Teksten van Kasteeldomein 't Couthof

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31314

Kasteeldomein 't Couthof ()

Het kasteel ’t Couthof, gebouwd als zomerverblijf in 1763, wordt omgeven door een 19de-eeuws park in landschappelijke stijl, getypeerd door een vijver, graslanden, visuele assen en her en der verspreide tuinornamentiek en -meubilair en gebouwen.

Historiek

Het kasteel ‘t Couthof werd gebouwd als zomerverblijf in 1763 door Jean Francois de Sales de Mazeman en aangepast in de 19de eeuw. De heerlijkheid Couthof werd reeds vermeld in 1350. De familie van Hoorn, eigenaars van de heerlijkheid bouwde er een huys van plaisance. De verdwenen buitenplaats lag op een motte aan de huidige Gravendreef. In 1743 kwam de heerlijkheid in het bezit van de familie Mazeman. Jean François de Sales Mazeman, zoon van de aankoper, raadspensionaris en griffier van de stad Poperinge was woonachtig te Poperinge en betrok het kasteel als zomerverblijf.

Baron Jules Joseph Thimothee Mazeman, burgemeester van Proven, nam in het derde kwart van de 19de eeuw het initiatief voor de verbouwing van het kasteel, de aanleg van het kasteelpark en het ontginnen en het esthetiseren van de omliggende boslandschappen met aangepaste architectuur. Samen met zijn tijdgenoot Jules Karolus Cornelius Van Merris, kasteelheer van het nabijgelegen kasteel De Lovie, drukte hij tijdens het derde kwart van de 19de eeuw zijn stempel op de omgeving. Zij gaven impuls tot het verfraaien en het ontginnen van het beboste landschap rond hun kastelen, waarin een aangepaste architectuur kaderde, die beantwoordde aan hun esthetische verlangens. Deze twee sites, ontstaan rondom beide kastelen, zijn gekenmerkt door een landelijke architectuur, die zich voornamelijk op het vormelijke en het decoratieve vlak onderscheidt van de traditionele hoevebouw. De gebouwen, tot stand gekomen in de periode 1865-1875 op initiatief van Baron J. Mazeman de Couthove, vertonen uitgesproken neogotische kenmerken, onder meer spitsbogen, trapgevels, gotische profileringen en lisenen. De gebouwen rond De Lovie, opgetrokken in de periode 1855-1865, worden gekenmerkt door een eclectische stijl met zowel gotisch als neoclassicistische inslag.

Het kasteel Couthof bleef tot 1945 bewoond door de familie Mazeman de Couthove. Bij gebrek aan erfgenamen werd het in bezit gesteld van de familie d’Udekem d’Acoz, die op het moment van de bescherming (2002) nog steeds het kasteel bewoont.

De mutatieschetsen in het historisch kadaster vertonen de volgende evolutie in het domein. Voor 1835 (oprichting van het kadaster) bestonden reeds het kasteel, vermoedelijk opgericht in 1763, een lang smal volume evenwijdig met de straat; een vermaakweide met een haaks op de straat gelegen gebouw ten noorden ervan; een rechthoekige vijver achter het kasteel; een kleine woning recht tegenover het kasteel, op de plaats van de conciërgewoning. In 1860 werd het kasteel verbouwd met onder meer de aanbouw van de twee haakse vleugels; het volume van het koetshuis en de achterliggende stallingen, gelegen ten noorden van het kasteel en gedateerd 1851, verschijnen op de situatieschets, volgens de kadastergegevens werden ze gebouwd ter vervanging van een klein huisje; bouw van een landgebouw op plaats waar heden de houten bergplaats in vakwerkbouw staat. In 1883 volgde de bouw van een luifel tussen de twee haakse vleugels van het kasteel, deze luifel is vervangen door een recente bakstenen constructie; de aanleg van de lusthof (het huidige park); aanleg van de moestuin met tuinmanswoning en drie serres; aanpassing van de volumes ten noorden van het kasteel tot koetshuis. In 1886 werd de serre gebouwd in de moestuin; opmaak van de situatieschets van de uitbreiding van de conciërgewoning aan straatoverzijde, welke er volgens de beschrijvingen reeds 4 jaar stond. In 1893 volgde de aanbouw van een rechthoekig volume, heden bureau en keuken aan de noordgevel van het kasteel. In 1903 werd de situatieschets opgemaakt van het neoclassicistisch paviljoen ten oosten van het kasteel, welke er volgens de beschrijvingen reeds 30 jaar stond; afbraak van een serre in de moestuin. In 1941 werd de hovenierswoning uitgebreid. In 1966 werden de kleine volumes (lift) aan de zuidgevel van het kasteel aangebouwd. De serres in de moestuin werden in 1973 afgebroken.

