Kleine hoeve met losse, lage bestanddelen voornamelijk van verankerde, donkerrode baksteen onder zadeldaken, gegroepeerd rondom begraasd erf; bakstenen stoep rondom het boerenhuis waarachter omhaagde moestuin. Omzomende doornhaag ten noordoosten (straatzijde) en zuidoosten.
Ten noordwesten van het erf, boerenhuis met een staltravee links + vier traveeën + een thans gesloten opkamertravee, vermoedelijk grosso modo daterend uit het eerste kwart van de 19de eeuw; voornamelijk interessant omwille van bedaking met behouden strobedekking.
Doorlopend zadeldak (stro), afgewolfd rechts alwaar behouden dakkapel (zogenaamd "koekuit"); overgaand in lager pannen (mechanische) lessenaarsdak links, met afdak aan de achterzijde; omlopende overstekende dakrand met mechanische pannen op houten modillons, echter bedekt met stro bij de rechter zijgevel; twee klimmende dakkapellen (laadluiken) vervangen de oorspronkelijke zogenaamd "koekuits" aan erfzijde. Erfgevel op gemarkeerde plint. 19de-eeuws houtwerk met beluikte bolkozijnen en kozijndeur, licht verdiept in getoogde omlijsting met strekse latei; rechthoekige kozijndeur onder rollaag bij de stal. Venster rechts voorheen deur, zie ander metselwerk van de plint eronder. Meer gesloten achtergevel; eenvoudige, rechthoekige kozijnvensters met kleine roedeverdeling en luik. Rechter zijgevel met vernieuwd bakstenen gevelparement (vierde kwart 19de eeuw - eerste kwart 20ste eeuw); twee getoogde kelderopeningen onder de twee beluikte opkamervensters (schuiframen).
Ten zuidwesten, dwarsschuur onder overstekend zadeldak op houten modillons (nok loodrecht op het boerenhuis, Vlaamse pannen), uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Ordonnantie: wagenhuis + dorsvloer + stal. Rechthoekige muuropeningen.
Ten noordoosten, bakhuis met aanleunende hopast onder onderbroken zadeldak (nok loodrecht op het boerenhuis, Vlaamse pannen) met overstekende dakrand op houten modillons, uit het vierde kwart van de 19de eeuw; inscriptie "A. Tamboryn 1893" door middel van kerfsneetechniek in houten zolderbalk van de ast. Laatst genoemde bewaart zijn drooginstallatie: lage vuurplaats van baksteen (zogenaamd "stoel", ook "zeuge") door middel van brede bakstenen trechter (zogenaamd "wieg", "hel", of "trachter") verbonden met de droogvloer van houten latten (zogenaamd "vlake") op zolderhoogte.
Ten zuidoosten, voormalige kleine hopast (nok parallel aan het boerenhuis, pannen) van stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen; jaartal 1816 (?) in kerfsneetechniek op houten deurbovendorpel. Volgens bewoners eertijds werkzaam zonder gemetselde drooginstallatie.