erfgoedobject

Hoeve met hopast en hopmagazijn

bouwkundig element
ID
31246
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31246

Juridische gevolgen

Beschrijving

De site met het woonhuis en bijbehorend hopmagazijn-hopast is ten westen van de stadskern van Poperinge gelegen langsheen de verbindingsweg tussen Poperinge en Watou. Het gebied ten noorden en ten zuiden van de Watouseweg is erg landelijk en wordt heden getypeerd door akker- en weilanden. Oorspronkelijk was de site omgeven met hopvelden (zie bijlage).

De site bestaat uit een woonhuis en bijbehorend hopmagazijn en hopast met omringende akkerlanden. Ten westen van het woonhuis aanwezigheid van een hopveld dat werd ingericht om demonstraties aan toeristen te geven. Het woonhuis is ingericht als een Bed and Breakfast.

Historiek

De gebouwen op de site Watouseweg nummer 5 te Poperinge zijn fasegewijs tot stand gekomen. Volgens het kadaster (zie bijlage) worden in 1874-1875 het huidige woonhuis en twee kleinere bijgebouwen op een stuk land langsheen de 'Steenweg van Watou naar Poperinghe' gebouwd. De vermoedelijke bouwheer Benoit Carton liet hier de huidige woning bouwen. Vanaf 1905 komen we Jules Carton, de zoon van Benoit Carton, tegen als hophandelaar in de weegboeken van de stadsschaal van Poperinge. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liggen de activiteiten van hophandel Carton stil. Na de oorlog in 1918 wordt opnieuw melding gemaakt van hophandel Carton.

Momenteel wordt de hop door de hopboer rechtstreeks aan brouwerijen verkocht, maar tot voor kort stonden de hophandelaars tussen producent en afnemer. Zij kochten de gedroogde hop bij de hopboeren op. De hop werd opgeslagen in beeldbepalende bakstenen hopmagazijnen. Door middel van een hoppers werd de hop in typische hopzakken verpakt. Oorspronkelijk stonden zij ook in voor het zwavelen van de hop, maar uiteindelijk namen veel hopboeren deze handeling op zich.

Georges Carton liet een grote industriële hopast met bijbehorende magazijnen bouwen in 1922 (zie de datering in de zijpuntgevel door middel van baksteenkoppen). In het bouwjaar 1922 wordt volgens de weegboeken 6.824 kilogram hop naar de stadsschaal gebracht door hophandel Carton. In 1923 wordt melding gemaakt van 8.192 kilo. Voor de jaren 1924 en 1925 wordt hij niet vermeld maar in 1926 wordt 13.949 kilo naar de stadsschaal gebracht. Volgens een prentbriefkaart van 1933 (zie bijlage) was het hopmagazijn en de hopast een gebouw van twee bouwlagen hoog onder een pannen mansardedak. De prentbriefkaart geeft de weergave van de noordgevel. De begane grond is opengewerkt met een grote rechthoekige poort, twee segmentbogige deurtjes die een spitsboogpoort flankeren (tot op heden zijn de sporen van de vroegere muuropeningen nog aanwezig). De bovenvensters zijn rechthoekig. De bovenverdieping is via een houten buitentrap toegankelijk. Via een segmentbogige deuropening kon de hop op de vlaak worden gelegd. Erboven bevond zich een laadluik met katrolsysteem om de hop op de zolder te leggen.

Volgens het kadaster wordt pas in 1927 het woonhuis uitgebreid met een ast en hopmagazijn. Vermoedelijk gaat het om een verbouwing na 1933 (zie postkaart) van een ouder volume dat werd gebouwd in 1922 (zie de datering van de zijpuntgevel met baksteenkoppen).

De nieuwe eigenaar André Van Exem, de vader van de huidige eigenaar, liet in 1968 het woonhuis uitbreiden in noordelijke richting. Tegen de noordgevel van de ast werd een loods gebouwd. De loods werd gebruikt om de plukmachine een plaats te geven. In 1974 wordt de hoeve overgenomen door Guido Van Exem. In 1975 had het bedrijf nog 13 hectaren hop staan. De hopvelden lagen volgens oude foto's (zie bijlage) op de percelen ten oosten, ten westen en ten noorden van de hoeve. Momenteel heeft de eigenaar een klein stukje hopveld staan, maar louter met toeristische doeleinden.

Beschrijving

De site bestaat uit een burgerhuis van een hopboer, een aanpalende grote hopast en een hopmagazijn.

Burgerhuis

Het woonhuis wordt volgens het kadaster gebouwd in 1875 (zie bijlage). Het resultaat is een symmetrisch opgebouwd dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak (mechanische pannen). De voortuin is toegankelijk via een smeedijzeren toegangshek bevestigd aan gietijzeren pijlers. De afsluiting van de voortuin is deels behouden, enkel de gietijzeren pijlers zijn nog aanwezig waaraan een metaaldraad is bevestigd.