Beschrijving

Kasteel

Het kasteel is een imposant gebouw met dubbelhuisopstand van dertien traveeën en twee en een halve bouwlaag onder een leien schilddak (nok evenwijdig met de straat), in de kern opklimmend tot 1763, maar met een 19de-eeuws, neoclassicistisch uitzicht. Het betreft een baksteenbouw met gecementeerde lijstgevel: het middenrisaliet van drie traveeën bevindt zich onder een driehoekig fronton, waarin een uurwerk en rankwerk zijn aangebracht. De gevel wordt onderverdeeld door ritmerende pilasters; gekorniste puilijst; entablement versierd met leeuwenkoppen onder houten gekorniste kroonlijst op klossen. De rechthoekige vensters staan in een geriemde omlijsting; de arduinen onderdorpels op gegroefde consoles zijn aangebracht bij de risalietvensters van de halve bouwlaag. Deurvensters met gietijzeren leuningen bevinden zich op de verdieping in het middenrisaliet. Eronder zijn drie deels beglaasde vleugeldeuren met aansluitend bordes onder glazen luifel geplaatst met flankerende gietijzeren vazen op voetstukken. Luiken zijn voorzien op de begane grond, verder is het houtwerk vernieuwd. De achtergevel van wit beschilderde baksteen is vlakker uitgewerkt, echter met analoge opstand. Twee lage uitbouwen van drie traveeën links en rechts worden afgedekt door een plat dak, waarboven een terras met balustrade. Tussen beide vernoemde aanbouwen staat een recentere uitbouw van één bouwlaag onder een plat dak. Tegen de noordelijke zijgevel leunt een aanbouw onder zadeldak aan. Tegen de zuidgevel bevindt zich de uitbouw van de liftkoker.

De plattegrond ontvouwt zich als volgt: aan de voorzijde loopt een gang over de lengte van het gebouw uitgevend op het trappenhuis rechts; oorspronkelijk gaf de vestibule toegang tot drie salons. Als gevolg van aanpassingswerken werd de gang opgenomen in de meest linkse kamer, zijnde de eetkamer. De gang omvat wisselend zwarte, witte en gevlamde marmer gelegd in strikmotief; een cassetteplafond, stucwerk met centraal acanthusbladrozet met kleine lustertjes in Venetiaans glas. De vleugeldeuren in een stucomlijsting met dito supraportes geven toegang tot de drie salons. Alle salons zijn voorzien van parketvloeren, stucplafonds, marmeren (grijs) schouwen - onder meer in twee salons met acanthusblad motief -, vleugeldeuren met behouden hang- en sluitwerk. Het trappenhuis is afgedekt door een met stuc uitgewerkt koepelplafond. De gietijzeren slingertrap heeft houten treden.

De indeling op de bovenverdieping is analoog: een lange smalle gang bevindt zich aan de voorzijde, waarop de slaapvertrekken uitgeven. In de zuidelijke haakse uitbouw ligt de laat-19de-eeuwse kapel. Het betreft een achtzijdig bedehuis onder een koepelplafond met zenitale verlichting. De eclectische, neorococo-getinte aankleding is rijkelijk uitgewerkt met beschilderd stucwerk met verwerking van christelijke symboliek.

