Merkwaardige herenhoeve uit het derde kwart van de 19de eeuw. Ze getuigt van de heropleving van de Poperingse landbouwbedrijvigheid in de 19de eeuw. Een rechte populierendreef loopt vanaf de straat tot aan het met gras begroeide voorplein, dat is afgezoomd met een doornhaag ten zuidoosten. Links en rechts vóór het hoevecomplex staat een notelaar.
Semigesloten opstelling van de hoevegebouwen. Alleenstaand, hoog boerenhuis (nokrichting parallel aan de straat), met een omzoomd voortuintje met gietijzeren hek en toegang geflankeerd door twee linden. Erachter bevinden zich lage hoevegebouwen onder overstekende zadeldaken (Vlaamse pannen) op houten modillons, U-vormig gegroepeerd rondom een gekasseid erf met een ommuurde tuin en vaalt in het midden.
Ten zuidwesten: afgezonderde hopast uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Ten zuiden: een boomgaard.
Herenboerenhuis met neoclassicistische inslag. Dubbelhuis van zeven traveeën en twee en een halve bouwlaag onder schilddak (Vlaamse pannen) voorzien van een centrale, houten dakruiter met klok. Rode baksteenbouw met gebruik van gele bakstenen voor de strekse bovendorpels van de muuropeningen. De lijstgevel wordt gemarkeerd door een deurrisaliet. De licht getoogde kelderopeningen hebben ruitvormig traliewerk. Getoogde vensters met arduinen onderdorpels, op de eerste en tweede bouwlaag: hoge T-ramen met grote roedeverdeling; schuiframen; persiennes op de begane grond. Halfronde vensters met gebogen roedeverdeling, op de halve bouwlaag. Getoogde deur met geajoureerde panelen door middel van gietijzeren traliewerk, en tweedelig bovenlicht. Soortgelijke achtergevel met verhoogde begane grond. Blinde muuropeningen op de tweede en de halve bouwlaag. Rechts op de eerste bouwlaag: aanleunende, verhoogde veranda met druivenserre links. Zijgevels van drie traveeën; analoge muuropeningen, waaronder blinde. Een dakvenster met laadluik is te zien in de linker zijgevel.
Noordoostelijke erfzijde: stalgebouw van circa zeventien traveeën. Verankerde, rode baksteenbouw. Rechthoekige muuropeningen met strekse latei onder meer van gele baksteen. Rechter zijpuntgevel: rondboogvenster met kleine roedeverdeling, op de zolderverdieping.
Noordwestelijke erfzijde: grote dwarsschuur. Het jaartal 1855 is aangegeven door gele bakstenen opgenomen in het metselverband van de linker zijpuntgevel. Stijl- en regelwerk met okergeel beschilderde, horizontale plankenbeschieting boven een bakstenen voeting. Twee rechthoekige schuurpoorten links en rechts in de gevel; opengewerkte, bovenste poorthelften met houten spijlen. Een afdak met Vlaamse pannen op bakstenen pijlers bevindt zich tegen het middengedeelte van de gevel. Deels versteende achtergevel. Uilengat in de zijgeveltoppen.
Zuidwestelijke erfzijde: wagenhuis met bakhuis van drie traveeën links (zie schoorsteen). Het jaartal 1857 is aangegeven door gele bakstenen opgenomen in het metselverband van de linker zijgevel. Onderbouw van rode baksteen, met erboven stijl- en regelwerk met horizontale plankenbeschieting. Drie behouden rechthoekige poorten met houten spijlen in de bovenhelften. Het rechter gedeelte werd heden aangepast tot stal. De bakstenen achtergevel wordt geritmeerd door gekoppelde, korfbogig verdiepte muurvakken (onder meer dichtgemetselde poorten?). Laag aanbouwsel in stijl- en regelwerk onder lessenaarsdak. Bakstenen linker zijpuntgevel met rondbogige vensters, onder meer blinde; houten Mariakapelletje uit de 20ste eeuw in de top.