Het woonhuis is gebouwd met rode baksteen. De voorgevel is voorzien van een cementbezetting, vermoedelijk daterend uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. De gevel wordt horizontaal belijnd door de plint van pseudobossage, de doorgetrokken onderdorpels van de benedenvensters, de doorgetrokken onderdorpels op de bovenverdieping en de gelede waterlijst onder de goot. De oorspronkelijke kroonlijst voorzien van houten klossen, bevindt zich vermoedelijk onder de kunststoffen planchetten. De gevel is voorzien van schijnvoegen die eveneens zorgen voor de horizontale belijning. De gevel is opengewerkt met segmentbogige muuropeningen gevat in een geprofileerde omlijsting met een vlakke sluitsteen. De plint is opengewerkt met twee rechthoekige betraliede kelderopeningen. Op de borstwering van de bovenvensters paneelwerk. De zijgevel van rode verankerde baksteen is voorzien van een gecementeerde plint. De gevel is opengewerkt met rechthoekige aangepaste muuropeningen. Het woonhuis staat in verbinding met het hopmagazijn-hopast via een volume van anderhalve bouwlaag onder een zadeldak bedekt met mechanische pannen. Via dit volume kon de hop op de hopzolder van het woonhuis gelegd worden.

Hopmagazijn en hopast

Het hopmagazijn en de daarbij horende asten zijn fasegewijs tot stand gekomen. Het oudste gedeelte, daterend van 1922 (zie datering zijgevel) werd verhoogd na 1933 (zie prentbriefkaart van 1933) (zie bijlage) en getuigen van de heropleving van de hopteelt na de Eerste Wereldoorlog. De ast en het hopmagazijn zijn ondergebracht in een bakstenen gebouw van twee en een halve bouwlaag hoog onder een zadeldak bedekt met mechanische pannen. Op het dak zijn twee windvangen of 'zotten' geplaatst.

De ast: Oorspronkelijk waren in dit gebouw twee afzonderlijke asten met elk een eigen schouw en windvang. Volgens een prentbriefkaart van 1933 zijn er twee schouwen en windvangen te zien. Tegen de deur op de eerste verdieping was oorspronkelijk een trap geplaatst waarlangs men de versgeplukte hop naar boven droeg en via deze weg de asten bevoorraadde. Deze ast sluit aan bij het type van 'hoge asten met schouw en windvang'. De hopast heeft een dubbele eestvloer. De hoogte tussen deze vlaken en de schouwen is minstens vijf meter. Dit is vrij hoog, maar het bevorderde de luchtcirculatie. In de jaren 1930 werd met de invoer van de elektriciteit de luchtstroom verder geactiveerd door het plaatsen van een 'aspirateur' onder de schouw. Deze asten werden ook gebruikt om de hop te zwavelen. Later werd een derde ast achteraan in het gebouw bijgebouwd. De asten hebben een houten vlaak. De vlaak bevat compartimenten die kunnen openklappen om de hop op de onderliggende vlaak te laten vallen. Onder de ast bevindt zich de 'helle'. Hier bevindt zich een houten frame met kippendraad en een hangsysteem om de grote hopzakken aan te hangen waarin men de gedroogde hop kan opvangen. In de helleruimte werden oorspronkelijk cokespotten gebruikt. In de jaren 1960 werden de cokespotten vervangen door een brander van het systeem van Gilbert Vandermoortele. Na het drogen van de hop werden de zakken met hop door middel van een katrolsysteem naar de zolder van het huis gebracht.

Hopmagazijn: Het linkergedeelte van het gebouw bestaat uit hopmagazijnen. Dit is samen met het huidige hopmuseum vermoedelijk het laatste bestaande hopmagazijn, in zijn oorspronkelijke staat, dat in Poperinge aanwezig is. Het magazijn is via een trap toegankelijk. Aanwezigheid van het luiwerk, een soort katrolsysteem om de zakken naar boven te halen.

  • KADASTERARCHIEF WEST-VLAANDEREN, 207: Mutatieschetsen, Poperinge, 1875/59, 1927/71, 1968/30, 1980/39.
  • BECUWE F. 2008: Aanbeveling tot bescherming van hopgebonden industrieel erfgoed in Poperinge en Asse/Dilbeek, onuitgegeven nota.
  • DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 11n 2. Provincie West-Vlaanderen. Arrondissement Ieper. Kanton Poperinge, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Bestuur voor Monumenten en Landschappen, Turnhout, 237-238.
  • VANDERMARLIERE G. 2005: De kroniek van de Poperingse hoppeteelt, 1800-1850, Ieper.
  • VANDERMARLIERE G. 2006: De kroniek van de Poperingse hoppeteelt, 1850-1868, Ieper.
  • VANDERMARLIERE G. 2007: De kroniek van de Poperingse hoppeteelt, 1869-1885, Ieper.
  • VANDERMARLIERE G. 2007: Een representatieve inventaris van het bouwkundige hoperfgoed in de streek van Poperinge, s.l.
  • VANDERMARLIERE G. [s.d.]: Een historische schets van de ontwikkeling van de hopasten in de streek van Poperinge, Ieper.

Bron: Beschermingsdossier DW002441 (2009)
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve met hopast en hopmagazijn [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31246 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.