Park

Het kasteel ligt midden in een kasteelpark in landschappelijke stijl met grote loof- en naaldhoutbomen en -bossen in een halfopen landschap. De 19de-eeuwse aanleg bestaat uit ten noorden van het kasteel een park met grasland, grindpaden en een landschappelijke vijver waarover een gietijzeren boogbrug loopt; ten oosten een moestuin met hoge leifruitmuren en restanten van een laagstamboomgaard met verdwenen druivenserre met kwartrond beloop, toegankelijk via een gietijzeren hek; ten zuiden een begraasde voortuin en met grint bedekt erf als oprit en restanten van een centrale bloemencorbeille en een monumentale 'Medici'-vaas op neorenaissance-voetstuk: de twee toegangen worden gemarkeerd door een gietijzeren toegangshek met ingewerkte wapenschildjes waarop “MDC 1865”, tussen dito hekpijlers met vaasbekroning. Aan de straatoverzijde bevindt zich een identiek toegangshek. Een lindenrij aan weerszijden van de Couthoflaan loopt ter hoogte van het kasteel; ten zuiden aan de straatoverzijde ligt een weiland met belendende bossages bestaande uit loof- en dennenbomen, deel uitmakend van het kasteelpark; ten westen ervan bevond zich het verdwenen doolhof bestaande uit levende hagen, waarin de neogotische galg als oriëntatiepunt fungeerde.

Het kasteelpark is gelegen op een tertiaire kleiformatie (Formatie van Ieper) met quartaire zandleem en jongere kleiige afzettingen in de beekdepressie van de Klijtebeek op de overgang van matig tot sterk gleyige zandleemgronden met wel of niet sterk gevlekte textuur B horizont met een kleisubstraat of kleizandsubstraat beginnend op geringe diepte (voornamelijk gesitueerd in het zuidoostelijk gedeelte) enerzijds en anderzijds (voornamelijk gesitueerd in het noordwestelijk gedeelte) van matig gleyige gronden op kleiig materiaal tot sterk gleyige kleigronden met niet bepaalde profielontwikkeling die zwaarder worden in de diepte of die gelegen zijn op een kleizandsubstraat beginnend op geringe diepte. Het kasteelpark ligt met andere woorden op natte alluviale kleigronden en nattere zandleemgronden.

Ten westen van het kasteel bevinden zich het koetshuis en achterliggende stallen, waartussen een begraasd erf ligt, afgezet met een gietijzeren omheining, te midden staat een merkwaardige duiventil in pittoreske stijl. Het neoclassicistisch koetshuis met omlopende gekasseide stoep is een dubbelhuis van vijf traveeën onder een plat dak, gedateerd 1851 door middel van een wapensteen boven de centrale rondboogpoort, waarop twee gekoppelde wapenschilden zichtbaar zijn met eronder een banderol met spreuk: “MELIOR VIGILANTIA SOMNO MOZANDER”. De rode en gele baksteenbouw op een arduinen plint heeft een centraal poortrisaliet en twee hoekrisalieten gemarkeerd door geblokte hoekbanden. De rechthoekige vensters zijn opgenomen in een vlakke, bakstenen omlijsting; arduinen lekdrempels, bijkomende geprofileerde arduinen kroonlijst boven de benedenvensters van de hoekrisalieten. De centrale rondboogpoort met een geprofileerde arduinen booglijst staat op dito imposten; de recente houten poort heeft een behouden bovenlicht met waaiervormige roedeverdeling. Links en rechts ervan zijn twee korfboogpoorten op doorgetrokken arduinen imposten aangebracht met deels beglaasde poorten met houten traceringen. De zij- en achtergevels zijn opgericht in een vereenvoudigde bouwtrant.

De stallen zijn in een aansluitende, weliswaar vereenvoudigde bouwtrant opgericht. Het nutsgebouw telt zeven traveeën en een anderhalve bouwlaag onder schilddak van golfplaten (nokrichting evenwijdig met het koetshuis). De verankerde bakstenen pilastergevel staat op een gepikte plint. Een bakstenen band loopt door tussen de verdiepingen. Halfronde vensters zijn aangebracht op de halve bouwlaag. De rondboogdeuren zijn gekoppeld, onder meer blinde, op imposten. De centrale inrijpoort is rechthoekig.

De pagodevormige duiventil omvat onderaan een hondenhok. Het achtzijdige gebouwtje in imitatie-vakwerkbouw onder een zinken tentdak heeft een omlopend luifeltje met een sierlijst (metaal) op schoorstukken, ter hoogte van het duivenhok. Het hondenhok heeft een zinken afdak. Rond- en spitsboogvormige muuropeningen zijn gevat in een omlijsting van donkere baksteen.

