interieur met gecementeerde "slieten" voor het vee. In noordelijke of linker zijgevel poortopening onder houten latei, schuifpoort. Daarboven laadopening.
Bron: Beschermingsdossier DW002441 (2009)
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Gilté S. 2009: Hoeve met losse bestanddelen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/129161 (geraadpleegd op ).
Van de weg af gelegen hoeve met een boerenhuis van het langgestrekte type en een haaks aanleunende dwarsschuur, allebei onder een zadeldak met overstekende dakrand op houten modillons. Ze zijn L-vormig gegroepeerd rondom een met grind bedekt erf met siertuin. Ten noordoosten bevinden zich resten van een boomgaard. Ten noorden van het boerenhuis ligt een lage bakstenen hopast uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Ten westen situeert zich een recenter erf met betonnen loods. Een vaalt ligt achter de stalvleugel van het boerenhuis. Geasfalteerde oprit. Hopvelden typerend voor de omgeving.
Ten noordwesten van het erf: boerenhuis met drie staltraveeën links + zeven traveeën + een opkamertravee + twee traveeën onder doorlopend en bij het woongedeelte gebogen zadeldak (golfplaten, mechanische pannen). Mogelijk heeft het huis een oude kern uit het laatste kwart van de 18de eeuw, met aanpassingen uit de 19de en de 20ste eeuw. Witgekalkte verankerde baksteenbouw op gepikte plint. Twee rechthoekige kelderopeningen licht verdiept in tudorboogomlijsting, respectievelijk ter hoogte van de tiende en de elfde travee (opkamer). De muuropeningen werden aangepast, maar de oudere getoogde omlijsting is echter wel deels behouden bij het opkamervenster. Laadzolder. Laag aanbouwsel onder lessenaarsdak tegen de rechter zijpuntgevel.
Ten zuidwesten: dwarsschuur onder zadeldak (nokrichting loodrecht op het boerenhuis, golfplaten), met een oude kern uit het laatste kwart van de 18de eeuw (?). Stijl- en regelwerk met horizontale plankenbeschieting grosso modo behouden aan de erfzijde; voorts versteend in de 20ste eeuw. Bewaarde rechthoekige schuurpoort met accoladeboogdeurtje in de rechter poorthelft. Aangepast gebint.
Bron: DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Huys M. 1989: Hoeve met losse bestanddelen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/31118 (geraadpleegd op ).