Langgestrekte hoeve van één bouwlaag op een lage terp ten westen van een licht verhard erf. Een bijkomende lage, bakstenen stalvleugel situeert zich ten noordoosten, een afgezonderde hopast ten noorden, en een recentere betonnen loods ten oosten. Bakstenen stoepen. Licht verharde erfoprit en met knotwilgen en -populieren omzoomde drenkplaats, respectievelijk ten zuidwesten en ten zuiden.
Langgestrekte hoeve met ordonnantie van dwarsschuur + stal + boerenhuis, onder een onderbroken zadeldak (mechanische pannen) met overstekende dakrand op houten modillons. Het jaartal 1813 is in kerfsneetechniek aangebracht op de schuurpoort. De dwarsschuur heeft behouden stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen op een lage voeting van baksteen, voor de lange erfgevel en de linker zijgevel; lemen vullingen zijn bewaard boven de poort; de linker zijgeveltop heeft golfplatenbeschieting. Volgens de hoevebewoner werden het boerenhuis en de stal versteend kort voor de Eerste Wereldoorlog.
Boerenwoning: dubbelhuis van vijf traveeën. Twee getoogde kelderopeningen met diefijzers rechts. Rechthoekige muuropeningen met strekse latei; arduinen onderdorpels. Beluikte kozijnvensters met schuiframen en grote roedeverdeling. Kozijndeur met tweedelig bovenlicht. Stal: rechthoekige kozijndeuren.
Achtergevels: lage aanbouwsels tegen stal en schuur.
Rechts bevindt zich een lage kleine stal onder aanleunend lessenaarsdak.
Voormalige lage hopast onder zadeldak (nokrichting loodrecht op het boerenhuis, Vlaamse pannen) met overstekende dakrand op houten modillons, uit het eerste kwart van de 19de eeuw. Stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen op dito voeting; volledig versteend linker gedeelte. Het interieur had naar verluidt oorspronkelijk twee gemetselde drooginstallaties (een vuurplaats + een trechter).