Ten westen bevindt zich een vermoedelijk schuurtje met een rechthoekige plattegrond onder een schilddak van Vlaamse pannen met een overstekende dakrand. De vakwerkbouw heeft een getrapte, bakstenen voeting, waarboven drempelhout met stijlen (= boomstammetjes); de vakken zijn opgevuld met genageld takhout in visgraat- en ruitverband. De rechthoekige poort staat in de lange zijde. Het stapelgebint bestaat uit vier spanten.

Ten noordwesten van het kasteel bevindt zich een houten barak, oorspronkelijk deel uitmakend van het Elisabeth Hospitaal Couthove, opgericht tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Ten noorden van het kasteel strekt zich de landschappelijke vijver uit, aansluitend op een zijloop van de Klijtebeek. Te midden van de waterpartij, in de centrale noordwest-zuidoost as van het kasteelpark, is een ijzeren boogbrug aangelegd, voorzien van een gietijzeren geajoureerde leuning met hogelmotief. Een klein eiland ligt midden in de vijver.

Aan de noordzijde van de vijver, deels in het water opgetrokken, staat een eenbeukig boothuis onder een zadeldak van zwarte mechanische pannen met een ijzeren vorstkam en uitgewerkte windborden aan de voor- en achterzijde. Het stijl- en regelwerk heeft een afwisselend rood en wit beschilderde plankenbeschieting. Een getoogde opening is voorzien aan de vijverzijde.

Ten noorden van de vijver bevindt zich een zeszijdig pittoresk tuinhuisje met oosterse inslag met uitzicht op het kasteel, onder een kort overstekend tentdakje van golfplaten (oorspronkelijk vermoedelijk stro). De rode baksteenbouw heeft hoeken verstevigd door middel van geschoorde knoestige iepenhouten 'pilasters'. Iedere zijde is voorzien van een rechthoekig casement met oeil-de-boeuf geajoureerd door baksteen in ruitverband. Aan de zuidzijde is een rechthoekige deuropening onder een houten latei met analoog geajoureerd bovenlicht voorzien. Sporen van oorspronkelijke beschildering tonen een omlopende blauw-grijze band bovenaan, blauw in afwisseling met geel in het casement en een grijze plint.

Ten noordoosten van het kasteel is een achtzijdig tuinpaviljoen opgericht. De deels opengewerkte, achtzijdige houten constructie bestaat uit een tentdak (golfplaten, oorspronkelijk vermoedelijk stro) op een geschoorde middenstijl en acht geschoorde stijlen op de hoeken. Het paviljoen is aan de noordoostzijde afgesloten: drempelhout met stijlen (= boomstammetjes), vlakken opgevuld met genageld takhout in ruitverband; bij de wand aansluitende houten banken. Aan de zuidwestzijde is het paviljoen open met zicht op de centrale noordoost-zuidwest as met vijver en kasteel als afsluiter.

Een monumentale witgeschilderde gietijzeren tuinvaas (Medici-type) staat op een dito neorenaissance-sokkel, de pendant van de vaas staat op een voetstuk in de voortuin.

Ten noordoosten van het kasteel is een imposante ijskelder aangelegd, bekroond met een neoclassicistische tuinkoepel op een heuvel, ervoor staan gietijzeren balustrades op bakstenen sokkel. Het zeszijdige tuinpaviljoen heeft een koepeldak met ruitvormige zinkbekleding. De rode baksteenbouw vertoont sporen van de oorspronkelijke beschildering: rode en gele verfsporen en wit en zwart geschilderde voegen. De halfronde overhoekse pilasters - met Dorische vormgeving en gecementeerd aan de westzijde - zijn aangebracht ter ondersteuning van het entablement afgewerkt met houten lijst; erboven, per zijde een driehoekig fronton gevat tussen en bekroond met vazen (zink), enkele eraf gevallen, maar ter plaatse aanwezig. De westzijde is opengewerkt door middel van rondbogige muuropeningen in het verlengde van de visuele noordoost-zuidwest as. Binnenin is het vlak afgedekt door middel van een houten bebording met centraal rozet. De tuinkoepel heeft een rood-witte cementtegelvloer en bepleisterde wanden met resten van art-nouveaugetinte fresco’s: vrouwenfiguur onder een arcade. Eronder bevindt zich de deels ingegraven ijskelder van het type omgekeerde peer, aan de oostzijde toegankelijk via een halfrond uitgegraven toegang met wanden van baksteen en ijzerzandsteen. De toegangsdeur is getoogd. Het sas omvat restanten van de binnendeur. De ijskelder heeft een bakstenen kegelgewelf.

Bij de overgang van de bovenloop van de beek naar de vijver is een vlakke rotsbrug van veld- en ijzerzandsteen met recuperatie gietijzeren halve balusters, opgevuld met cementspecie, als lage reling, aangelegd.

Het bomenbestand bestaat uit bruine beuk, gewone beuk, zomereik, Amerikaanse eik, witte paardenkastanje, tamme kastanje, zomerlinde, zilverlinde, gewone es, grauwe abeel, zilverspar, fijnspar, moerascipres, tranenden, Canadapopulier met een struiklaag met onder andere rode bes en geelgerande buxus en met een kruidlaag met onder meer kleine maagdenpalm, maarts viooltje en sneeuwklokje.

Ten zuiden van het kasteel bevindt zich de moestuin met hoge leifruitmuren met ten zuiden ervan resten van een boomgaard. De moestuin is ommuurd aan de noord-, oost- en zuidzijde ten behoeve van onder andere leiperen en perzikwaaiers (restanten van gesmede spijkers, krammen en spalierwerk). De oostelijke muur is hoger opgetrokken, deze is voorzien van afgeronde hoeken en van steunberen, welke hier en daar nog bekroond zijn met gietijzeren siervazen. Resten van de oorspronkelijk aanleunende druivenserre zijn nog zichtbaar, zie de rechthoekige verluchtingsgaten. De noordelijke en zuidelijke muren zijn doorbroken door een gietijzeren toegangshek tussen dito pijlers. De zuidelijke muur is deels omgevallen. Tegen de oostelijke muur staat een klein nutsgebouwtje met een rechthoekige plattegrond, dat vroeger dienst deed als stapelplaats voor tuinpotten.

In de westelijke hoek van de moestuin bevindt zich de pittoreske hovenierswoning. Deze lage woning heeft een rechthoekige plattegrond van twee traveeën en wordt afgedekt door een overstekend schilddak van zwarte mechanische pannen, voorzien van een gietijzeren vorstkam. De bepleisterde en donkerrood beschilderde vakwerkbouw staat op een lage bakstenen voeting. De hoeken en muuropeningen worden benadrukt door donkerbruin beschilderde en niet geschaafde boomstammen. De woning is toegankelijk via een deur in de noordelijke zijgevel. De plattegrond ontvouwt twee opeenvolgende kamertjes, met in de eerste kamer een tegelvloer, hoge houten plinten en houten rekken tegen de muren. De tweede kamer heeft een bepleisterd plafond met centraal een rozet en een schouwmantel van gesinterde baksteen met houten tablet. Ervoor staat een ovaal waterreservoir voorzien van gecementeerde, bakstenen wanden en dito toegangstrap.

Verder in de moestuin bevinden zich nog twee kweekserres met houten kap en glas (zadeldak) op een gemetselde voet.

Ten zuidwesten van het kasteel, aan de straatoverzijde, ligt de conciërgewoning (nummer 31), een alleenstaande woning van vijf traveeën en een anderhalve bouwlaag onder overstekend schilddak van mechanische pannen (nokrichting loodrecht op de straat), vermoedelijk daterend uit het derde kwart van de 19de eeuw. De geel beschilderde baksteenbouw heeft een aflijnende tandlijst, geblokte hoekbanden, muuropeningen in een geblokte omlijsting, getoogde benedenvensters met bakstenen onderdorpels, voorzien van kruisramen met grote roedeverdeling en luiken. Oeils-de-boeuf met waaiervormige roedeverdeling zijn aangebracht op de bovenverdieping. De getoogde deur heeft een tweedelig bovenlicht. De analoge straatgevel vertoont twee kelderopeningen. De aanbouwen onder een aanleunend lessenaarsdak bevinden zich tegen de achter- en rechterzijgevel.

Een neogotische bakstenen arcade, de zogenaamde ‘Uitkijk’, in de volksmond ook ‘Galge’ genoemd (aangeduid als de Gravendreef), bevindt zich midden in de weide ten zuiden van en in de visuele as van het kasteel.

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DW002203, Kasteel ’t Couthof en hoeve.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2002: Kasteeldomein 't Couthof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/184244 (geraadpleegd op ).


Kasteel 't Couthof ()

Kasteel 't Couthof gebouwd als zomerverblijf in 1763 door Jean François de Sales Mazeman; aangepast in de 19de eeuw. De heerlijkheid Couthof werd reeds vermeld in 1350; de familie van Hoorn, eigenaars van de heerlijkheid (1430-1571) bouwden er een 'Huys van Plaisance'; de heden verdwenen buitenplaats lag op een motte aan de huidige Gravendreef. In 1743 komt de heerlijkheid in het bezit van de familie Mazeman. Jean François de Sales Mazeman, zoon van de aankoper, raadspensionaris en griffier van de stad Poperinge, was woonachtig te Poperinge en betrok het kasteel als zomerverblijf. Vooral baron Jules Joseph Thimothee Mazeman, burgemeester van Proven, drukte in het derde kwart van de 19de eeuw een stempel op het kasteeldomein en de omgeving: verbouwing van het kasteel, aanleg van het kasteelpark en het ontginnen en esthetiseren van de omliggende boslandschappen met aangepaste architectuur (zie inleiding Proven).

Kasteel, gelegen midden in een parkaanleg naar Engels model met grote loofbomen. De 19de-eeuwse aanleg bestaat uit: ten noorden van het kasteel, een park met daarin met gras begroeide perken, begrinte voetpaden, en een grote vijver waarover houten bruggetje; ten oosten, een ommuurde moestuin en boomgaard met oranjerie, toegankelijk via een gietijzeren hek; ten zuiden, een met gras begroeide voortuin, en begrinte erfoprit: twee toegangen gemarkeerd door een ijzeren toegangshek met ingewerkte wapenschildjes waarop 'MDC 1865', tussen gietijzeren hekpijlers met vaasbekroning; identiek toegangshek aan de straatoverzijde; lindenrij aan weerszijden van de Couthoflaan ter hoogte van het kasteel; ten zuiden aan de straatoverzijde, weide met bosaanplanting bestaande uit loof- en dennenbomen; ten westen ervan, heden verdwenen doolhof bestaande uit levende hagen, waarin de neogotische 'Galge' als oriëntatiepunt fungeerde (zie Gravendreef).

Ten zuiden en noorden van het kasteel, vazen op metalen sokkel; ten noorden, zonnewijzer op natuurstenen sokkel; ten noorden, twee prieeltjes.

Ten westen, koetshuis en achterliggende paardenstal, waartussen een met gras begroeid erfje, afgezet met een gietijzeren omheining; centrale merkwaardige duiventil.

Ten noorden, aan de straatoverzijde, ligt de conciërgewoning (nummer 31).

Kasteel. Dubbelhuis met dertien traveeën en twee en een halve bouwlaag onder schilddak (leien). In kern opklimmend tot 1763, doch heden met een 19de-eeuws uitzicht. Neoclassicistische stijl. Baksteenbouw. Gecementeerde lijstgevel met middenrisaliet van drie traveeën onder een driehoekig fronton, waarin uurwerk en versierd met rankwerk; ritmerende pilasters onder meer op de hoeken, in kolossale orde op de bovenverdieping; gekorniste puilijst; entablement versierd met leeuwenkoppen, onder een houten kroonlijst op klossen. Rechthoekige vensters in een geriemde omlijsting; arduinen onderdorpels, op gegroefde consoles bij de risalietvensters van de halve bouwlaag. Luiken op de begane grond. Zink- en rolluikkasten met art-nouveau-getinte bloemmotieven op de verdieping. Deurvensters met gietijzeren leuningen op de bel-etage in het middenrisaliet. Drie deels beglaasde vleugeldeuren; trap en bordes onder een glazen luifel; flankerende vazen op console.

Vlakker uitgewerkte achtergevel, echter met analoge opstand. Rozegeschilderde baksteen. Twee lage uitbouwen van drie traveeën links en rechts onder een plat dak, waarboven terras met balustrade; tussen beide voornoemde aanbouwen bevindt zich een recentere uitbouw van één bouwlaag onder een plat dak. Tegen de linker zijgevel aanleunende uitbouw onder een zadeldak.

Neoclassicistisch koetshuis met omlopende gekasseide stoep. Dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een plat dak, gedateerd 1851 door middel van een wapensteen boven de centrale rondboogpoort, waarop twee gekoppelde wapenschilden; eronder, banderol met spreuk: 'Melior vigiliantia somno mozander'. Rode en gele baksteenbouw boven een arduinen plint. Centraal poortrisaliet en twee hoekrisalieten gemarkeerd door geblokte hoekbanden. Rechthoekige vensters opgenomen in een vlakke, bakstenen omlijsting; arduinen lekdrempels, bijkomende geprofileerde kroonlijst van arduin boven de benedenvensters van de hoekrisalieten. Centrale rondboogpoort met arduinen booglijst op imposten; recente poort, echter met een behouden houten waaier. Twee flankerende korfboogpoorten op doorgetrokken arduinen imposten; beglaasde poorten met houten traceringen.

Paardenstal in aansluitende, vereenvoudigde bouwtrant. Stalgebouw van zeven traveeën en anderhalve bouwlaag onder schilddak (nokrichting parallel aan het hoekhuis, golfplaten). Verankerde bakstenen pilastergevel op een gepikte plint. Puilijst. Halfronde vensters op de halve bouwlaag. Gekoppelde rondboogdeuren, onder meer blinde op imposten. Aangepaste, centrale poort.

Pagodevormige duiventil met hondenhok onderaan. Achtzijdig gebouwtje in imitatie-vakwerkbouw onder een tentdak (zink); omlopend luifeltje met sierlijstje (metaal) op schoorstukken, ter hoogte van het duivenhok; hondenhok onder afdak (zink). Rond- en spitsbogige muuropeningen in een omlijsting met donkere bakstenen.

Prieeltjes. Achtzijdig grondplan, onder tentdakje (golfplaten). Opgetrokken respectievelijk in hout, met geometrische versieringen en rode baksteen.

  • J.GH.H. 1975: Het kasteel het Couthof te Proven, De IJzerbode V.1, 1- 2.
  • VANDEWYNCKEL L. 1979: Op land leven. Een studie van een landelijke leefgemeenschap gegroeid vanuit een 19de-eeuwse maatschappij. Het Couthof - De Lovie - Het Vogeltje, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Sint-Lucas Gent, 6-9.

Bron: DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Delepiere, Anne Marie; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Huys M. 1989: Kasteeldomein 't Couthof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/31314 (geraadpleegd op ).


Huis, conciërgerie bij kasteel ()

Nummer 31. Recht tegenover de ingang van het kasteel aan de overzijde van de straat bevindt zich de conciërgerie van het kasteel Couthof. Alleenstaand huis van vijf traveeën en een anderhalve bouwlaag onder een overstekend schilddak (nokrichting loodrecht op de straat, mechanische pannen), van circa 1850. Geelgeschilderde baksteenbouw. Aflijnende tandlijst. Geblokte hoekbanden. Muuropeningen opgenomen in een geblokte omlijsting. Getoogde benedenvensters met bakstenen onderdorpels; kruisramen met grote roedeverdeling en luiken. De bovenvensters hebben oeils-de-boeuf met waaiervormige roedeverdeling. Getoogde deur met een tweedelig bovenlicht. De zuidelijke zijgevel heeft dezelfde kenmerken; twee bijkomende kelderopeningen. Aanbouwsels onder aanleunende lessenaarsdaken tegen de achter- en rechter zijgevel.


Bron: DELEPIERE A.-M. & HUYS M. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Delepiere, Anne Marie; Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Huys M. 1989: Kasteeldomein 't Couthof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/31315 (geraadpleegd op ).